Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een kerkelijke uitspraak 8

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een kerkelijke uitspraak 8

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie de uiteenzetting van Calvijn en De Cock's verbondsleer heeft gevolgd, moet het getroffen hebben, hoe zeer hij het groot voorrecht van Christen kinderen en van bondelingen accentueert. Joden, Turken en Heidenen, zoo schrijft De Cock, zijn vreemdelingen des verbonds en missen de verzegeling van de belofte Gods. Ook De Cock heeft telkens duidelijk doen uitkomen, dat wij bondelingen en heidenen niet over één kam mogen scheren, en dat wij dus ook in de bediening des Woords verbondsmatig hebben op te treden.
Wie dat vergeet, maakt geen onderscheid tusschen de prediking als roepstem tot bekeering tot den Heiden en voor het kind des verbonds. De zendeling, die de Heidenwereld intrekt, en de Dienaar des Woords, die voor een belijdende gemeente des Heeren optreedt, verkeeren niet in de zelfde condities.
De Heiden mist de blijdschap der belofte van het genadeverbond, „Ik ben uw God”, Hier is maar niet een aanbieding van het heil in Christus, zooals het voor het oor van den Heiden geschiedt; hier is veel meer. God zelf heeft Zich willen wegschenken aan het kind des verbonds, en — Prof. Wisse zegt het zoo goed — „God koos voor u, toen ge daar als onbewust van uzelf nederlaagt. Hij zeide: Deze behoort Mij te dienen en te vreezen. Daarom kwam het merk en veldteeken Christi op u”. Zie, deze Godsbemoeienis mist de Heiden. Die eed des trouwen Gods, „Ik ben uw God”, is niet verzegeld aan hen, die alleen maar hooren van het heil, maar nog geen heil bezitten uit verbondsoogpunt.
Op dat „Ik ben uw God” moet de volle nadruk worden gelegd, en duidelijk moet uitkomen, hoe God zelf de eerste was. Die Zich wegschonk aan den zondaar, opdat die zondaar zich weer zou wegschenken aan God, Hoe schoon zegt Prof. Wisse dit in zijn boekje „Ten disch geleid”, blz. 37 en 38: „Op dit punt dient gij, kinderen der geloovigen, u dan ook te toetsen en nauw te onderzoeken. Daarop zal het aankomen, wat kent ge van een persoonlijken omgang met God? Het „Ik ben uw God” aan u als kinderen des verbonds evenzeer als aan uw geloovige ouders toegezegd, kan toch alleen en eerst dan voor u zijn waarde ontplooien, als gij zelf in werkelijkheid en waarheid tot de bevinding, ervaring, of hoe het ook te noemen zij, daarvan geraakt in uw persoonlijk geloofsleven.”
Wanneer op deze wijze het verbond der genade wordt beleefd, dus niet wordt beredeneerd of verfilosofeerd, dan spreken wij er niet over, of het genadeverbond voorwaarden of eischen heeft, of de volgorde wel de logisch juiste is, of de uitverkiezing hier op de spits gedreven is. Neen, zulk een bondeling leert niet eerst, dat hij een uitverkorene is, maar veeleer, dat hij God door zijn zonden vertoornd heeft en dat hij weer met God verzoend moet worden. De vraag wordt voor zoo iemand een levensvraag: „Is er nog een middel, om de straf, op de zonde bedreigd, te ontgaan en wederom tot genade te komen?” Zie, dan treedt midden in het recht Gods de Middelaar op en is het Gods Geest, die ons werkzaamheden geeft met den Heere Jezus als onzen persoonlijken Borg, Hoe dierbaar, hoe noodzakelijk wordt nu het bedienend borgtochtelijk werk van den Middelaar, waardoor een verloren zondaar leert, hoe hij alleen voor God zal kunnen bestaan.
Zie, nu wekt die verbondsbelofte, „Ik ben uw God”, een heilige verbazing in de ziel; want wien nog nooit in stijgende verwondering het neerdalen Gods naar een verloren zondaar heeft beziggehouden, hij moge een kind des verbonds heeten, ja, God moge met Zijn verbondsacte aan de levenspoort staan, de zoodanige heeft de eerste roerselen van de verbondsbeleving nog niet van verre gespeurd.
Brakel schrijft: „Zou men het ooit kunnen gelooven, dat tusschen twee zoo ongelijke partijen (bedoeld worden: God eenerzijds en de verloren zondaar anderzijds) ooit ofte immer een verbond en zulk een verbond zou kunnen komen, tenzij God het zelve openbaarde? En nu er evenwel zulk een verbond tusschen beide komt, wat verwondering en blijdschap is dat waardig! Laat engelen, laat hemel en aarde, laat menschen verbaasd staan, dat de hooge, heilige, heerlijke God zulke vuile, booze en onnutte schepselen, in een verbond, ja, in zulk een nauw verbond van vriendschap, opneemt, en door dien goddelijken weg tot de zaligheid leidt.”
Zie, wie nu eenmaal zoo deze verbondsrelatie met God heeft mogen vinden, en den Heere Jezus als Middelaar heeft leeren noodig krijgen, door wien hij tot den Vader gaat, die blijft daar niet staan, maar die leert ook, dat zijn zaligheid tot in de diepte der eeuwigheid vast ligt, en gaat het woord beoefenen: Benaarstig u om uwe roeping en verkiezing vast te maken! Zie, dat is nu de echte schriftuurlijke orde, om met den verloren zondaar te beginnen, gelijk Paulus dat ook doet in den Brief aan de Romeinen, en dan op te klimmen tot die eeuwige, vrije, onveranderlijke daad Gods, die wij de verkiezing noemen. Hierom schrijft Paulus aan de Romeinen, dat wij naar Zijn voornemen geroepen zijn.
Zoo wijzen alle weldaden des verbonds, als roeping, wedergeboorte, rechtvaardigmaking, heen naar de eeuwigheid, zonder dat wij daarom noch van de weldaden, noch van het verbond der genade zelf leeren, dat zij van eeuwigheid zijn. Immers, al zijn Gode al Zijne werken van eeuwigheid bekend, dan zou het toch onschriftuurlijk zijn en tot groot misverstand aanleiding geven, om nu van eeuwige schepping of van een vleeschwording van eeuwigheid te spreken. Er is toch groot onderscheid tusschen den raad Gods en de uitvoering van dien raad. Zoo gaat het ook met het verbond der genade, dat midden in de historie optreedt en dat zijne fundeering vindt niet in den wisselenden stand van den geloovige, maar in Gods eeuwigen vrederaad, door de theologie genoemd: Het verbond der verlossing of de Raad des vredes.
De Geref. Gemeenten willen van deze onderscheiding niet weten. In dezen volgen zij geheel Comrie, die weder op zijn beurt de Engelsche theologie heeft gevolgd. Het zou ons hier te ver voeren, om dezen Engelschen scholastischen invloed in Holland te bespreken, maar wij voor ons sluiten ons liever aan bij onze oude reformatoren, die nimmer spraken van een eeuwig genadeverbond en liever de schriftuurlijke lijn volgden.
Prof. Bavinck zegt hiervan: „In het verbond der verlossing is Christus het representeerend Hoofd, maar in het verbond der genade is Hij Middelaar. Het verbond der verlossing blijft tot Christus beperkt, vertegenwoordigende Zijn uitverkorenen, en eischt van Hem het dragen van de straf en het volbrengen van de wet in de plaats van Zijn uitverkorenen. Het genadeverbond breidt zich over en door Christus tot de menschen uit en eischt geloof en bekeering, die Christus niet in onze plaats heeft volbracht of kunnen volbrengen. Het verbond der verlossing loopt over de verwerving der zaligheid, is eeuwig en kent geen historie. Het genadeverbond handelt over de toepassing der zaligheid, neemt in den tijd een aanvang en heeft onderscheiden bedeelingen.” Laat ons nu niet meenen, dat dit een spitsvondige onderscheiding is, die wij best kunnen laten glippen, want zoo staan de zaken hier niet. Brakel zegt van deze onderscheiding en van dit verbond der verlossing: Men moet niet meenen, dat dit maar tot overdenking van het verstand is, en dat men, het gezien hebbende, daar mag laten staan want het is de grond van alle vaste vertroosting, blijdschap, verwondering en verheerlijking Gods; daarom moeten wij zoeken deze leer wel te verstaan, en gedurig te gebruiken.”
Ja waarlijk, het is de moeite waard, Brakel op dit punt even te hooren.
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1929

De Wekker | 6 Pagina's

Een kerkelijke uitspraak 8

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 mei 1929

De Wekker | 6 Pagina's