Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De levende Middelaar. (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De levende Middelaar. (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Vrees niet; Ik ben de eerste en de laatste, en die leef, en Ik ben dood geweest; en zie. Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods. Openb. 1:17, 18

Het was, wat het vleesch aangaat, voor den Apostel Johannes zeker niet aangenaam, dat hij uit den dienst des Heeren en Zijner gemeente werd weggerukt op last van den heidenschen keizer Domitianus en heen gevoerd werd naar het betrekkelijk kleine rotseiland Patmos in de Aegeïsche zee. Riepen niet de verschillende gemeenten van Klein-Azië om bearbeiding? Was eigenlijk niet het oog van heel de Kerk des Heeren gevestigd op den alleen overgebleven Apostel? Had niet de verzorging van het erfdeel des Heeren de liefde van zijn hart?
Het kon hem tot eene vertroostende gedachte zijn, dat hij niet werd weggevoerd als „een doodslager, of dief, of kwaaddoener”, doch dat het geschiedde „om het Woord Gods en om de getuigenis van Jezus Christus”. Maar toch, wat moest er worden van de gemeenten, aan zijne zorg toebetrouwd, de gemeenten, welke hij kende in hare zwakheden en gebreken, de gemeenten, van welke hij wist, dat zij leefden onder de voortdurende bedreiging van de lusten des vleesches, den druk der wereld, de listen des satans?
Zoo — oppervlakkig bezien — zouden wij zeggen, dat Domitianus geen grooter schade had kunnen doen aan de belangen van het Koninkrijk Gods — hetgeen die keizer zelf ook meende — dan door het onttrekken van den ouden en geliefden Apostel aan den arbeid in dat Koninkrijk!
‘s Heeren wegen zijn echter, naar Zijn eigen Woord, anders dan onze wegen, en Zijne gedachten hooger dan onze gedachten. Hij alleen weet, wat goed is; niet wij weten het, Hij weet het. Hij, die de Alwetende niet slechts, maar ook de Alwijze is, die tot de bereiking van Zijn doel, in alle opzichten wijs en goed, ook de middelen weet en op hun, d.i. Zijn tijd aanwendt. Wanneer de Heere een weg met ons inslaat, dan kan het zijn, dat wij dien weg geheel verkeerd achten en schadelijk voor het einddoel Gods, maar hoe zullen wij, kortzichtige menschen, eigenlijk naar waarde oordeelen over Gods wegen? Zien wij meer dan wat op het oogenblik van het heden voor ons zichbaar wordt? Kunnen wij zien, hoe die weg loopen zal en waarheen hij dus zal leiden? Neen, verborgen is voor ons de toekomst; slechts de Heere weet hare geheimen. Ons „niet goed” zal straks eindigen in het „zeer goed” van God. Zalig, wie daartoe komen mag!
Johannes is daartoe gekomen. Hij heeft leeren verstaan, waarom zijn weg afboog naar Patmos! Het was voor de bijzondere openbaringen, welke de Heere kern wilde schenken voor heel de Kerk van alle tijden, noodlg, dat de Apostel een tijdlang onttrokken werd aan den omgang met menschen, aan de dikwijls zoo overstelpende zorgen, die het gemeentelijke leven met zich brengt, en die — hoe vaak vergist zich de gemeente in de waardeering van den leeraar, die toch ook mensch is! — zulk een veroppervlakkigenden invloed zelfs op het diepste gemoed kunnen hebben; het alleen zijn met den Heere lijdt soms zooveel nadeel temidden van de beslommeringen des levens, ook van het gemeentelijk leven.
God heeft voor Johannes de stilte van Patmos verkoren, waar het cultuurleven zijn schrille klanken niet hooren laat, waar slechts het lied der zee vernomen wordt en het ruischen der breede wateren zal hem zijn het lied van den speelman, toen de koningen van Israël, Juda en Edom tot hem kwamen om uit zijnen mond het woord des Heeren te vernemen.
Zoo zal ‘s Heeren woord komen tot den Apostel!
Gedwongen, maar gezegende vacantie voor den Apostel, voor gansch de Kerk!
Mochten de vacanties der dienaren des Woords — vacanties, die ze zoo hoog noodig hebben, evenzoo gezegend zijn!

Als ‘s Heeren openbaring tot Johannes komt, is hij in den geest op den dag des Heeren. In den geest, d.i. in vertrekking der zinnen, waardoor hij, wat om hem is, wel ziet en toch niet ziet, wel hoort en toch niet hoort, maar alle zinnen saamgetrokken worden op hetgeen hem zal worden getoond en gezegd van ‘s Heeren wege; niets bestaat er eigenlijk voor hem, dan wat de Heere hem openbaren zal.
Een stem komt tot hem, krachtig en welluidend als eener bazuin. Het is de stem van den verheerlijkten Borg, van zijn Heere en God. Als de Alpha en de Omega maakt de Heere Zich aan hem bekend, en beveelt hem, wat hij ziet, te schrijven aan de met name door Hem genoemde zeven gemeenten van Klein- Azië en in deze aan de Kerk van alle tijden.
Als Johannes deze stem hoort, keert hij zich om, om te zien, wie het is, die tot hem gesproken heeft. Hij ziet meer dan Dengene, die tot hem gesproken heeft.
Zeven gouden kandelaren ziet hij, kandelaren die de zeven gemeenten in Klein-Azië moeten voorstellen. Gouden kandelaren, want het zijn Gods gemeenten; als zoodanig moet het edelst metaal haar verbeelden. Kandelaren, want als gemeenten des Heeren, zijn ze lichtdragers in het midden der wereld, om gelijk haar Hoofd de wereld te verlichten.
In het midden dezer gouden kandelaren ziet Johannes den Persoon, die tot hem heeft gesproken. Johannes herkent Hem; Hij is den Zoon des menschen gelijk. Hij moge anders zijn, maar een ander is Hij niet; verheerlijkt, maar toch Dezelfde. Niet de Zoon des menschen in Zijne vernedering, zelfs niet de Zoon des menschen, gelijk Johannes en de andere apostelen en discipelen Hem aanschouwden na Zijne opstanding, maar de Zoon des menschen, naar den aard van het bijzondere der openbaring eigen aan de soort van profetie en openbaring van het laatste boek des bijbels — men noemt die soort in de theologische wereld apocalyptiek — in Zijn gansche verschijning uitbeeldende Zijne heerlijkheid, kracht en macht, en majesteit.
Christus is hier bekleed met een lang kleed tot aan de voeten, en omgord aan de borsten met een gouden gordel. Zijn hoofd en haar was wit gelijk als witte wol, gelijk sneeuw, en Zijne oogen gelijk eene vlamme vuurs. Zijne voeten waren blinkend koper gelijk, en gloeiden als in een oven. Zijne stem was als een stem van vele wateren. In Zijne rechterhand had Hij zeven sterren — verbeeldende de zeven engelen, herders en leeraren der zeven gemeenten. Uit Zijnen mond ging een tweesnijdend scherp zwaard; en Zijn aangezicht was gelijk de zon schijnt in hare kracht.
Is het wonder, dat Johannes, dezelfde Johannes, die eenmaal in den schoot van Jezus aanlag, nu getuigen moet: En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijne voeten? Wie zal Christus zien in heerlijkheid van Zijn uitgedrukt beeld zijn der zelfstandigheid Gods, en staande blijven? Een van beide, hij zal vlieden, roepende tot de bergen: Valt op mij! en tot de heuvelen: Bedekt mij! — of hij zal als dood neervallen. Als dood, geheel verwonnen, afwachtende, of er voor hem nog leven zal kunnen zijn. Hoe zou zelfs de heilige Apostel niet verslagen worden, als hij zijnen Heiland zoo ziet?
De Heere buigt Zich tot Johannes neder, en legt Zijne rechterhand — de hand van de macht, maar ook van de hulp en troost en liefde — op hem, en zegt: Vrees niet; Ik ben de eerste en de laatste, en die leef, en Ik ben dood geweest; en zie Ik ben levend in die eeuwigheid. Amen. En Ik heb de sleutels der hel en des doods.
Dit woord heeft den als doode neergevallene opgericht.
Jezus’ leven was het zijne en werd bij vernieuwing het zijne!

L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1931

De Wekker | 4 Pagina's

De levende Middelaar. (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1931

De Wekker | 4 Pagina's