Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Bondszegelen (57)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Bondszegelen (57)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vam niet minder beteekenis is het de bondszegelen van het Oude Testament nader te bepalen. Het is bekend, dat er onder de oude Bedeeling een tweetal bondszegelen waren, n.l. Besnijdenis en Pascha, waarvoor onder de nieuwe Bedeelimg Doop en Avondmaal in de plaats getreden zijn. Wij zien door heel de Heilige Schrift heen, dat zoowel voor de Oud- als Nieuw Testamentische bedeeling één genadeverbond bestaat en vervolgens, dat er tenslotte maar één volk bestaat, ‘t welk aan de weldaden des verbonds deel heeft, ‘t zij in schenking, ‘t zij ook in deelachtigmaking. Onder de oude Bedeeling was dit het volk van Israël, onder de nieuwe Bedeeling is dit de Kerk. Juist krachtens deze eenheid van het genadeverbond is er een eenheid tusschen het Israël des ouden Verbonds en de Kerk. Wie deze eenheid uit ‘t oog zou verliezen, zou èn in gedrang komen met de leer van het .genadeverbond èn met de eenheid der bondszegelen van Oud en Nieuw Testament.
Wij zeggen dit hier met zoo grooten nadruk, omdat men ook tegenwoordig een richting ziet opkomen, die een wezenlijk verschil stelt tusschen Israël of het Jodendom en de Kerk des Heeren of de gemeente van Christus. De gemeente onder den Nieuwen dag is er bij gekomen, tusscheningeschoven. Zij is het groote tusschenbedrijf, maar het slotaccoord van de geschiedenis is niet de gemeente, maar Israël of het Jodendom.
Dit nu breekt de eenheid van Oud en Nieuw Testament, verbrokkelt de eenheid der bondszegelen en strijdt met het woord van den Catechismus, dat Christus slechts één gemeente heeft, uitverkoren uit het gansche menschelijk geslacht van het begin der wereld tof aan het einde.
Wanneer iemand zou meenen, dat ook voor het volk der Joden nog een bijzondere toekomst is weggelegd, ik zal hem hierin niet tegenspreken.
Dr. Kuyper Sr. schrijft daaromtrent:,Ook Israël zal in het rijk der heerlijkheid onder de schare, die niemand tellen kam, zijn eigen type, zijn eigen stempel, zijn eigen karakter dragen, niet gelijk de Jood het bedierf en verdierf, maar gelijk God het eens heerlijk aan Israël had toegedacht. Van voorrang daarentegen, van een verheffing boven de volken zal daarom in de toekomst der heerlijkheid van Israël geen sprake zijn, omdat in tegenstelling met wat de Jood beoogt, het echte Israël Gods juist daarin heerlijk zal uitblinken, dat het alle Joodsche vragen „wie toch de meeste is” voor altoos zal hebben verleend.”
Juist om die onlosmakelijke eenheid van Oud en Nieuw Verbond heeft de Gereformeerde theologie alle coccejaansche beginselen en grof-chiliastische neigingen willen afweren. De Gereformeerde theologie begreep, dat wie haar voet gaf heel de leer van het genadeverbond aanrandde en de eenheid der gemeente uit Joden en Heidenen te niet deed en tevens het bewijs voor den kinderdoop als in het teeken der besnijdenis prijs gaf.
Wij vonden een prachtig citaat bij van Andel, die zoo schoon de nauwe verwantschap van de gemeente van Christus uit Oud en Nieuw Verbond teekende. Dat is te meer van beteekenis, omdat het van algemeene bekendheid kan worden geacht, dat Ds. van Andel groote aspiraties kende ten opzichte van de bekeering van het Jodendom en herstelling van het Jodendom als natie in hun eigen land. Miaar dit sloot bij Ds. van Andel nooit in een afzonderlijke Kerk uit Israël, naast de gemeente van Christus. Daarvoor was van Andel veel te diep ingeleid in de Geref. theologie en had hij te zeer een oog voor de eenheid van het genadeverbond onder Oud- en Nieuw Testament.
Wij lazen dit citaat in van Andels commentaar op den eersten brief aan de Corinthen, hoofdstuk 10 : 1-4: „En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaderen allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn en allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee en allen dezelfde geestelijke spijze gegeten hebben en allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben, want zij dronken uit de geestelijke steen rots, die volgde en de steenrots was Christus.”
Van Andel teekent hier aan en ik zal hier en daar het cursiveeren: „Men kan hieruit zien in wat nauwe verwantschap wij, geloovige Heidenen, tot de Israëlieten staan, indien zij onze vaders zijn, dan zijn wij, hunne kinderen, deelgenooten van de beloften die hun gedaan zijn, dan zet de historie huns huizes zich in ons voort gelijk de ontwikkeling van den boom in de ingeente takken, dan erven wij slechts als kinderen Abrahams het Koninkrijk. Hoezeer is de stelling„ dat de gemeente des Nieuwen Verbonds een afzonderlijk lichaam zou zijn naast Israël met een andere bestemming en een anderen levensgang dan niet met de Schrift in strijd
De Christelijke gemeente iis niet met den Pinkstendag begonnen, maar met Abraham en op dezen Pinksterdag slechts mondig verklaard. Zij is geen gemeente uit Israël, maar Israël zelf, aangevuld uit de volken.”
Ieder zal beseffen van hun groote beteekenis, van hoe verreikende strekking deze gedachte van van Andel is. Nooit zullen wij de sacramentsleer in zuiver Gereformeerde lijn kunnen houden of eerst moet voor ons daghelder zijn, dat die gemeente van Christus onder den Nieuwen dag de voortzetting is van de Kerk onder de Oude Bedeeling. Dan wordt de Schrift te beter verstaan, dat het Israël niet is, wat uit Abraham, maar wat uit Gods Geest is geboren en wij denken aan ‘t woord uit den Galathenbrief; „want in Christus Jezus heeft noch besnijdenis eenige kracht, noch voorhuid, maar een nieuw schepsel en zoovelen als er naar dezen regel wandelen zullen, over dezelven zal zijn vrede en barmhartigheid en over het Israël Gods”. Hieruit blijkt wel, dat niet het vleeschelijk Israël met zijn tijdelijke uitwendige nationale beteekenis, het groote thema voor Paulus’ gedachtengang is geweest, maar dat het bij hem ging om het geestelijke Israël, de wedergeborenen; en dat die uit Joden en Heidenen verzameld’, te zamen vormen het Israël Gods. Uit oorzaak van deze eenheid tusschen Oud en Nieuw Testament lezen wij in de Schrift, dat Mozes in Egypte de smaadheid van Christus gedragen heeft. … Het gaat tenslotte niet om Israël, maar het gaat om dien Christus. En wanneer dat geldt voor heel de Godsopenbaring, dan gaat het ook bij de bondszegelen, onverschillig of wij hier aan Besnijdenis of Pascha, aan Doop of Avondmaal denken, om niemand anders dan om den Christus.
Zeker, daarom wil ik met van Andel bidden en arbeiden om de bekeering en zoo noodig wederkeering der Joden, maar niet om den Joodschen trots te voeden: "Wie van ons de meeste”, niet om de Joden aan het toppunt der natiën te plaatsen, doch gelijk van Andel het zoo schoon zegt, „omdat hunne vaderen onze vaderen zijn en dat zij onze broederen zijn, en wij Abraham’s zaad zijn geworden van éénen huize met hun vaderen.”
Zie, wie dit een en ander wèl onder de aandacht heeft, zal dadelijk een goeden grondslag hebben, wanneer het vraagstuk der verbondszegelen van Oud en Nieuw Testament wordt besproken .Het gaat hier, bij alle verschil van bediening en bedeeling, om de wezenlijke eenheid. Deze mag tot geen prijs worden verbroken, zullen wij niet heel de Godsopenbaring, heel de beteekenis van het genadeverbond uit elkander rukken.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1930

De Wekker | 6 Pagina's

De Bondszegelen (57)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1930

De Wekker | 6 Pagina's