Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus 39

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus 39

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

6 14—29. JOHANNES DE DOOPER ONTHOOFD. (2)

Herodias, zeiden we, heeft haar zin gekregen.
En als er een welgelegen — ja, wèl welgelegen voor den satan en Herodias — dag gekomen was, toen Herodes op den dag zijner geboorte een maaltijd aanrichtte voor zijne grooten en de oversten over duizend en de voornaamsten van Galilea, en als de dochter van deze Herodias inkwam en danste, en Herodes en die mede aanzaten. behaagde. zoo zeide de koning tot het dochterken: Eisch van mij wat gij ook wilt en ik zal het u geven; en hij zwoer haar: Zoo wat gij van mij zult eischen, zal ik u geven, ook tot de helft mijns koninkrijks.
Opmerkelijk is in den stijl van dezen zin het heen spoeden der gedachten naar de belofte van Herodes. Ook trekt de aandacht deze Herodias, waarin als met den vinger heen gewezen wordt naar de beruchte, die in deze geschiedenis zich zoo doortrapt gemeen en bloeddorstig heeft laten kennen.
Een feestmaal op een verjaardag is zeker niets ongewoons, en dat Herodes zulk een maaltijd heeft aangericht, is op zichzelf nog niet te veroordeelen. Het schijnt evenwel, dat Herodias dit maal wel een goede gelegenheid heeft geacht, om Herodes in den val te krijgen. Zij heeft haar dochtertje er heen gezonden; Josephus noemt haar Salome, Was het onder de Joden geen gebruik om danseressen te noodigen, deze danseres wordt ook niet genoodigd, maar komt en Herodias weet wel, dat de komende aan Herodes niet ongevallig zal zijn. Zij kent zijn aard en weet, dat de wellust bij hem maar een zeer geringen prikkel noodig heeft om zich te doen gelden. En wat werkt dan op eene, die toch al vroolijk is door spijzen en dranken, prikkelender dan zulk een dans, waarin het niet gaat om het onschuldig huppelen van een kind, maar om de uitbeelding van den hartstocht? Herodes wijst haar niet af, hoewel zij hier toch iets doet, dat eigenlijk onteerend is voor een stiefdochter van Herodes. En zij danst en de koning en zijne gasten komen onder de bekoring van het lenige, jonge lichaam. Wie zal zeggen, welke onreine gedachten die harten zijn binnengestormd! Zoo iets kan de koning toch niet onbeloond laten, meent hij, en in wat hij zegt komt wel uit hoezeer zijne persoonlijkheid onder den invloed der danseres gekomen is. Het kind mag niet iets noemen, dat zij gaarne zou willen hebben, neen, het moet eischen, en zonder dat er noodzaak toe is zweert Herodes haar te zullen geven, wat zij eischt, al ware het de helft van zijn koninkrijk.
De praler, die vergeet, dat hij koning is bij de gratie der Romeinen en dus over zijn koninkrijk niet te beschikken heeft. Hij zwoer haar — gelijk ook in onzen tijd was de zonde van het lichtvaardig eedzweren in de dagen van Herodes algemeen.
„Zekerlijk”, zegt de spreukendichter, „het net wordt tevergeefs gespreid voor de oogen van allerlei gevogelte.” Hij wil er mede zeggen, dat de vogels de werkers der ongerechtigheid beschamen. Zij vliegen er niet. Herodes doet het wel, en eenmaal in het net, zal Herodias hem wel krijgen, waar zij hem hebben wil. Wij achten heel deze geschiedenis opgezet door Herodias, die in Salome een willig werktuig heeft gehad. Deze is een echte dochter harer moeder, waarschijnlijk reeds geheel bedorven in het perverse leven onder de machthebbers dier dagen. Het zal dan ook wel afgesproken zijn, dat Salome eerst hare moeder zal raadplegen, voor zij Herodes antwoordt.
En zij, Salome, uitgegaan zijnde, zeide tot hare moeder: Wat zat ik eischen? En die — goed vertaald door de onzen; dat die wijst weer met minachting heen naar de bedoelde — en die zeide: Het hoofd van Johannes den Dooper.
Vreeselijke eisch! Maar wij behoeven er ons niet te zeer over te verwonderen; wellust en wreedheid wassen op uit één wortel. Salome vindt den eisch in 't geheel niet vreeselijk; hij wekt bij haar lustgevoel, vermaak, voldoening. Daarom lezen we: En zij terstond met haast — let op dit terstond en met haast — ingaande tot den koning, heeft het geëischt, zeggende: Ik wil, dat gij mij nu terstond in een schotel geeft het hoofd van Johannes den Dooper! Is dit dochterken wel een kind?
Zoo is het net toegehaald over Herodes.
En de koning zeer bedroefd geworden zijnde — hij hield, gelijk wij weten, Johannes in waarde en was voor hem bevreesd, wetende dat hij een rechtvaardig en heilig man was — nochtans, niettegenstaande dat betere gevoel, niettegenstaande de waarschuwende stem van het geweten, om de eeden en degenen die mede aanzaten, wilde hij haar (hetzelve) niet afslaan. Daar is strijd in Herodes' binnenste; deze strijd wordt echter niet op de goede manier beëindigd. Moest Herodes dan zijne eeden niet houden? Zeker niet! Het hoofd van Johannes den Dooper kon voor hem nooit vallen onder de helft van zijn koninkrijk. Tegen het misbruik, dat van zijn eeden gemaakt wordt, had hij zich moeten verzetten met alle macht. Maar Herodes is bang voor zijn koninklijke eer(?). Wat zullen die oversten en die grooten wel zeggen, die gasten, wier hart toch zeker niet aan Johannes den Dooper hing en die den dood van den boetgezant Herodes niet als zonde zouden aanrekenen, doch het sparen van den profeet zouden aanzien voor een daad van lafheid? En hij heeft beslist in den weg der zelfbewaring, die een ontzettende schuld op zijne ziel legde.
En de koning zond terstond — het moest dan maar direct gebeuren, gelijk ook de eisch luidde — een scherprechter, en gebood zijn hoofd te brengen. Deze nu ging henen en onthoofdde hem in de gevangenis, en bracht zijn hoofd in een schotel, en gaf hetzelve het dochterken, en het dochterken gaf hetzelve hare moeder .
Zoo had satan zijn zin gekregen; een getuige minder op aarde tegen de zonde en de ongerechtigheid en voor God en Zijnen Christus! Zoo had Herodias haar zin gekregen; de boetprofeet zou zich niet meer stellen tusschen haar en Herodes en tusschen haar en hare plannen. Zijn stem was verstomd; hij zou het Herodes niet meer zeggen, dat Herodias zijne vrouw niet zijn mocht.
Zoo had de satan het pleit gewonnen? Neen! Johannes had zijn loop geëindigd, den door God bepaalden loop, en wel was zijn einde vreeselijk, wat de manier betreft, het was echter een einde, dat zonder veel smarten kwam, en beteekende het voor Johannes niet de verlossing van het lichaam der zonde, bracht het hem niet het ingaan in heerlijkheid?
Toch heeft Johannes nog eene eerlijke begrafenis gekregen, niet die van een misdadiger of terechtgestelde. Als zijne discipelen het hoorden, kwamen zij en namen zijn dood lichaam weg, en leiden dat in een graf. Het werd toegelaten; waarom ook niet? Herodes noch Herodias hadden er eenig belang bij om het te beletten; mogelijk hebben zij in die „goedheid” nog een domper gevonden voor de stem van hun geweten.
Maar dat geweten is gaan spreken, misschien al wel tijdens hun leven, zeker na hun verscheiden. En zou het nog niet spreken? Zouden èn Herodes èn Herodias èn Salome dat bebloede hoofd nog niet zien temidden van de pijn?
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1929

De Wekker | 4 Pagina's

Het heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus 39

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1929

De Wekker | 4 Pagina's