Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Iets over den Bijbel 8

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over den Bijbel 8

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Al de Schrift is van God ingegeven,” schrijft de Apostel Paulus aan Timotheus, en Petrus schrijft tot versterking der geloovigen: „De heilige menschen Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben ze gesproken.”
De ingeving der Heilige Schrift, de inspiratie of theopneustie, is dus het werk van den Heiligen Geest, den derden Persoon in het goddelijke Wezen, door Wien èn Vader èn Zoon werken. Geen schepping zonder den Geest, die broedende op de wateren zweeft; geen herschepping zonder den Geest, die de Geest der levendmaking is. Ook geen openbaring zonder den Geest, zoowel in droom en verschijning als in Woord.
Maakt de Heere daarvoor gebruik van menschen, zoodat wij kunnen zeggen, dat de Bijbelschrijvers gesproken of geschreven hebben, wat zij geschreven hebben is van den Heiligen Geest. Deze heeft hen gedreven. Men heeft op verschillende wijze getracht dat gedreven-worden te verklaren, door de verhouding te omschrijven tusschen den Heiligen Geest en de schrijvers.
Een der oudste opvattingen is wel die der mechanische inspiratie. De schrijver is daarbij niet dan een machine, een mechaniek, waarvan zich de H. Geest bedient, gelijk een schrijver zich bedient van pen of potlood of schrijfmachine, op zichzelf onmachtige, doode dingen, doch die als werktuig dienen tot het neerschrijven van feiten en gedachten. De schrijver is bij deze beschouwing eigenlijk niet meer dan een ding, of, minder sterk uitgedrukt, hij is gelijk aan het onwetende kind, welks hand geleid en bestuurd wordt door vader of moeder en dat schrijft zonder persoonlijk daarin te moeten medeleven. Dat deze beschouwing niet opgaat, wordt aangewezen door Luk. 1 : 1—4 en I Petr. 1 : 10,11.
Een andere is die van de dynamische inspiratie. Hierbij zet de H. Geest de schrijvers aan; Hij zet hen in beweging, gelijk een dynamo dit een machine doet. Zoo verleent de Heilige Geest dan aan de schrijvers de krachten van verstand en hart, die zij noodig hebben, om te schrijven over God en Goddelijke zaken. Deze dynamische inspiratie maakt geen wezenlijk onderscheid tusschen de Bijbel-schrijvers en andere schrijvers over godsdienstige onderwerpen; er is alleen een gradueel verschil. Van den Bijbel als het Woord van God blijft op die manier weinig over.
Een derde is die der dualistische inspiratie, waarbij noch. de schrijvers werktuigen zijn, noch de H. Geest aandrijver is. De schrijvers hebben onderzocht en opgeteekend, maar de Heilige Geest heeft daarbij den dienst gedaan van een corrector, die dan alleen optrad, als de schrijvers van het goede pad zouden geraken. Dit is inzonderheid het Roomsche standpunt.
Eindelijk is er nog een vierde opvatting, waarmede wij ons het best vereenigen kunnen. Het is deze, dat de H. Geest en de schrijvers zóó een zijn geweest in het schrijven, dat de zaken en de woorden der schrijvers de zaken en de woorden des Geestes zijn, en de zaken en de woorden des Geestes de zaken en de woorden der schrijvers. Men noemt dit de organische inspiratie. Daarbij blijft de bijzondere geaardheid van de schrijvers volkomen gehandhaafd; hunne persoonlijkheid wordt geen geweld aangedaan. Jesaja is nu eenmaal anders dan Jeremia, en Petrus is anders dan Paulus. Duidelijk komt dit uit bij het lezen hunner geschriften. Maar ook den Geest geschiedt volle recht. Hij heeft zich van de schrijvers bediend, van de schrijvers, die Hij zelf gevormd heeft en wien Hij wijsheid en verstand gegeven heeft tot onderzoek en die Hij in die wijsheid en dat verstand geleid heeft in alle opzichten, zoodat zij niet alleen voor dwaling werden behoed, maar ook in alle waarheid geleid.
Aldus is heel de Schrift openbaring Gods en, zij het door bemiddeling van menschen, als met den vinger des Geestes geschreven.
Het maakt voor ons geen onderscheid, of het een woord is van Mozes of van Maleachi; van Mattheus of Johannes; van Genesis tot Openbaring het ééne woord van God!
En wij nemen het Woord, gelijk wij het ontvangen hebben, in alle deelen heilig en canoniek, om ons geloof er naar te reguleeren, daarop te gronden en daarmede te bevestigen.
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1929

De Wekker | 4 Pagina's

Iets over den Bijbel 8

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1929

De Wekker | 4 Pagina's