Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Weezenverzorging. (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Weezenverzorging. (IV)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als gevraagd wordt, wat bereikt werd met de genoemde ranselmethode, moet geantwoord: het tegenovergestelde van wat men bedoelde. De weesjongens , en meiden waren berucht om hun stelen en rooven, drinken en spelen.
Vele werkgevers waren dan ook afkeerig om een weesjongen in hun werkplaats toe te laten en bedienden zich liever van duurdere krachten, dan dat ze den goeden naam van hun zaak door het slechte gedrag van hun knechts (weesjongens) lieten te grabbel werpen. Het zedelijk leven van vele weezen liet veel te wenschen over. In sommige weeshuizen werd de ontucht zelfs schaamteloos bedreven, en het huis was een broeinest van ontucht, zelfs bij minderjarige kinderen. De ontreddering werd in sommige weeshuizen met de jaren grooter, zoodat de weezenverzorgers zich voor de moeilijkste problemen geplaatst zagen. Menig weesvader schreef den heeren Regenten, dat hij geen kans meer zag eenig gezag over de weerbarstige weezen te behouden. Vooral de zonde van dronkenschap kwam veel voor onder de oudere weezen, die overdag buiten het weeshuis werkten. ’En van een groot percentage der ontslagen weezen kwam in de maatschappij niets terecht, zoodat velen het wrakhout der menschelijke samenleving vermeerderden. Het gevolg was, dat weezen en weeshuizen onder ’t publiek in een verkeerden reuk kwamen te staan. Wel wend dikwerf een eenzijdig en overdreven oordeel gevormd, zooals het altijd gaat in zulke gevallen. Ook werd over ’t hoofd gezien, dat de kinderen, wier ouders nog leefden, ook geen heilige bloedjes waren, en dronkenschap en zedeloosheid reeds lang bekende volkszonden waren. Dit neemt echter niet weg, dat er gegronde redenen waren om eens te onderzoeken of de manier van weezenverzorging wel in orde was. Als ik dit hier neerschrijf, denk ik vanzelf aan die menschen uit onzen tijd, die omtrent het tegenwoordige altijd maar „ach” en „wee” roepen, en meenen, dat het verleden zulk een echt gouden tijd geweest is. Ik weet, dat grenzelooze oppervlakkigheid alles doet loven, wat onze tijd aandraagt, maar ik geloof tegelijk, dat onkunde omtrent de historie mede een der oorzaken is, dat velen den goeden ouden tijd wat al te hoog aanslaan. Er zijn menschen, die des Zondags maar ’t liefst van den kansel allerlei jeremiades op het heden zouden willen hooren, mij dunkt, de predikers doen verstandig zich door een gedeelte van hun gehoor niet in dien muffen hoek te laten duwen.
Doch ter zake. Langzamerhand gingen gelukkig de oogen open voor de gevaren, die van een al te bekrompen, eenzijdige, onverstandige en te strenge opvoeding der weezen dreigden. Ook begon men te bedenken, dat weezen ook menschen zijn, menschen, die men maar niet als koopwaar verhandelen kon aan den meest biedenden (hier de minst kostgeld vragenden). Dat weezen menschen zijn, die zelfs meer ideernisbetoon noodig hebben, dan vele anderen, omdat zij met het verlies hunner ouders iets kwijtgeraakt zijn, dat door niemand geheel is te vergoeden. Wel duurde het nog heel lang, eer men inzag, dat een goede buikvulling, en een goede lichaamsverzorging en een goede slaapgelegenheid, dus een goede huisvesting nog geen atmosfeer van huiselijkheid, nog geen dampkring van liefde en saamhoorigheid schept. De groote sombere weeshuizen, met hun hooge holle kamers en kale wanden dier kamers konden althans de gezelligheid niet verhoogen. Vele weesvaders en weesmoeders waren nog al te veel betaalde krachten, bij wie ’t meer om de betaling dan om de weeskinderen ging. Trouwens hun ontwikkeling stond lang op een laag peil en hun christelijke liefde wedijverde in het minst niet met hun christelijke belijdenis van naastenliefde. Om jeugdverzorger, met name weezenverzorger te kunnen zijn moet men geroepen wezen door een liefde, die ’waarlijk tot toewijding noopt, anders is ’de weesvader een mislukking voor het weeshuis. Maar ook daarin kwam gelukkig kentering. De weeshuisbestuurders gingen al wat meer letten op de antecedenten van hen, die zich voor weesvader en weesmoeder aanboden, ze onderwierpen hen aan een strenge keur omtrent levensgedrag, milieu, waaruit ze voortkwamen, karaktereigenschappen en begaafdheden. Ook begon men meer uit te zien naar menschen, die met de daad reeds betoond’ hadden, dat ze bij den noodigen tact, ook de noodige liefde tot het ellendige en verschovene bezaten. Moge het laatste allernoodzakelijkst zijn voor hen, die aan het hoofd staan van gestichten voor gevallenen en verwaarloosde kinderen, dit kan toch ook in een weesvader en moeder noode gemist worden.
Wat men love van den ouden tijd en lake van den nieuwen tijd, hier valt werkelijk van den nieuwen tijd iets te loven, n.l. ... de verbeterde methode van weezenverzorging in gestichten en bij particulieren.
Dat de weezenverzorging in den nieuweren tijd natuurlijk ook niet volmaakt is, behoeft geen betoog, dat zij echter veel voor heeft boven die uit vroegere jaren hoop ik u D.V. een volgenden keer aan te toonen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1930

De Wekker | 6 Pagina's

Weezenverzorging. (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1930

De Wekker | 6 Pagina's