Art. 70 D.K.O. Huwelijks-Ordinantiën. (I)
Art. 70 der Dordsche Kerkorde draagt het stempel van den tijd, waarin het opgesteld is n.l. den tijd, waarin Kerk en Staat zeer nauw aan elkaar verbonden waren, zoodat het huwelijk meestal door de Kerk gesloten werd. Zelfs sloot de Kerk de huwelijken dergenen, die niet tot haar behoorden, zooals van Roomschen en Joden, doch bepaalde daarbij dat huwelijken van de zoodanigen niet „met den publieken en solemneelen zegen in de Kerk” mochten ge.slotcn worden. Daarom drongen de Kerken telkens aan om eene „generale huwelijksordinantie”, opdat er eene regeling zou komen inzake zulke huwelijken. Toch bleef deze aandrang der Kerk onverhoord en lieten de overheden de huwelijkssluiting aan de Kerk over. Vandaar dan ook de inhoud van Art. 70 D.K.O. dat aldus luidt:
„Alzoo bevonden wordt, dat tot nog toe, verscheidene gebruiken in huwelijkszaken alomme onderhouden zijn en nochtans wel oorbaar is, dat daarin insgelijks gelijkvormigheid gepleegd worde, zoo zullen de Kerken blijven bij het gebruik, hetwelk zij, conform Gods Woord en voorgaande kerkelijke ordinantiën, tot nog toe onderhouden hebben, totdat bij de Hooge Overheid (die men daartoe met den eersten zal verzoeken) eene generale ordinantie, met advies der kerkedienaren, daarop gemaakt zal zijn, naar hetwelk deze kerkeordening zich in dit stuk refereert.”
Zooals dit artikel luidt, kan het thans niet meer gebruikt worden. De toestanden zijn daartoe te veel verouderd. De Kerk sluit thans geen huwelijken meer, doch de Overheid. Dit geschiedt nog wel in Engeland en Amerika. De predikant sluit daar het huwelijk en geeft het getrouwde paar een bewijs, dat het huwelijk wettig gesloten is. In ons land geldt sedert 1848 het burgerlijk huwelijk, zoodat de kerkelijke bevestiging er van eerst mag plaats hebben, wanneer de ambtenaar van den burgerlijken stand het huwelijk gesloten heeft. De predikant, die het huwelijk in de Kerk zal inzegenen, moet zich dan ook eerst overtuigen, door inzage van het bewijs van huwelijkssluiting ten stadhuize, dat de ambtenaar het voltrokken heeft. Dit bewijs moest vroeger worden betaald. Hiertegen waren vele bezwaren, inzonderheid omdat het«een soort extra belasting was voor degenen, die Kerkelijk wilden trouwen. Godsdienstlooze personen, die geen kerkelijk huwelijk begeerden, betaalden dus minder voor de huwelijkssluiting. Zelfs al was de predikant tegenwoordig als getuige bij de burgerlijke huwelijkssluiting, dan was dit nog niet voldoende. Het gold in dien tijd van de opperheerschappij van het liberalisme dat de fijnen maar betalen moesten.
Zeker afgescheiden predikant. Ds. Smit te Gorinchem, die meende dat zijn tegenwoordigheid als getuige voldoende was, is er zelfs om gekerkerd. Hij wilde de boete niet betalen, en ging daarom de gevangenis in om aan heel Nederland te toonen, hoe onrechtvaardig die betaling was.
Aan den anti-revolutionairen Minister Heemskerk is het te danken, dat deze betaling is afgeschaft. Het bewijs wordt thans kosteloos afgegeven.
Tegen deze burgerlijke huwelijksvoltrekking is op ons standpunt geen bezwaar. Wel hebben de Roomschen er bezwaar tegen, omdat bij hen het huwelijk een sacrament is en daarom kerkelijk moet geschieden. Daarom beschouwt de Roomsche Kerk een huwelijk harer leden eerst wettig gesloten als de Kerk het voltrokken heeft. Wij achten het wel gewenscht en zelfs plichtmatig om ook Kerkelijk te trouwen, maar noemen een huwelijk zonder kerkelijke bevestiging niet onwettig. Wij achten het plichtmatig, omdat bij zulk eene gewichtige zaak als het huwelijk de ”zegen” des Heeren daarover moet worden ingeroepen. Daarom hebben wij sedert 1922 het oude artikel 70 D.K.O. geschrapt en daarvoor in de plaats gesteld een nieuw artikel, dat luidt:
„Alzoo behoorlijk is, dat de huwelijke staat voor de Gemeente van Christus bevestigd worde, volgens het formulier daarvan zijnde, zullen de kerkeraden arbeiden om die overtuiging algemeen te wekken en te versterken en voorts te doen, wat in hun vermogen is om de kerkelijke inzegening des huwelijks ernstig en plechtig te verrichten.”
Deze bepaling, gemaakt door de Synode der Christ. Geref. Kerk in 1875, werd nu opgenomen als Art. 70 der Kerkorde.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 november 1930
De Wekker | 4 Pagina's