Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bondszegelen 55

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bondszegelen 55

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu schuilt, dit stemmen wij toe, in heel deze schriftuurlijke beschouwing der bondszegelen een gevaar. Wanneer wij in de Heilige Schrift er voortdurend aan herinnerd worden, dat het niet het teeken maar de beteekende zaak is, waar het om gaat, en de Schrift zelf dit nauw verband vasthoudt door den doop het sacrament der wedergeboorte en de besnijdenis het teeken der rechtvaardiging des zondaars voor God te noemen, dat het gaat om den geestelijken inhoud der bondszegelen, hoe licht kan men er dan toe komen om nu bij de bondszegelen van deze geestelijke realiteit, of gelijk het genoemd is van dezen mystieken achtergrond, uit te gaan? Wie dit doet en deze eenheidsgedachte van teeken en beteekende zaak te sterk doortrekt, gaat er van uit, dat overal, waar het teeken is, ook de beteekende zaak moet zijn, of dat men anders geen sacrament overhoudt.
Zoo zegt Dr. Kuyper, dat wij bij den doop hebben uit te gaan van de stelling: wanneer de dienaar doopt op aarde, doopt tegelijk de Heilige Geest uit den hemel. In zijn bekend boekske, „Voor den distel een mirt”, schrijft Dr. Kuyper: „Vandaar, dat thans bij den heiligen doop wat anders plaatsgrijpt dan bij den doop van Johannes. Nu niet maar enkel de uitwendige doop met water door een mensch, maar gelijktijdig de inwendige doop met den Heiligen Geest door Christus uit den hemel. Ontbrak dit laatste, dan zou er geen Christelijke doop, maar alleen een Johannes-doop zijn. En dat zoekt ge toch niet in de kerk des Heeren?”
Uit deze woorden van Dr. Kuyper blijkt wel, dat hij altijd de geestelijke realiteit, de beteekende zaak, bij de bondszegelen onderstelt. Hij gaat zelfs verder en betoogt, dat wie het met hem niet eens is, feitelijk niet in de Christelijke kerk thuis behoort. Dat is wel een zeer gedurfde uitspraak, maar Dr. Kuyper behoort nu eenmaal tot die theologen, die voor geen enkele consequentie terugtreden. Zijn theologie als wetenschap bindt zich niet aan de uitspraken der Geref. belijdenis, zelfs niet aan de uitdrukkingen der Heilige Schrift, maar alleen aan de gedachten, aan de principia der Schrift en der belijdenis.
Hoe Kuyper dan redeneert om de geestelijke realiteit bij de bondszegelen vast te houden, kan den aandachtigen lezer duidelijk worden, als wij hem citeeren, wat geschreven staat in „Voor een distel een mirt”. Ik weet, men heeft gezegd, dat dit boekske niet een van Kuyper's standaardwerken is, en dat wie Kuyper op dit punt wil leeren kennen of becritiseeren, zijn „E Voto” of dergelijke moet opslaan. Laten wij er dit op mogen zeggen, dat wij spoedig ook deze grootere werken van Kuyper zullen naspeuren, als wij afzonderlijk over doop en avondmaal zullen schrijven. Het is ons echter nooit duidelijk, waarom men een dergelijke uitvlucht als argument tracht aan te voeren. Is dat nu, omdat men zelf terugschrikt voor de sterke uitspraken van genoemd boekske? Is dat, omdat men niet wil onderschrijven, wat daarin staat? Laat men dit rondweg zeggen. Maar nooit is bekend geworden, dat Kuyper zelf herroepen heeft, wat hij in „Voor een distel een mirt” heeft geschreven. Daarbij: er is geen boekske, waarin men zoo kort en zoo duidelijk een overzicht krijgt van Kuypers verbondsbeschouwing en sacramentsleer dan juist in genoemd werkje. Het is als 't ware een compendium, een beknopt uittreksel, van wat veel breeder in zijn standaardwerken is te vinden.
Hoe Kuyper zich deze geestelijke realiteit bij de bondszegelen voorstelt, heeft hij op blz. 25 v. d. 3den druk uiteengezet.
„Wij nemen”, zoo schrijft hij, „de werking van Christus nooit rechtstreeks waar. Die werking is er; ze werkt aldoor; maar ze werkt op de manier van den wijnstok. Uit wortel en stam dringt aldoor het levenssap in de ranken op, maar zonder dat ge het kunt waarnemen. En zoo ook dringt uit den Christus aldoor het leven der genade in de Zijnen in, maar hoe de Heilige Geest dit werkt, blijft ons even verborgen als de voeding van ons eigen bloed door de spijzen, die we aan den huiselijken disch genoten.
Alleen het sacrament maakt hierop een uitzondering.
Niet in dien zin, alsof elk kind van God onder het genieten van het sacrament op het eigen oogenblik ontwaren kon, dat en op wat wijs Jezus uit den hemel op hem inwerkte, Reeds de kinderdoop weerspreekt dit, Of hoe zou zulk een wicht van weinig dagen ontwaren kunnen, wat innerlijk in zijn ziel geschiedt? Ook weet een kind van God van meer dan één avondmaal, dat hij verliet zonder iets ontwaard of gemerkt te hebben. En het zou toch een al te treurige leer zijn, zoo men zeggen ging, dat deswege zulk een avondmaal zonder vrucht bleef of zulk een doop geen waarde had.
Neen, heel iets anders is bedoeld. Dit, dat er ten zeerste in elk sacrament een actie, een werking van Christus uit den hemel is. Dat dus, als het sacrament van doop of avondmaal naar zijn ordinantie op aarde wordt uitgericht, zich aan dit bedrijf op aarde altoos aansluit een bedrijf in den hemel. En wel zulk een bedrijf, dat de Christus uit dien hemel door Zijnen Heiligen Geest een daad volbrengt in het hart van hem, die het sacrament van doop of avondmaal ontvangt.”
De bedoeling van Dr. Kuyper is uit deze woorden duidelijk. Nooit wil Kuyper denken aan een objectieve verbondsrelatie, waarbij de beloften des verbonds worden beteekend en verzegeld. Hij stelt altijd bij de beide bondszegelen een rechtstreeksche handeling van Christus uit den hemel, die door Zijnen Heiligen Geest in den uitverkorene de subjectieve genade, de geestelijke realiteit schenkt. Wie dit niet aanvaardt, wordt door Kuyper buiten de grenzen der Christelijke kerk gezet, want dezulke houdt immers geen christelijken doop meer over.
Wanneer nu de doop, zooals Calvijn het zoo juist uitdrukt, het symbolum commune, het gemeenschappelijk teeken der Christelijke Kerk is, dan worden behalve de Christelijke Gereformeerde Kerk nog al wat kerkgroepen ter deure verwezen! Ja, het is zelfs de groote vraag, of dan nog „de Geref. Kerken” hieronder geteld mogen en kunnen worden. Immers, al zijn hare besluiten van 1905 wel zeer elastisch, en al heeft zij daarin deze Kuyperiaansche leer der bondszegelen niet afgewezen, toch blijft het altijd nog een open vraag, of deze Kerken als kerken alles onderschrijven, wat Dr. Kuyper omtrent verbond der genade en bondszegelen heeft geleerd. Het „minder juist” der Synode 1905 is een rekbare uitdrukking. Ik kan mij althans niet voorstellen, dat er in de Geref. Kerken een meerderheid te vinden zou zijn om te onderschrijven, wat Dr. Kuyper betoogt: „Het is dus een nagebootste en geen Christelijke doop, tenzij bij dien doop de Heilige Geest wordt ontvangen.
De Geref. Kerken zullen hier wel zeggen: minder juist.
De Christelijke Geref. Kerk zegt: geheet onjuist, en verwerpt op grond der Geref. belijdenis een dergelijke sacramentsleer evenzeer als zij een Luthersche of Roomsche sacramentsleer op grond dier belijdenis verwerpt.
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1929

De Wekker | 4 Pagina's

De Bondszegelen 55

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1929

De Wekker | 4 Pagina's