Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus (XLV)

Bekijk het origineel

Het heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus (XLV)

7 : 24–30. Bekroond toevlucht nemen tot Christus. (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook als de Syro-Fenicische aan de voeten van Jezus ligt en Hem smeekt om het behoud van haar kind, wordt ze niet terstond verhoord. Wij lezen in vers 27: Maar Jezus zeide tot haar: Laat eerst de kinderen verzadigd worden; want het is niet betamelijk, dat men het brood der kinderen neme en den hondekens voorwerpe.
De kinderen, dat zijn de Israëlieten, het volk des verbonds. Aan Abrahams zaad komt de belofte toe; voor dat volk zijn in de allereerste plaats de zegeningen, waarmede de Christus kronen zal; wordt het niet„het Zijne” genoemd? Deze vrouw staat met haar dochter buiten dat volk; zij is een heidensche, geen kind des verbonds. Zal de Heere nu haar schenken, wat voor het Zijne is? Het is misschien wel nuttig er hier eens op te wijzen, dat zoovelen onverschillig staan tegenover de Kerk in haar instituaire openbaring, dat is dus niet de Kerk als het lichaam van Christus in geestelijken zin, maar de Kerk, zooals zij zich vertoont voor het oog van alle menschen. Over die instelling Gods en Christus’ wordt dikwijls maar al te oppervlakkig gesproken. Al die vormen, zoo heet het dan, doen het niet! Of: het zal niet gevraagd worden, of wij tot eene kerkgemeenschap en tot welke kerkgemeenschap wij behoord hebben; het komt er maar op aan, of wij „de zaak” bezitten. Niets is echter minder waar. De Heere Jezus spreekt daar anders over. Hij handhaaft wel degelijk het onderscheid tusschen kerk en niet-kerk, en wijst er de Syro-Fenicische op, dat zij er eigenlijk buiten staat, dat zij geen recht heeft op de zegeningen, voor de Kerk des Heeren bestemd. Zoo zij daar recht op wilde hebben, dan moest zij zich bij dat volk scharen, dat de belofte had en het teeken der belofte droeg naar de bijzondere openbaring Gods, dat volk geschonken. De Oude Bedeeling draagt een particulier karakter, d.w.z. dat God één volk als natie had verkoren, om daaronder te wonen. Wie met dat volk de weldaden van Gods genade wenschte, moest tot dat volk behooren. Draagt nu de Nieuwe Bedeeling een universeel karakter, dan wil dat niet zeggen, dat er geen uiterlijk verband zou bestaan tusschen hen, die onder die nieuwe bedeeling leven en er de weldaden van ontvangen. Niet minder dan onder de Oude is er ook onder de Nieuwe Bedeeling een zichtbaar lichaam, waarbij ieder, die de zaligheid zoekt in den weg, door den Heere gewezen, zich heeft te voegen. Niet buiten de Kerk, maar in de Kerk is de plaats voor hen, die den Heere vreezen. Eens zal ons rekenschap gevraagd worden, ook van de verhouding, waarin wij tot de Kerk des Heeren gestaan hebben.
Legt de Heiland, den nadruk op de Kerk, toch willen wij niet over het hoofd zien, op welke wijze Hij het doet, een wijze, waarin uitkomt Zijne toegenegenheid tot hen, die er buiten zijn en er in behooren. De Heere neemt in de beeldspraak tot die vrouw niet het beeld van den vuilen hond, gelijk die in het Oosten zoo vaak wordt aangetroffen, in het wild levende en zich voedende met het afval uit de huizen. Hij spreekt van hondekens, en de «verkleiningsuitgang wijst ons op een ander soort honden, dat opzettelijk gehouden werd tot, wat ook bij ons het geval is, gezelligheid en vermaak. Met die hondekens konden de kinderen zich vermaken, zij stoeiden er mede en ontvingen van die dieren heel wat vriendschap. Wij zien ook hier, dat het niet aangaat een beeld in alle deelen over te brengen. Het punt van vergelijking tusschen het volk van Israël en de Heidenen ligt niet daarin, dat nu ook de Heidenen, als zulke hondekens in de huizen, zouden verkeeren in Israël. De vergelijking bedoelt aan te geven, dat het brood der kinderen niet mag worden gegeven aan de hondekens; eerst de kinderen, en als er dan nog wat overblijft, dan de hondekens. Nu heeft de Heere Jezus Zijne reizen door de steden van Israël nog niet volbracht; alzoo heeft Israël zijn deel, het deel dat het toekomt als volk des verbonds, nog niet ontvangen. Nu moet die vrouw het bezwaar gevoelen, dat zij niet behoort tot de kinderen des huizes. Hun brood mag den hondekens niet worden voorgeworpen.
Wat moet er in de ziel van die vrouw hebben omgegaan. Afgewezen is hare bede! Haar dochter zal niet genezen worden! Maar neen, dat kan het laatste woord van den Rabbi uit Israël niet zijn. Mogelijk heeft zij meer van de waarheid geweten, dan wel vermoed wordt. En heeft dan in diezelfde streken niet in vroeger eeuw Elia vertoefd; Elia, die te Zarfath bij eene weduwe zijn intrek had; Elia, op wiens woord het meel in de kruik en de olie in de flesch niet verminderde; Elia, die als profeet des Heeren het gestorven zoontje der weduwe mocht opwekken? Is Hij, die haar Hope is, niet meer dan Elia? En als Elia dan weldaden bewijzen mocht aan zoo’n hondeke, zou de Meerdere dan Elia ook haar Zijne weldadigheid niet mogen toonen? Daarbij verrijst voor haar geestesoog naar het beeld, door Jezus gebruikt, een huiselijk tafreeltje: zij ziet kinderen aan tafel, kinderen, die hun spijze ontvangen. In hetzelfde vertrek zijn ook hondekens. Deze ontvangen niets; het brood is voor de kinderen. Maar ziet, daar vallen kruimkens van de tafel der kinderen, en de hondekens zijn er bij, om die kruimkens op te eten, en, zij worden daarin niet verhinderd. Dat beeld grijpt zij aan. Is zij dan geen kind des huizes; als zij dan maar zoo’n hondeke wezen mag. In dien geest antwoordt zij dan ook.
Maar zij antwoordde en zeide tot Hem: Ja Heere! — er is geen twijfel aan, dat de Heere het recht aan Zijne zijde heeft en dat zij hoegenaamd geen recht kan laten gelden — ja Heere! doch ook de honde kens eten onder de tafel van de kruimkens der kinderen.
Welk een uitspraak over hare nietswaardigheid, maar ook welk een uitspraak, getuigende van waarachtigen nood. Het „Heere, help mij” klinkt daarbij den Heiland opnieuw in de ooren. O, als wij zoo mogen komen tot God, zoo mogen komen tot Christus, dan, neen, dan kan Hij ons niet afwijzen. Omdat de vrouw niets heeft dan hare ellende, geen enkelen pleitgrond dan alleen de ontferming des Heeren, daarom wijst de Heiland haar niet verder af, maar verkwikt hare ziel door de verhooring harer bede.
En Hij zeide tot haar: Om dezes woords wil ga heen, de duivel is uit uwc dochter gevaren. Welk een tijding voor die vrouw, die moeder! Neen, zij twijfelt niet, zij gelooft! Heeft Hij het Zelf niet gezegd. Hij, die macht heeft over de onreine geesten. Die maar te spreken, te willen heeft, en zij varen henen? En als zij in haar huis kwam, vond zij, dat de duivel uitgevaren was, en de dochter liggende op het bed, in rust dus naar lichaam en naar geest, verlost van de ziel- en lichaamsloopende bezetenheid.
Bekroond toevlucht nemen!
Kennen wij het? Of zijn we nog rijk in ons zelf? Kunnen wij ons nog helpen met eigen krachten?
Die vrouw ging velen der kinderen Israels voor. Zullen ook zoo niet vele heidenen voorgaan, terwijl vele Christenen achterblijven. Christenen, die toch als bondskinderen de belofte hebben? Gaan zij ook U voor?
Zonder toevluchtnemen geen redding van onder de heerschappij des satans.
Ouders, verstaat het voor uwe kinderen!
Ieder onzer versta het voor zichzelf!
Daar is zaligheid, beloofde zaligheid, maar alleen in dien weg!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1930

De Wekker | 4 Pagina's

Het heilig Evangelie naar de beschrijving van Markus (XLV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 1930

De Wekker | 4 Pagina's