Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenwerking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenwerking

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu de Raad van kerken voor praktisch christendom is geïnstitueerd en al verschillende malen van zich heeft doen hooren, worden ook in de Gereformeerde Kerken stemmen beluisterd, die niet onverdeeld het exclusieve standpunt innemen, dat deze kerkengroep ten opzichte van dezen raad heeft bekend gemaakt. Wij, gereformeerden, voelen niets voor een eenheidsbeweging, die óf onze gereformeerde belijdenis op het doode spoor zou brengen óf een aanklacht tegen deze belijdenis zou kunnen en moeten zijn.
Wat ons de schoolwet van 1806 heeft geleerd, toen men ook getracht heeft om een vereeniging van alle Gezindheden op de volksschool te bewerken, kan ons tot een waarschuwing en een baken in zee zijn.
Geen eenheidsbeweging, maar wel samenwerking daar, waar wij kunnen samen komen op het groote terrein van het leven, waar zooveel nooden schreien, zooveel harten krimpen, zooveel wereldjammer volken uiteen dreigt te rukken.
Prof. Bavinck, wiens gemis in deze dagen wel sterk wordt gedemonstreerd, schreef eens dat principieele veroordeeling van alle samenwerking zoo licht ovedreven individualisme voedt, geestelijken hoogmoed kweekt, en onedele concurrentie bevordert. Aan alle valsch isolement is zoo spoedig het gevaar van geveinsdheid en schijnheiligheid verbonden. Zoo gemakkelijk vat de gedachte post in ons hart, dat wij heiliger dan anderen zijn. Uit de hoogte zien wij op hen neer en miskennen het ware en goede, dat ook in hun kring nog (gevonden wordt. Tegen al deze eenzijdigheden en overdrijvingen worden wij door samenwerking behoed.
Zij brengt ons in aanraking met degenen, die meer of minder ver van ons af staan, doet aan het licht treden, wat bij alle verschil ons gemeen is, en brengt ons daardoor tot het ootmoedig besef, dat wij deelen zijn van een veel grooter geheel.”
Deze Bavincksgeest is in de Gereformeerde Kerken nog niet geheel verdwenen. Hier treedt voor mij op een man als Prof. Dr. F.W. Grosheide, Hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, die in het Noord Hollandsch kerkblad het besluit der Gereformeerde Kerken bespreekt om zich afzijdig te houden.
Hij zegt ervan: er zijn voorstanders en tegenstanders van dit besluit, maar ook leden, die meenen, dat de zaak met deze beslissing niet afgedaan is. Tot deze laatsten behoort ook Prof. Grosheide.
Geen wonder. Hij, die zulk een groot aandeel heeft in de organisatie van het Nederlandsch Christelijk Persbureau, dat als vrucht van de wereldconferentie van Stockholm zich al meer een plaats weet te veroveren, kan niet anders dan zijn beste krachten geven om te trachten in den grooten chaos der tijden nog een lichtend spoor te vinden.
Prof. Grosheide nu doet een voorstel aan de Gereformeerde Kerken, dat mij toelijkt ook voor de Christelijke Gereformeerde Kerk niet zonder beteekenis te zijn, wanneer ook zij straks zich zal hebben te beraden inzake de vraag van al of niet samenwerken met andere kerkengroepen.
ZHG. zegt: het lijkt mij het beste, dat de oplossing gezocht wordt in den weg van de benoeming van deputaten vanwege de generale Synode voor algemeene christelijke belangen. Nu zijn de Deputaten voor het verband met de Hooge Overheid soms een soort kapstok, waar men aan ophangt, wat men anders niet kwijt kan. Beter kon het zijn, Deputaten voor algemeen christelijke belangen te hebben. Deze broeders konden een adres zijn voor hen, die met onze kerken over algemeene christelijke belangen willen spreken in den tijd, dat onze Generale Synode niet vergaderde. Deze deputaten zouden vooral niet moeten worden een soort synodus contracta of synodale commissie, die allerlei dingen afdeed, maar als alle andere deputaten een wel omschreven opdracht moeten hebben. Die opdracht zou kunnen luiden over formeele dingen, hetzij zelf met anderen overleg te plegen of adres te wezen, waarheen anderen zich kunnen richten. Die opdracht zou nader kunnen en moeten worden bepaald.”
Wat hier door prof. Grosheide wordt gezegd is der moeite waard het te overwegen. Wij spreken ons niet uit over het standpunt, dat een of andere kerk inneemt, wij vragen niet: zijn dat modernen, óf ethischen, óf orthodoxen, maar wij vragen dan alleen naar het belang, dat ons voor oogen staat.
Zeker, ware het mogelijk alsom ons gereformeerd beginsel te laten zegevieren, wij zouden in kerk en maatschappij, in school en staat, in zending en zendingsraad de gereformeerde leest grijpen.
Nu echter bij zooveel schakeering en groepeering dit niet mogelijk is, zullen wij zonder krenking van dit beginsel nog iets gemeenschappelijk trachten te bereiken in den nood der tijden.
En daarom wil ik trachten samenwerking te zoeken in den wijden kring van „Christelijke belangen”; die ten nauwste in verband staan met de godsdienstige en zedelijke grondslagen van staat en maatschappij, op welke grondslagen thans de aanval van ongeloof en revolutie is gericht. Thans wordt ons in het groote wereldconflict een kans gegeven om als christelijke kerken een stem van beteekenis te laten hooren. Dit te laten passeeren zou meer dan jammer zijn.

A. (Apeldoorn) S.

P.S.
Ik heb zoo juist in de bladen gelezen, dat men in Indië op zendingsterrein ook samenwerking wenscht te zoeken. Er is opgericht een protestantsche zendingskring en van dezen kring is onze Ds. Bikker secretaris geworden. Indien er één terrein is, waarop wij elkander hebben te ontmoeten dan is het stellig dat der zending. Daarom stemt het mij tot blijdschap, dat hier verschillende corporaties de handen ineen slaan om bij zooveel gemeenschappelijke belangen elkander te steunen. Al hebben wij naar gereformeerd belijden een eigen zendingsleer en een eigen zendingsmethode, dat sluit geenszins uit, dat wij ook op het terrein der zending gemeenschappelijke belangen hebben, waarin wij elkander hebben te steunen en te vinden.
God zegene dezen jongen Indischen zendingsraad en sterke onzen broeder Bikker ook in deze door hem aangevangen taak.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1931

De Wekker | 4 Pagina's

Samenwerking

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1931

De Wekker | 4 Pagina's