Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Kind, ons geboren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Kind, ons geboren

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En zij baarde haren eerstgeboren Zoon, en wond Hem in doeken, en leide Hem neder in de kribbe.” Luk. 2 : 7.

„Wat zal toch dit kindeke wezen?”
Deze vraag der verwondering werd ontlokt aan de vrienden en magen van Zacharias en Elizabeth in het gebergte van Juda en aan allen, die daaromheen woonden, toen zij getuigen waren of hoorden van hetgeen de geboorte van Johannes den Dooper voorafging of vergezelde.
Daar was vooreerst de geschiedenis in den tempel bij de aankondiging zijner geboorte; Zacharias was stom thuisgekomen; dan wordt zijn tong losgemaakt bij de naamgeving op den achtsten dag en het eerste woord, door den priester gesproken, is: Johannes is zijn naam, waardoor in de quaestie van de naamgeving beslist wordt op een wijze, die geheel wees op iets bijzonders.
Voorwaar, de omstandigheden geven wel recht tot die vraag!
Nog van meer recht is de vraag, wanneer wij die niet doen in het huis van Zacharias, doch, zes maanden later, in Bethlehem, in den stal, bij de kribbe.
Ook daar ligt een Kindeke, uiterlijk geheel gelijk aan alle andere kinderkens, en toch weer zoo geheel bijzonder.
De omstandigheden zijn anders dan die bij de geboorte van Johannes; deze werd geboren in de woning zijner ouders, dit Kindeke wordt geboren in den stal van vreemden, in een voor Jozef en Maria betrekkelijk vreemde plaats.
In het gebergte van Juda vinden we een herhaling van het wonder bij Abraham en Sara; in Bethlehem wordt een Kindeke geboren uit eene maagd, door de overschaduwing des Heiligen Geestes.
Bijzondere dingen hebben plaats, als het Kindeke geboren is. In de velden van Bethlehem-Efrata verschijnt een Engel, daalt een menigte des hemelschen heerlegers af; herders ontvangen aanzegging van Zijn geboorte en beluisteren den hemelzang van het Eere zij God in de hoogste hemelen; vrede op aarde; in menschen een welbehagen! Een ster van bijzondere grootte verschijnt voor het speurend oog van Magiërs, en, voorgelicht door de profetie, hun bekend, maken zij zich op, om den verren tocht naar het Israëlitische land te maken. Er is buitengewone verheuging in den hemel onder de gezaligden; Abraham verheugt zich!
Dat alles om dat Kindeke! Wat zal toch dit Kindeke wezen?
Wij, die mogen leven in de Nieuwe Bedeeling, staan tegenover deze vraag wel eenigszins anders dan zij, die leefden, toen deze dingen geschiedden. De verborgenheid, die tevoren bedekt was, is ontdekt, en op het Kindeke van Bethlehem valt voor ons een tweeërlei licht, het licht der profetie en het licht der vervulling. En uit het Oude en uit het Nieuwe Testament wordt ons dat licht toegebracht naar de genadige beschikking onzes Gods; dat tweeërlei licht is één!
Als wij dan ook in gedachten aan Bethlehem's kribbe vertoeven en dat Kindeke zien, dan behoeft er voor ons, wat den persoon, het leven, de plaats en het werk van dat Kindeke betreft, geen onzekerheid te bestaan.
Dat Kindeke is het Zaad der vrouw, het Zaad van Abraham, het Zaad van David; de Geschaduwde op Sions altaren, het Offer, dat Gode de voldoening zal brengen van Zijn recht; het Kind, ons geboren, de Zoon ons gegeven; de Knecht des Heeren; Israëls Hope, der heidenen Wensch; de Silo, Vredevorst; de Messias.
Aan de uiterlijke omstandigheden is dat niet te zien, tenzij geraadpleegd worde het woord der profetie, dat van den beginne met steeds duidelijker trekken heeft aangewezen onder welke omstandigheden de Verlosser komen zou.
De afkomst klopt; de Messias zou uit David zijn, en — Hij wordt geboren uit een prinses van den bloede, Maria, al is het ook, dat geen koninklijke luister haar omstraalt!
De geboorte klopt; de Messias zou geboren worden uit de Maagd, en — Maria had geen man bekend, en toch heeft zij Hem gedragen onder het hart en te gezetten tijd gebaard!
De plaats klopt; de Messias zou in Bethlehem het licht zien, en — door keizerlijken dwang is Maria uit Nazareth naar Bethlehem getogen en daar, niet elders, heeft het beteekenisvolle feit plaats!
De tijd klopt; de Messias zou komen als de zeventig jaarweken van Daniël vervuld zouden zijn, en — aan het einde dier zeventig weken ruischt door Efrata's velden der Engelen zang!
Toch, hoe heerlijk het licht der profetie straalt over het Kindeke van Bethlehem, duidelijker nog dan door dat licht is de belichting door hetgeen ons de vervulling doet zien.
De profetie heeft niet gezwegen over de diepte waardoor de Zoon des menschen zou heen moeten om te kunnen zijn, die Hij was, de Verlosser, de Koning Israëls. De moederbelofte had gesproken over de vermorzeling Zijner verzenen, en wie herinnert zich het schoone 53ste hoofdstuk van Jesaja's voorzeggingen niet, waar de Knecht des Heeren in Zijne diepe vernedering wordt voorgesteld?
Het is echter zoo echt menschelijk over de kleinheid heen te zien en alleen oog te hebben voor de grootheid; de verhooging te stellen boven de vernedering; de schittering boven het versomberde; de heerschappij boven de worsteling.
Hoe meer het Bondsvolk van den Heere week, hoe meer het zich vergaapte aan ideeën van schoonheid, kracht, invloed en macht, waardoor de werkelijke beteekenis van den Messias op den achtergrond geraakte, en men zich Hem dacht als den komenden Koning, die Israël weer zou voeren tot den luister en macht van Davids' en Salomo's tijd. Den Verlosser begon men te zien niet in Zijn slangvertredende werkzaamheid, maar in die, door Israël gedachte en verwachte, dat Hij verlossing zou brengen van het juk der vijanden; de ellende zocht men niet in zich, maar om zich en over zich. Niet de zonde en de ongerechtigheid waren de vijanden; de vijanden waren zij, die Israël vernederden. Daardoor verloor Israël uit het oog, dat het niet om Israël als volk is, dat de Beloofde komen zou, maar om de menschheid, gelijk Israël er ook nooit geweest is om zichzelf, maar naar de wijsheid Gods om de wereld. Niet: Alzoo lief heeft God Israël gehad, maar: Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen eeniggeboren Zoon gegeven heeft! Zelfs de vrome, godvreezende Israëliet in de dagen van Christus' geboorte en omwandeling op aarde ziet dit over het hoofd; onder de discipelen, die dagelijks met Hem verkeeren en Zijn onderwijs genieten, leeft de gedachte aan aardsche grootheid, aan wereldlijke heerschappij. Wie hunner heeft het woord van den Christus begrepen, als hij sprak van Zijn lijden en sterven?
De Gods-openbaring van het Nieuwe Testament leert de profetie verstaan.
Hoe wordt het Kindeke van Bethlehem ons daarin bekend als den Borg en Middelaar tusschen God en mensch en mensch en God! Hoe zien wij daarin het Offer voor de zonden gebracht door het Lam van God, dat de zonde der wereld draagt! Hoe leeren wij Hem daarin kennen als den Zaligmaker!
Jezus is Zijn naam, en meer dan Zijne typen onder den ouden dag, meer dan de verlossing door Jozua, den zoon van Nun, en door Jozua den hoogepriester is Zijne verlossing. Jozua, de zoon van Nun, mocht Israël in Kanaän brengen; deze brengt het geestelijke Israël in het land der ruste, het hemelsch Kanaan. Jozua de hoogepriester herstelde den dienst van God in den tempel; Jezus is de Hersteller van de verbroken gemeenschap met den Vader.
In Bethlehems kribbe ligt de Profeet, die den Vader verklaart; de Priester, die werkelijk met God verzoent; de Koning, die waarlijk verlost van de ellende!
En in die betrekking hebben wij Hem noodig!
Naderen wij met eerbied tot de kribbe! Zien wij de schaduw des kruises van Golgotha, daarop geworpen door de verlichtende stralen van den morgen der opstanding!
Niet anders dan als verloren zondaren in onszelf moeten wij bij de kribbe toeven, want, dat de Zoon van God, het eeuwige Woord, vleesch geworden is, was noodzakelijk vanwege onze schuld en zonde.
Alles te weten, wat aangaande den Christus ons in het Woord is geopenbaard, is goed; er stellig, wederleggend en beoefenend over te kunnen spreken is prachtig — noodzakelijk is, als een arm, verloren zondaar het oog te vestigen op Hem, die gekomen is tot verlossing van verloren zondaren.
Dan zullen wij zoeken, Hem te kennen, Hem, opdat wij mogen weten, dat Hij is het Kind ons geboren, de Zoon ons gegeven!
De herders hebben hunne kudde verlaten, om den goeden Herder te ontmoeten en te aanbidden!
De Oostersche wijzen gaven heel den schitterenden sterrenhemel prijs, om het Licht der wereld te bewonderen en te aanbidden!
En ais wij alles mogen verliezen, waarop tot nu onze hoop gevestigd is, om in de kribbe van Bethlehem de Hope des levens te vinden, dan zal het wel zijn!
Jezus Christus en een arm, verloren zondaar passen bij elkander;
Hij is arm geworden, opdat de arme rijk worden zou!
Zijt ge waarlijk arm, toef dan niet, maar ga henen om Hem te zien, die uit Zijne volheid uwe armoede vervullen kan en wil en zal!
Vrees niet, geloof alleenlijk!
Bethlehem is voor de armen!
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1929

De Wekker | 4 Pagina's

Het Kind, ons geboren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1929

De Wekker | 4 Pagina's