Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onderwijs en opvoeding. (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onderwijs en opvoeding. (2)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Volgens belofte zouden we deze keer het eens hebben over het „Rapport- Rutgers”.
Eensdeels is deze taak vergemakkelijkt, doordat inmiddels vele bladen en tijdschriften dit onderwerp aan de orde hebben gesteld, terwijl het bovendien op de vergadering van den Schoolraad, die in de Paaschweek te Utrecht gehouden werd, door Mr. Bijleveld op uitnemende wijze werd behandeld.
Anderzijds zal het nu niet meevallen, om nog iets oorspronkelijks van dit rapport te zeggen. Want ‘t is reeds terdege van alle kanten bekeken.
Daarom zullen we ons maar beperken tot een soort overzicht met enkele opmerkingen.
In Juli 1926 werd een staatscommissie ingesteld, om de Lager-onderwijswet eens onder handen te nemen.
‘t Was geen klein karweitje. En dat het in een ommezien voor elkaar zou zijn, geloofde niemand.
Maar toch bleef naar veler meening ‘t rapport wel wat erg lang onderweg. Het duurde tot December 1930 eer het langverbeide ontwerp openbaar werd gemaakt.
Eigenlijk was aan de commissie een drieledige taak toegewezen n.l.:
1. Bezuiniging, zonder de levensbelangen van het onderwijs te schaden.
2. onnoodige beperking der vrijheid van het onderwijs weg te nemen.
3. algemeene bezwaren, welke aan het licht waren gekomen op te heffen.

Omdat „bezuiniging” in de eerste plaats werd genoemd, meenden velen, dat een „bezuinigingscommissie” was ingesteld.

Dit was niet geheel juist.
Immers de minister verklaarde bij de installatie, dat de eigenlijke taak der commissie was: het wegnemen der bezwaren, die in de practijk aan den dag waren gekomen.
Al was er bij de verschijning een schier algemeene teleurstelling over de povere resultaten, bij nader inzien viel dit toch wel wat mee.
We kunnen dan ook dadelijk verklaren, dat naar onze meening de commissie een flink stuk werk heeft geleverd.
Natuurlijk zijn er aanmerkingen.
Van de „bezuiniging” is b.v. niet veel terecht gekomen. En, wat er nog wordt voorgesteld, raakt volgens de meeste beoordeelaars wel de levensbelangen van het onderwijs.
Eigenlijk behoeft dit geen verwondering te wekken.
Wanneer in een particulier bedrijf gepoogd wordt om aan verbetering van het bedrijf vermindering van kosten te paren, dan moge dit in zeer zeldzame gevallen eens gelukken, maar in den regel zal het falen. Alleen bij het sovjetregime schijnen zulke pracht-vindingen nogal eens gedaan te worden, maar dan ook uitsluitend op papier.
‘t Is al heel mooi wanneer men verbeteringen verkrijgt zonder verhooging van kosten en hierin is de commissie aardig geslaagd.
We merken hierbij op, dat een herziening der salarissen buiten de opdracht der commissie viel, daar deze niet bij de L.O.- wet, maar bij een algemeen bezoldigingsbesluit voor ambtenaren zijn geregeld.
De voornaamste bezuiniging meende de commissie te moeten vinden in de herziening van de Ieerlingenschaal.
Deze schaal geeft aan, hoeveel onderwijzers (voor rekening van het rijk) in de school mogen zijn.
‘t Staat in verband met het aantal leerlingen, dat de school telt.
Ziehier de schaal, zooals die op heden geldt:

1     tot en met  32  leerl. --- 1 onderw.
33   tot en met  72  leerl. --- 2 onderw.
73   tot en met 116 leerl. --- 3 onderw.
117 tot en met 160 leerl.--- 4  onderw.
161 tot en met 210 leerl. --- 5 onderw.
211 tot en met 260 leerl. --- 6 onderw.
261 tot en met 315 leerl. --- 7 onderw.
Verder voor elke 54 leerl. 1 onderw.

Men ziet, dat kleine scholen spoediger een onderwijzer er bij krijgen dan grootere.
Dit is alleszins billijk.
Die kleine schooltjes hebben even goed 7 klassen, als de groote. En ‘t onderwijs van iemand, die b.v. 40 leerl. in 4 klassen heeft, zal in ‘t algemeen minder resultaat hebben, dan dat van één, die 40 leerl. in één klasse heeft.
Nu stelt de commissie voor, om alles over één kam te scheren, n.l. voor elke 45 leerl. 1 onderwijzer.
Voor groote scholen is deze regeling aanmerkelijk voordeeliger. Maar…… die hebben het juist niet zoo noodig
Terwijl de kleinere (die men voornamelijk op ‘t platteland vindt) in een heel wat slechtere conditie komen.
‘t Is waar, eenige bezuiniging zou het geven. Bovendien meent de commissie, dat splitsing van grootere scholen in een aantal kleinere zou worden tegengehouden.
Doch diezelfde commissie verklaart in datzelfde rapport, dat haar gebleken is, dat zulke onnoodige splitsingen tot heden zeer zelden zijn voorgekomen.
Dat klopt dus niet.
Op kleine dorpen kan men geen groote scholen verkrijgen, om de eenvoudige reden, dat er geen kinderen genoeg zijn.
Daarom zou het onderwijs op de kleine dorpen de dupe worden van deze uniforme regeling.
(Wordt vervolgd),

Noordeloos. VERMEER.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1931

De Wekker | 4 Pagina's

Onderwijs en opvoeding. (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 mei 1931

De Wekker | 4 Pagina's