Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Den Heere zoekend

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Den Heere zoekend

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik zoek U met mijn geheele hart. Ps. 119 : 10

Zoo groote behoefte de menschen schijnen te hebben op den oudejaarsavond om het bedehuis te bezoeken, zoo weinig schijnt dit het geval te zijn op den nieuwjaarsmorgen. Ook dan worden de deuren van het huis des Heeren ontsloten, maar slechts een klein aantal vult dan het bedehuis. Vanwaar zou dit zijn? Het is toch zeker niet alleen te verklaren hieruit, dat de menschen het zoo druk hebben met nieuwjaar te wenschen; er blijft voor dit werk nog tijd genoeg over na den dienst. Het zal wel hierin schuilen, dat men de jaarwisseling zoo’n klein beetje aanvoelt als een crisis; komt deze, dan is men in spanning; is ze achter den rug, dan wordt de aandacht weer in beslag genomen door alles en allerlei. Eind goed, al goed! Men schijnt wel overtuigd te zijn van de waarheid van dit zeggen, zoo overtuigd, dat men vergeet, dat slechts een goed begin een goed einde mogelijk maakt. Een goed einde, maar op oudejaarsavond naar de kerk te gaan en te doen, of men het zoo ernstig meent, — men kan er zich zelf mede bedriegen; God bedriegt men niet!
Wie den Heere alleen op den oudejaarsavond noodig heeft, heeft Hem in het nieuwe jaar niet noodig; daaraan zal het toe te schrijven zijn, dat er zoovele plaatsen op den eersten dag des jaars tevergeefs wachten op bezetting.
Ook van den nieuwjaarsdag kunnen wij zeggen, dat hij een dag is als alle andere. Naar de leiding des Heeren treedt dan evenwel voor ons een nieuwe jaarkring in, en dat geeft ons aanleiding om een blik te werpen in de toekomst. Wij trachten dit tenminste te doen. Wie zal blikken in het toekomende? Wie weet, wat de toekomst in haar schoot verbergt? Niemand! Geen enkel mensch! Wij staan voor het jaar en wij weten niet, wat het ons brengen zal! Hoe zullen wij het ingaan? In onverschilligheid, met de gedachte, dat alles wel goed zal komen? Maar dat zou toch al te oppervlakkig zijn! Het is best mogelijk, dat het aangevangen jaar een jaar van groote rampen en zware beproevingen is voor ons of voor het algemeen, waarvan wij toch een deel uitmaken! Wij hebben niet te rekenen op voorspoed en nog eens voorspoed; om der zonde wil is ons leven meer eene reeks van tegenheden dan van verblijdingen. Zullen wij op de rechte wijze het jaar ingaan en ten einde brengen, indien het God wil, dan zal het moeten zijn in de vreeze des Heeren, in de vreeze van Hem, in wiens hand onze tijden zijn, en Die ons voor- en tegenspoed zendt naar Zijn welbehagelijken wil, en dat doet, opdat wij door alles wat Hij over ons brengt, nader aan Hem verbonden zouden worden. Dit jaar zal weer een roepend en noodigend jaar zijn, gelijk ook het vorige; wij leven door ‘Gods genade nog in het jaar van het welbehagen des Heeren, Moge dit ervaren worden door u, mijn lezer, door ons allen tezamen!
Welk een voorrecht; als we tegenover de toekomst staan met de betuiging van den psalmist: Ik zoek U met mijn geheele hart!
Als we aldus het nieuwe jaar ingaan, dan kunnen we wel zeggen, dat het begin goed is. Wat zullen we zoeken, dat van grooter waarde, van zegenrijker beteekenis is dan de Heere? Alles, wat de wereld naar het voorzienig bestel Gods ons geven kan, is der vergankelijkheid onderworpen; het is tijdelijk en, hoewel voor een tijd bevredigend, toch niet in staat ons hart bij den voort-duur te schenken, wat het zoekt, n.l. verzadiging,
Zoo wij den Heere mogen zoeken, dan zijn we eigenlijk al bevoorrechte menschen. Niemand toch zoekt in waarheid den Heere, of hij is gezocht en gevonden door Hem. De taal, die we dan ook in het psalmwoord beluisteren, is de taal van een levendgemaakte, en dat wel van zulk een, die niet maar begint te zoeken naar den Heere, of hij Hem ook vinden mocht tot delging zijner schuld, maar van een, die den Heere kent, Hem gevonden heeft; ervaring heeft van Zijne ontferming en liefde; die het weet bij bevinding, dat ‘s Heeren gunst meer sterkt dan de uitgezochtste spijzen. Hij is aan den Heere verbonden niet slechts door het belang, dat hij heeft bij het bezitten van God voor de toekomst zijner ziel, neen, hij is verbonden aan God door den band der liefde, en zijne ziel gaat uit naar den Heere omdat zij den Heere en Zijn zaligen dienst op het teederst bemint. Zij kan niet buiten Hem. Daarom zoekt zij Zijne gemeenschap, en zij zoekt die bij den voortduur. Want die den Heere gevonden heeft, is niet klaar, maar wordt juist aangedreven,. Hem nog meer en sterker te zoeken. Daarin is al zijn lust! Dat is hem het hoogste, en al is het, dat hij de gaven Gods niet minacht en nog veel minder verachtelijk verwerpt, boven de genieting Gods gaat hem de zalige gemeenschap met Hem.
Dat geeft een leven in afhankelijkheid, zooals door de vreeze der straf niet wordt gewerkt. Hei; zoeken der geboden Gods in de bede: Laat mij van Uwe geboden niet afdwalen, is geen berekening, maar liefdedrang. Zoekt hij den Heere, het is hem om den Heere te doen opdat Deze door hem zal worden verheerlijkt, en in die verheerlijking is zijne blijdschap!
Moge het jaar 1930 voor ons een jaar zijn van zoeken van den Heere!
Voor u, die nog nimmer in ernst naar Hem gevraagd hebt. Gij hebt tot nu gezocht naar hetgeen dit leven, deze tijd U biedt. Zeg me, hebt ge er voldoening in gevonden? Gij hebt nog niet, wat ge eigenlijk zoekt, zegt ge? Maar weet ge dan wel wat ge zoekt? Geeft ge U daar wel rekenschap van? Ge zoekt geluk. Wat is dat? Geld? Goederen? Invloed? Eer? Kunst? Wetenschap? Kracht? Wat zoekt ge eigenlijk? En zoo ge al eens verkreegt, wat ge wenscht, zou het U geven, wat ge er van verwacht? Het gaat met al hetgeen we in dit leven, als behoorende tot dit leven, verwachten of verkrijgen alzoo, dat straks de begeerte sterker, liefelijker is dan het bezit. M.a.w. als ge hebt, wat ge met ijver hebt gezocht, dan valt het U niet mee; dan ziet ge spoedig weer uit naar iets anders. En, vergeet dit niet, deze wereld gaat voorbij met al hare begeerlijkheid. Eens staat ge met leege handen, want alles ontvalt U bij den dood. En geen geld of goed, geen invloed of macht, geen eer of roem zal U kunnen geven wat ge noodig hebt. In het gericht voor God zullen al de dingen, waarin ge het gezocht hebt, U veroordeelen; want al die dingen, welke gij begeerdet met al uwe krachten, wezen U op het tekort, dat uwe ziel voelde, en gij hebt de stem uwer ziel niet verstaan, de stem, die U als het ware van Godswege toeriep, dat ge zoudt zoeken de dingen, die blijvend zijn! God zij U genadig! Als 1930 eens uw sterfjaar was, wat dan. . . . ?
Zoek den Heere, ontruste ziel, die het niet meer vinden kunt in de dingen dezes ijdelen levens, maar die hongert en dorst naar de dingen die blijven tot in eeuwigheid. Zoek den Heere met uw geheele hart! Vraag het niet aan menschen, wat zij van U denken; ‘s mensehen heil en troost en wijsheid is zoo vaag. Wat weet de een van den ander? Maar de Heere weet, wat er woont, wat ei omgaat in uwe ziel. Tot Hem moogt ge U wenden met al uwe bekommernis, bekommernis voor den tijd en bekommernis voor de eeuwigheid. Hij is nabij de ziel, die tot Hem vlucht. Wie zijne sterkte in Hem zoekt, wordt gesterkt! Wie tot Hem vliedt om troost en redding, wordt gered en getroost. Wie Hem vroeg, d,i. met ijver, zoekt, zal Hem vinden!
Wat klaagt ge, kind des Heeren. dat het leven zoo moeilijk is? Is het soms, omdat ge vertraagt in het zoeken van den Heere? Hoelang is het al geleden, dat de Heere uwe stem hoorde? Hoelang, dat ge U in ootmoed voor Hem neerboogt, opdat Hij U.de hand zou opleggen? Waarom in armoede en vrees uw weg gegaan, terwijl ge toch weet, dat de Heere U in al uwe nooden een vriendelijk Ontfermer wil zijn? Waarom? Liggen er zonden? Ik vraag maar! Geeft ge toe aan den twijfel? Kunt ge mogelijk den weg des Heeren met U niet begrijpen, niet verstaan?
Kind van God, als ge den Heere mist, tob dan niet in uzelf; leidt uwe gedachten gevangen tot de gehoorzaamheid van Christus; leer uwe knieën bij vernieuwing buigen; leer bij vernieuwing worstelen aan den troon der genade; worstelen als een Jacob aan de Jabbok tot de Heere uwe ziel weer in lieflijkheid omhelst; zoek den Heere!
Dan kan, neen, dan zal 1930 U een jaar van verrassingen Godes zijn en Zijne weldadigheid zal uwe ziel verkwikken.
Gezegend zij de jaarkring, dien we intreden. Een jaarkring, terwijl het nog is de welaangename tijd, de dag der zaligheid!.
Krone de Heere met wederbaring en bekeering van velen dezen jaarkring tot het jaar van het welbehagen des Heeren, tot zaligheid veler zielen, tot de komst van Zijn heerlijk Koninkrijk, tot roem Zijns heiligen Naams, om Jezus’ wil.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1930

De Wekker | 4 Pagina's

Den Heere zoekend

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1930

De Wekker | 4 Pagina's