Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

God en de wereld.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

God en de wereld.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heilige Schrift keert zich van meet af tegen elke pantheïstische gedachte.
In den beginne schiep God den hemel en de aarde. Gen. 1:1. Ziedaar de inzet, waarbij alle pantheïsme van stonde aan is uitgesloten. God en wereld zijn hier in wezen onderscheiden, gelijk hier de wereld product is van een daad Gods, van een God, die iets anders is dan de wereld; waarom dan ook die wereld een geschapene heet. God is hier de eerste, de ongewordene, de aanwezige, de eeuwige, In den beginne, dit is de brug, (door schepping) tusschen eeuwigheid en tijd.
Aan Augustinus werd eens gevraagd: wat was er, toen de wereld er nog niet was. Hij antwoordde: toen was er nog geen „toen”.
De tijd zelf is geschapen, tegelijk met de gewordene wereld.
Tijd toch is, dat de dingen elkaar geschieden; gelijk ruimte is, dat ze naast elkaar zijn.
Feitelijk moet men ook niet zeggen: toèn was God er. Alle „toen” is een scheppingsbegrip; behoort tot de nieteeuwigheidssfeer. God is de God, die in de eeuwigheid troont.
Hij is; niet toen, niet straks, niet nu (tijdelijk gedacht); maar Hij IS; zonder meer. Hij is absoluut. God is de ongewordene, de Zijnde; de „Wezenaar”; in wien alle wezens die geworden, geschapen zijn, hun grond en bestand hebben.
Daarom zeiden we van het pantheïsme, dat het het „ware” was op de verkeerde manier. Want het ware er in is, dat het gevoelt en beseft, dat er eigenlijk niets zou kunnen zijn als er geen God als grond was.
Het heeft dit, zooals we breeder hebben aangetoond, foutief uitgewerkt, maar het theïsme heeft hier de juiste schriftuurlijke gedachte en voorstelling gegrepen, namelijk: God is de grond en oorzaak aller dingen, maar in absolute onderscheiding van Zijn wezen, van het wezen der wereld. Hij is eeuwig; de wereld is in tijdruimtelijken vorm. Hij is de zijnde, de wereld, de gewordene.
Hij de absolute, de wereld de geschapene. Hij kan er zijn, ook zonder de wereld; de wereld niet zonder Hem.
Feitelijk, diep doorgedacht, heeft Hij alleen een Wezen; omdat Hij het Wezen de „Wezenaar” is. Niet dus God is eigenlijk het groote vraagstuk, maar de wereld.
Dat er een absoluut eeuwig Wezen is, dat als absoluut en en eeuwig het bestaan dus meê insluit, en dien overeenkomstig ongeworden, ongeschapen, eeuwig zijnde, zonder oorzaak in en uit en door zichzelf bestaat; zie dat is eigenlijk de natuurlijkste zaak, die idenkbaar is, niet direct voorstelbaar, maar wel denkbaar; ja eigenlijk het eeuwige, wat ik goed in en na denken kan.
Als ik maar denken kan.
De vrijdenker denkt ten deze helaas niet vrij, niet alles overstijgend genoeg. Niet het Godsbestaan, maar het wereldbestaan is veeleer de lastigheid voor mijn denken, vooral lastig, als ik van geen God wil weten.
Van waar dan alles? Hoe dan alles? Waartoe dan alles?
Ja meer nog: hoe kan er een worden zijn, als er geen „zijn” aan ten grondslag ligt.
En God zelf dan, zoo vraagt ge?
Van waar die dan? Wat oorzaak heeft Hij? Wel denk nu door, goed door. Dan is het immers rationeel, dat, zal er van oorzaken sprake zijn, er één wezen de zijnde moet zijn, die de oorzaaklooze oorzaak is. Het naar buiten treden in scheppingsdaad, dat moge allerlei vragen doen rijzen; en mij nog voor tal van moeilijkheden voor mijn denken stellen (waarover later nog iets); maar het absolute zijn, als het éénige, dat werkelijk is, ja IS; dat moet voor mijn denken geen bezwaar zijn. Dat is mijn uitgangspunt, mijn sfeer; mijn mysteriesfeer ja, maar waarin ik adem; als zijnde van mij en van heel de schepping, als geworden, de levensgrond.
Niet „God” is lastig te verstaan, niet zijn bestaan is de steen der moeilijkheid, maar veeleer mijn
aanzijn, zie dat is iets om sceptisch van te worden, om onbegrijpelijk geacht te worden.
Kortom, we moeten ons zoo hoog weten op te werken, dat we verstaan (ik zeg niet: begrijpen) dat het geloof in God als in HET absolute wezen, dus dan ook, als bewust wezen; dat dit geloof niet absurd is, maar door en door logisch is.
Wie nog niet met rede en oordeel kan zeggen: „God is”, zie die moet dan geen vrijdenker worden, maar zien, dat hij zijn hersenapparaat plus de functionneering ervan wat laat repareeren, maar het geeft geen recht om Godloochenaar te worden.
Dit is een gebrek in uw denken, zij het een diep zondig.
Alle vraag naar het bewijs is dan ook absurd. Men geeft dan blijk, niet te weten, waarover men het heeft. Als God bestaat, dan is dit het éénige wat eigenlijk waarlijk goed IS, en moet dit zich daarom aan onzen geest direct manifesteeren, in ons weerspiegelen; of ‘t is te vergeefs, wat ge met z.g.n. bewijzen zoudt aanvangen. ‘t Is eigenlijk voor God beleedigend, om met z.g.n. bewijzen te werken. En voor óns feitelijk ook. Wij behooren dit niet noodig te hebben. W e kunnen in Hem gelooven, ook Hem loochenen, maar met bewijzen zal ‘t niet gaan. Dit in in strijd met den aard der volstrekte absoluutheid Gods. Dat er toch atheïsten zijn komt, omdat de mensch zoo groot is geschapen, dat hij vallen kan. Het atheïsme is geen vrucht van z.g.n. bewijzen contra God, maar van ommekeer, van de zielestand tegenover God. Is alles normaal, dan weerspiegelt God zich van zelf in ons en dat geeft geloof in God. Is er afkeer, afval, geen weerspiegeling mogelijk, dan baart dit: atheïsme. De volgende maal meer.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1931

De Wekker | 4 Pagina's

God en de wereld.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1931

De Wekker | 4 Pagina's