Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

C. K. te B., vraagt: „Is de mensch valbaar of niet-valbaar geschapen?
Ik zou kunnen volstaan met een verwijzen naar Genesis 3, dat ten duidelijkste de valbaarheid des menschen aantoont. Maar de bedoeling der vraag reikt verder. K. wil informeeren: hoe de valbaarheid van den mensch in overeenstemming is met zijn schepping. Om dit te verduidelijken wijs ik op het wezen en de bestemming van den mensch. Het wezen van den mensch wordt nader bepaald door het beeld Gods, waarnaar hij geschapen werd. Onder de eigenschappen van dat beeld behoort ook de zedelijke en geestelijke vrijheid, welke in God een oneindige en absolute volmaaktheid is. Als redelijk schepsel had de mensch vrijheid tot het kiezen van het goede en het verwerpen van het kwade. Hij bezat 't recht tot het bepalen van zijn leven; hij droeg het leven in eigen hand, hij beschikte over eigen toekomst. De bestemming van den mensch was in volkomen overeenstemming met zijn schepping. In vrijwillige gehoorzaamheid aan de wet had hij God te verheerlijken. Dat was het doel, de inzet van zijn leven. Maar die wet moest gehoorzaamd met een volkomene en vrijwillige liefde. Om die gehoorzaamheid nu te toetsen schrijft God den mensch 't proefgebod voor, en opent hem hierbij het uitzicht op het eeuwig leven, dus op een onveranderlijken staat, waarin van vallen geen sprake meer zou zijn. Juist uit de oprichting van het Verbond en het geven van het proefgebod blijkt de valbaarheid van den mensch; het had immers geen zin gehad, dat God zoo met den mensch handelde, indien de mogelijkheid tot vallen was buitengesloten? Maar met den mensch als valbaar te scheppen, plaatst God hem niet op een glibberig pad! Zijn vallen is niet het gevolg van zijn valbaarheid, evenals een kind dat nog niet goed loopen kan, gevaar loopt te vallen. Hiertoe had de mensch een duidelijke kennis van goed en kwaad. Hij was maar niet in een staat van onnoozelheid geplaatst de Socinianen leeren, zoodat hij het goede deed, omdat hij het kwade niet kende. De mensch is niet overvallen door de zonde, is geen slachtoffer van het kwade. Er was geen oorzaak, geen reden tot zondigen. Als beelddrager Gods had hij vrijheid tot kiezen, maar daaruit volgde niet, dat hij nu het kwade moest kiezen. Hij was goed geschapen, toegerust met al die gaven, welke hij noodig had om God te kennen en Hem lief te hebben. Dat maakt de verantwoordelijkheid van den mensch daarom zoo groot, dat hij desondanks tegen God en voor Satan, tegen het leven en voor den dood koos, en dat, zooals de Catechismus nadrukkelijk opmerkt, door „Moed- en vrijwillige ongehoorzaamheid”.

C. H., te A., zou gaarne eenig licht ontvangen omtrent de z.g.n. genezing op het gebed.
Hierbij heeft hij speciaal het oog op die vergadering te Amsterdam onder leiding van den heer Polman. Een patient, die door de wetenschap niet kon geholpen worden, ontving de gezondheid terug, nadat in den Polman-kring gebeden was.
Hoe gaarne we ook eerbied koesteren voor de „vruchten des gebeds”, moet tegen deze beweging met ernst worden gewaarschuwd. In het midden gelaten of dergelijke genezingen vrucht zijn van wondergeloof, of resultaat van suggestie, dat zich zeer sterk laat aanvoelen, geldt ons bezwaar tegen de openbaring van dergelijke kringen. De gemeenschap, waarvan de heer Polman de leiding heeft, is de z.g.n. „Pinkster-Gemeente”, maar die in geloof en leven met de eerste PinksterGemeente geen overeenkomst heeft. Niet alleen, dat dergelijke secten met kracht tegen kerk en confessie ageeren, maar hun leerstellingen zijn geheel in strijd met de H. Schrift. Dat is één der groote gevaren, die door velen niet onderkend worden. Van de noodzakelijkheid van Gods bijzonder genadewerk in den mensch verneemt men in die kringen niets. Alle godsdienstige verrichtingen verliezen zich in het najagen van bijzaken. Zoo ijvert men in de Pinkster-Gemeente naar de beoefening der profetie en het spreken in vreemde talen, en naar de krachten der gezondmaking en, terwijl over het voornaamste werk van den H. Geest n.l., de levendmaking van den zondaar, de vereeniging des geloofs met Christus geen woord wordt gerept. Van hoe groote beteekenis de gezondheid des lichaams ook is, ze is niet de grootste weldaad. De Heere genas tien melaatschen, maar van die tien kwam er slechts één tot Jezus terug in den weg van het zaligmakend geloof. Het wondergeloof redt des menschen ziel niet van den dood. De discipelen, uitgezonden om het Woord Gods te prediken en kranken te genezen, kwamen opgetogen terug met de boodschap: „Heere, ook de duivelen zijn ons onderworpen in Uwen Naam.” Maar waarschuwend klinkt het antwoord: „Verblijdt u daarin niet, dat de geesten u onderworpen zijn, maar verblijdt u veel meer, dat uwe namen geschreven zijn in de hemelen.” Er is veel nabootsing van het werk des H. Geestes; maar al wat niet Christus tot inhoud en norm heeft, moet gemeden. Genezing van krankheid op het gebed is nog geen bewijs van zaligmakend geloof te bezitten. En dit in te ruilen voor wondergeloof heeft verderf en ondergang ten gevolge.
J.W. Geels

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1929

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1929

De Wekker | 4 Pagina's