Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veluwsche Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veluwsche Brieven

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarde Broeder!
Lezen schijnt toch wel een moeilijk werk te zijn. Versta wel: goed lezen; niet werktuigelijk lezen, maar zoo, dat men werkelijk begrijpt, waar het om gaat.
Ik breng het lezen van geschriften wel eens terug tot het lezen, dat Ruth deed op den akker van Boaz. Ruth las daar aren. Als de mannen van Boaz een veld hadden afgemaaid en het afgemaaide koren verzamelden, dan bleef er hier of daar nog wel een aar of wat liggen; gelijk ge weet, door Boaz gunst jegens Ruth, meer dan anders het geval was. Ge kunt er zeker van zijn, dat Ruth, vóór zij het gevondene opborg, eerst goed gekeken heeft, of het wel een korrelhoudende en geen looze aar was, die zij had opgeraapt. Looze aren, stoppels en stukjes halm liet zij liggen of wierp ze weer weg. Niet vluchtig, maar nauwlettend heeft zij aren gelezen.
Moeten we zoo eigenlijk ook niet te werk gaan, als we iets van een ander lezen? (Inzonderheid mag het wel gelden van de Heilige Schrift.)
Hoe ik er aan kom, u hierover te schrijven? Ik zal het u zeggen.
Zoo ge weet, stond in het nummer van veertien dagen geleden een Veluwsche brief, waarin werd gehandeld over de vaccinatie en revaccinatie. Ik heb toen de vaccinatie veroordeeld op grond van Christus' woord: Die gezond zijn hebben den medicijnmeester niet van noode, maar die ziek zijn.
Wanneer ge nu dit schrijven nauwlettend gelezen hebt, dan hebt ge gevonden, dat ik ten opzichte van de vaccinatie het vraagstuk alzoo heb gesteld, of zij een wettig voorbehoedmiddel is.
Een drietal lezers, die mij naar aanleiding van dien Veluwschen brief een schrijven zonden, schijnen over dat wettig heengeloopen te zijn. Een meent iets van die aar gezien te hebben, de anderen hebben eenvoudig op het woord wettig niet gelet. Ik heb het niet gehad over de vraag, of voorbehoedmiddelen mogen gebruikt worden. Ik heb geschreven: Wij doen het (het veroordeelen der vaccinatie) ook niet op grond van het geloof in de voorzienigheid Gods, omdat dit het gebruik van wettige middelen niet uitsluit; de Heere wil, dat wij van de middelen gebruik zullen maken, en wie het niet doet verzoekt God. Met geen enkel woord worden hier voorbehoedmiddelen als zoodanig veroordeeld. Wie het gebruik van wettige voorbehoedmiddelen nalaat, zondigt!
Wij moeten, zonder bezorgd te zijn, zorgen voor de toekomst, en dat niet alleen voor hetgeen wij met zekerheid weten, dat komen zal; wij moeten ons ook voorbereiden op hetgeen komen kan. En zoo wij dat kunnen doen, zonder eenig gebod des Heeren daardoor te overtreden, eischt het geloof in God, dat in het diepst zijns wezens gehoorzaamheid is aan God, dat wij onze roeping zullen verstaan, om niet in doffe, vaak berekende, lijdelijkheid het maar over te laten aan Gods voorzienigheid. Dat God zorgen zal, neemt onze zorg niet weg, maar verlicht onze zorg. opdat zij niet tot bezorgdheid oversla. Zoo is het zorgen voor mogelijke behoeften in de toekomst geen zonde, maar plicht. Dat zorgen is niet tegen de voorzienigheid, maar valt er in! Nu weet ik wel, dat niettegenstaande ons zorgen, zelfs goed zorgen, de zaken toch naar ons inzien verkeerd kunnen loopen; dit echter neemt niet weg, dat wij hebben te doen, wat onze hand vindt om te doen. Doen wij dat niet, dan maken wij ons schuldig.
Wat wij doen, moet echter liggen binnen de lijn door den Heere in Zijne heilige wet getrokken. Ik mag niet zorgen voor de toekomst door middel van het dooden van een ander, of door het ontvreemden van eens anders goed. Geen enkelen bedriegelijken weg mag door ons betreden worden in ons zorgen en wij zullen zulke wegen mijden en vlieden om Gods wil en om onzes naasten wil. Maar in den rechten weg, wie zal dan voorbehoedmiddelen, of, zoo deze benaming voor u een onaangenamen klank heeft, wie zal dan voorzorgsmaatregelen kunnen afkeuren?
Zoo is het er geheel naast, als een der schrijvers vraagt, of een dokter geen middelen moet aanwenden, om b.v. bij operatie besmetting te voorkomen. Natuurlijk moet hij dat doen, evenals ik het zou moeten doen, als ik in een huis geweest ware, waar besmettelijke ziekte is, dan reken ik met de mogelijkheid, dat ik ziektestof aan kleederen of huid hebben kan of zelfs in mond of neus. Maar de dokter, die sublimaat gebruikt, of ik, die mij met hetzelfde of wat voorhanden is tevreden moet stellen, brengen wij onze gezondheid, ons leven in gevaar? Immers neen, Maar wat doet de vaccinatie? Kan het inbrengen van ziektestof in een lichaam gelijkgesteld worden met het gebruiken van een, ook bij mond- en neusspoeling toch altijd nog, uitwendig middel?
Op het terrein der geneeskunde ben ik een leek; daarover behoef ik mij niet te schamen. Als ik evenwel als leek tegenover de onzekerheid ten opzichte der vaccinatie in de geneeskundige wereld stel het woord van den Heere Jezus Christus, dan ga ik mijn boekje niet te buiten. Had ik den raad gevolgd, om een geneeskundige over vaccinatie zijn oordeel te doen uitspreken, een Geref. of tenminste iemand van gereformeerde belijdenis, dan had het kunnen treffen, dat die geneeskundige een tegenstander der vaccinatie geweest was. Ook had het andersom kunnen uitvallen. Bij welk oordeel had ik mij moeten aansluiten? Als er 100 voor zijn en 2 zijn er tegen, hebben dan die 100 gelijk, omdat ze met 100 zijn? Zoo staat de beslissing toch weer aan den leek!
De vaccinatie goed te praten met heenwijzen naar het hebben van een leger tot verdediging des lands, is al te naief. Vraagt het hebben van een leger het leven?
Het is tenslotte beter te vallen in de handen des Heeren, dan in die — neen, ik zeg niet van de wetenschap, maar — in die van onszelf.
Men leze, wat de schrijver van Kerk en Staat in dit nummer heeft, en vergete niet, eens na te lezen, wat onze Catechismus zegt in Zondag 40, antwoord op vraag 105!
God de Heere beware u bij het leven en den welstand en doe u achter Hem aankomen!
Met vr. br. gr.
t.t.
F. Lengkeek
18-10, 29.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1929

De Wekker | 4 Pagina's

Veluwsche Brieven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1929

De Wekker | 4 Pagina's