Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Weezenverzorging. (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Weezenverzorging. (VI)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo terloops heb ik in de vorige artikelen al gewezen op gezinsverpleging voor de weezen. We weten, dat de meeningen nog wel eens uiteengaan, als het gaat moeten niets hebben van de gezinsverplepleging of van Gestichtsverpleging der weezen. Sommigen achten geheel de gestichtsverpleging uit den booze, anderen moeten niets hebben van de gezinsverpleging. Ik geloof, dat men ook hier in het midden het veiligst gaat. Men moet het eene niet om het andere wegwerpen. Misschien is ‘t waar, dat gestichtsverpleging eigenlijk niet noodig moest wezen, let wel moest wezen. Christelijke Gereformeerde gezinnen móesten met zoo veel deernis jegens het verweesde kind vervuld zijn, dat er onder ons voor een weeshuis geen plaats overbleef. Dan moest de opvoeding in die gezinnen zoo goed en berekend zijn voor het doel, dat gezinsverpleging veel goedkooper en veel doeltreffender is. Wat de kosten betreft, ik betwijfel of die bij gezinsverpleging lager zijn. Maar dat daargelaten. Wat moes zijn, is daarom nog niet zoo.
In onzen tijd van algeheele ontreddering zullen waarlijk godvruchtige gezinnen heel schaars gevonden worden. Het ouderlijk gezag begint allerwegen zoo te tanen, dat weezen verzorgers (diakonieën) haast de schrik om het hart moet slaan, als ze slechts denken aan gezinsverpleging. Zeker, uitzonderingen zijn er, maar ze bevestigen den droevigen regel der ontbinding en ontaarding. Dan is het veiliger gaan op den weg van gestichtsverpleging, waarbij men een gehuwd paar kan aanstellen, van wie men de waarborgen heeft, dat ze berekend zijn voor hun taak, dan het met de weezen, nu eens hier, dan weer daar te probeeren. Ze zouden allengs worden: proefkonijn.
Doch er is nog iets, en dat zit hem nu niet maar in de pleegouders, maar in de pleegkinderen. Ieder kind, dus ook iedere wees heeft zijn eigen aanleg, geaardheid, karakter, enz. enz. Bijvoorbeeld, voor het eene kind zal het heel goed zijn in een beperkten kring, in een eenvoudige woning, bij getrouwe godvreezende menschen te worden grootgebracht, het gestichtsleven met zijn reglementairen rompslomp zou zelfs funest op hem inwerken.
Maar het andere kind is van geheel andere geaardheid.
Het kan de reglementaire dagorde nu eenmaal niet missen, ‘t moet in vele opzichten disciplinair worden behandeld: ook werkt de gehoorzaamheidsbetooning van vele mede verpleeg den rondom hem aanstekelijk em opvoedend in op zijn opstandig gemoed. Dat leert toch ook het werk van z.g. opvoedingsgestichten. Er zijn kinderen, die er heelemaal mislukken, er zijn er daartegenover velen, die juist in het gesticht geleerd hebben, gehoorzaamheid, orde, saamhoorigheid. En nu is een weeshuis wel geen gesticht voor verwilderde en verwaarloosde kinderen, maar … wat levert onze tijd veelal op? Zijn de kinderen van onze kringen nu zoo mijlen ver af van onze hedendaagsche verwilderde jeugd? Er zijn er zelfs, die in gezinsverpleging een soort beginsel zien, dat nimmer mag op zij gezet. Nu moet men toch niet van alles maar een beginsel maken, ‘t Is nog de groote vraag of gestichtsverpleging nu werkelijk principieel iets anders is dan gezinsverpleging .Het is wel iets andersoortigs, het is een andere methode van verpleging, maar beiden en gezinsverpleging en gestichtsverpleging kunnen omspannen door het begrip, weezenverzorging. We zullen moeten vragen: is gestichtsverpleging gewettigd, gewettigd naar den eisch van Gods Woord. En dan zie ik nog niet in, waarom dit niet zoo zou zijn.
En als we dan letten op den geest van onzen tijd, op het algemeen tekort aan gezag en liefde beiden, dan slaat bij mij de evenaar van de schaal toch altijd nog naar gestichtsverpleging over. Laat ons het een zegen achten, dat er in ons land nog vele goede gestichten zijn met betrouwbare verzorgers, waaronder onze eigen inrichting (het zij zonder hoogmoed gezegd) niet de minste plaats inneemt. Laat onze diakonieën er leen dankbaar gebruik van maken. Geve God, dat ons weeshuis niet overbevolkt behoeft te worden, spare Hij de ouders voor de kinderen tot in lengte van dagen. Doch, waar noodig, daar aarzele men ook niet de hand naar het weeskind uit te strekken om het een christelijke gereformeerde opvoeding in ons weeshuis te verzekeren. Laat ons bovenal, inzonderheid als wij bidden geleerd hebben, onze smeekingen voor onsze weesouders en weeskinderen neerleggen aan den troon der genade, en laat ons pleiten op de belofte, dat God een Vader wil zijn voor de weezen, zooals ook Hosea deed: Immers zal een wees bij u onfermd worden?

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1930

De Wekker | 4 Pagina's

Weezenverzorging. (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 april 1930

De Wekker | 4 Pagina's