Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Art. 67 D.K.O. Feestdagen. (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Art. 67 D.K.O. Feestdagen. (IV)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1658 brak de strijd uit tusschen Voetianen en Coccejanen over de viering van den Zondag. Coccejus, zich niet houdende aan de uitspraak van de Dordtsche Synode, leerde, dat de Sabbath alleen Joodsch was en dat het vierde gebod enkel ceremonieel was. Het vierde gebod was op Sinaï den Joden gegeven en gold dus niet voor de Christenen. Wel was de Zondag een dag den godsdienst gewijd, maar gepaste genoegens na afloop van de godsdienstoefening en werken tot vermaak waren wel geoorloofd. Vrouwen van Coccejaansche predikanten zaten des Zondagsmiddags met een handwerkje voor het raam om den volke te doen zien, dat de strenge Zondagsheiliging niet geboden was.
Daartegen leerde Voetius en terecht, dat de Sabbath reeds in het Paradijs was ingesteld terstond na de Schepping, waarop ook het vierde gebod wijst. Tachtig jaar heeft deze strijd geduurd en het droeve gevolg was, dat op vele dorpen des Zondagsmiddags kermissen en volksspelen werden gehouden, de winkels open waren en met allerlei waren op de straten gevent werd. Hoe zeer ook in onzen tijd de dag des Heeren ontheiligd wordt, vergeleken bij dien tijd, dien goeden ouden tijd genoemd van onze Gereformeerde vaderen, zijn wij zeker niet achteruit gegaan.
Thans is een wet aangenomen, die beveelt, dat op Zondag de winkels zullen gesloten zijn, al is het dat hier vele uitzonderingen zijn toegelaten. In de tweede helft der zeventiende eeuw, dus in den bloeitijd der Gereformeerde Kerken in ons land, werd de Zondag zeer ontheiligd. Het was verre van rustig op de straten. De koopman was gewoon aan zijne knechten des Zondagsmorgen hun weekloon uit te betalen en de vrouwen dier knechten gingen daarna naar de winkels. Notarissen hielden op Zondag verkoopingen en zelfs „bij placcate” was toegestaan op Zondag te venten. De bekende Ds.-W. a Brakel klaagde, dat men van den Zondag een Zondendag maakte, een marktdag en plezierdag. Buiten de stad waren Zondags de kroegen en herbergen vol. Zeker geschiedkundige zegt er van: „Zondags geschiedden allerlei baldadigheden, ongeregeldheden en gruwelen, zooals nooit op eenigen dag in de week. Men speelde met dobbelsteenen en kaarten en zelfs sommige leeraren deden mee. In vele herbergen danst men, springt men met de viool, en dergelijke snoode exercitiën heeft men daar meer.”
Met dien geschiedkundige zeggen wij: „Vergeleken met dat tijdperk zijn wij vooruitgegaan. Wat toen gedoogd werd, zou thans niet meer worden gedoogd. Wat toen mogelijk was, zou thans onmogelijk zijn. In die dagen was het zout van Kerk en School smakeloos geworden.”
Ziende op dit verval in het laatst der zeventiende en in geheel de achttiende eeuw, kwam er verbetering in de negentiende eeuw. Het reveil en de Afscheiding hebben hierop gunstig gewerkt. De vaderen der Scheiding drongen aan op getrouwe heiliging van ‘s Heeren dag. Geen wonder, dat ons volk, dat in het liberalisme verzonken was, smaalde op die Afgescheidenen die zoo onverdraagzaam werden genoemd, omdat zij getuigden tegen den geest des tijds. Menig werkman werd door zijn patroon ontslagen, als hij weigerde op Zondag te werken. Er zijn er nog in leven onder onze ouden van dagen, die het aan den lijve gevoeld hebben, dat zij pal stonden voor de heiligheid van Gods dag. De eerste Synode onzer kerk in 1836 sprak uit:
„De gemeenten zullen ernstiglijk worden vermaand tot getrouwe heiliging vaa den Rustdag des Nieuwen Verbonds, als zijnde de dag des Heeren, zullende buiten de werken der barmhartigheid en liefdadigheid, de wekelijksche arbeid en nering stilstaan, opdat niet de toorn des Heeren over Zijne gemeente grootelijks ontsteke, wegens de schending van den Sabbath. De lidmaten der gemeente zullen met den herderstaf des Goddelijken Woords, wegens de overtreding in deze, geleid en gehoed, en zoo zij zich tegen deze zachte vermaning velzetten, zullen zij door de sleutelmacht gecensureerd, en zoo zij zich daartegen verharden, als verachters der ordinantiën Gods afgesneden worden.” De vaderen der scheiding hebben zich dus reeds van af hun eerste synode, te Amsterdam in 1836 gehouden, geopenbaard als mannen, die het vierde gebod van ‘s Heeren Wet hooghielden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1930

De Wekker | 6 Pagina's

Art. 67 D.K.O. Feestdagen. (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1930

De Wekker | 6 Pagina's