Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Art. 66 D.K.O. Biddagen (I)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Art. 66 D.K.O. Biddagen (I)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ook Art. 66 D.K.O. is gewijzigd in eene voor onzen tijd beter passende redactie, daar wij niet meer in een tijd leven, waarin Kerk en Staat nauw aan elkaar verbonden zijn en de Overheid zelfs ingrijpt in kerkelijke zaken, maar wij als Christ. Geref. Kerk eene vrije kerk in den vrijen staat zijn. Het oude artikel 66 had de volgende redactie:
„In tijden van oorlog, pestilentie, duren tijd, zware vervolging der kerken en andere algemeene zwarigheden, zullen de Dienaars der kerken de Overheid bidden, dat door hun autoriteit en bevel, openbare vast- en bededagen ingesteld en geheiligd worden.”
Onze vaderen waren groote voorstanders van bid- en dankdagen. Feitelijk zijn die dagen er reeds geweest van de vroegste tijden af. Onder Israël waren de vasten bededagen niet ongewoon. Hoewel God zulk een dag alleen had ingesteld op den grooten Verzoendag, (vermeerderde men later die dagen, echter niet altijd uit godvruchtig beginsel. De profeten getuigen er reeds tegen, dat men die dagen wel naar den vorm vierde, maar dat de ware boetvaardigheid ontbrak. Ook in de Christelijke kerk van den tijd der Apostelen Was de nood aanleiding tot gemeenschappelijk gebed. Toen Petrus in de gevangenis was geworpen, vergaderde de gemeente te saam tot gemeenschappelijk gebed. Ten tijde van Tertullianus was het onder de christenen gewoonte om iin tijden van nood en gevaar buitengewone boet- en bededagen te houden. Deze kerkvader keurde zulks niet alleen goed, maar wenschte zelfs, dat men twee weken in het jaar als algemeene boet- en vastentijd, zou afzonderen.
In de Middeleeuwen veranderde mem de bededagen in processiedagen, welke door de Overheid werden uitgeschreven. Ook na de reformatie bleef Willem van Oranje dit doen, maar kregen die dagen meer het karakter van dagen van boete en gebed. Zoo bleef de biddagviering onder den invloed van het politiek gezag en dit werd in bovenbeschreven Art. 66 gehandhaafd. Alleen behield de Synode van Dordt zich het recht voor de regeering te bidden, dat is, dringend op te wekken, biddagen uit te schrijven. De Kerk leunde dus op den Staat en liet den Staat het bepalen van bededagen over. Alleen dit goede kwam er uit voort, dat nu in heel het land eenparig biddag gehouden werd, want de Sttaat gaf een biddagbrief uit, welke de predikanten in de kerken voorlazen en waarin een bepaalde dag voor Iheel de provincie of al de gewesten aangewezen werd. Zoo schreven behalve in tijden van nood, de Staten van Holland ook een jaarlijkschen bid- en dankdag te Enkhuizen en Vlaardingen en meerdere zeeplaatsen uit, genaamd den buizenbid- en dankdag, om zegen te vragen over de haringvangst eer de buizen of scheepjes uitvoeren. Evenzoo de Staten van Overijsel den bid- en dankdag voor het gewas.
Op den Zondag vóór den bid- of dankdag lazen de predikanten den brief van de Staten voor, met aandrang om gehoor te geven aan den oproep der Staten. Zeker prediker vermaande het volk aldus: „Is er een volk, dat Gode meer verschuldigd is dan wij? Wie heeft ons uit de handen onzer vijanden gered, niet eens, maar duizend malen? God alleen. Wie ons tot een groot volk gemaakt? Wie bevestigt onze dijken en dammen? Bewaart ons voor pestilentiën en hongersnood? Wie waakt over ons als een moeder over haar zuigeling, als eene weduwe over haar eengeborene? God! God, in weerwil onzer diepe zondeschuld en jammerlijke ongerechtigheden. En zou dan dat volk Hem niet zoeken in de ure des gevaars, des noods en des doods? Hij is de ware dijk, die de wateren keert. Hij is de engel, die pest en honger doet vlieden. Wie zou Hem dan niet danken en loven? Niet onze wateren en schepen, maar onze biddagen zijn de schrikken onzer vijanden. Als men zegt: Nederland heeft gebeden, dan zeggen zij in hun hart: Nederland zal triomfeeren.”
Op treffende wijze werd dan de bid- en boete-, zoowel als de dankdag gevierd. Vooral de eerste. De Overheid zorgde er voor, dat de herbergen gesloten bleven, dat alle openbare vermakelijkheden stil stonden, soms zelfs, dat de klokken niet werden geluid. Niets mocht de aandacht storen of ergernis verwekken.
Zoo zorgde dus de Overheid voor bid- en dankdagen. Vandaar, dat in de oude redactie der D.K.O. staat, dat de kerken de Overheid zouden; bidden, d.w.z. verzoeken, biddagen uit te schrijven.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1930

De Wekker | 4 Pagina's

Art. 66 D.K.O. Biddagen (I)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1930

De Wekker | 4 Pagina's