De stem van het geheugen.
In de gelijkenis van den rijken man en den armen Lazarus lezen we, dat toen de rijke man in de helsche pijn een beroep deed op Abraham’s barmhartigheid en smeekte dat Lazarus tot hem gezonden mocht worden om hem leniging te geven in zijne smarten, Abraham tot hem zeide onder meer, „kind, gedenk dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade.”
De rijke man had kennis. Hij kon zich herinneren het leven op aarde, hoe hij geleefd en gehandeld had, ook jegens dezen Lazarus die nu de vreugde van de gemeenschap der heiligen hierboven mocht genieten.
Het geheugen sterft niet uit bij den dood. Er is herinnering, ook in den tusschenstaat. We zullen niet uit ons geheugen kunnen wisschen, wat we gedaan hebben, en wat er in ons leven op aarde voorgevallen is. We moeten immers allen rekenschap geven van hetgeen we in het lichaam gedaan hebben, hetzij goed of kwaad.
Een van de groote dichters van Engeland, Lord Byron, stelt ons Manfred voor in zijn groot drama in contact met de geestenwereld, en die van de opgeroepene geesten slechts één verzoek afsmeekt, namelijk, vergetelheid. Hij schijnt een erge misdaad op zijn geweten te hebben, dat hem zóó bezwaart en zijn leven vergalt, dat hij den dood verkiest boven het leven. Maar de geesten geven hem de verzekering, dat zij niet bij machte zijn dit verzoek in te willigen, dat niemand zijn verleden kwijt kan raken.
Een schrijver verhaalt ons van een man op middelbaren leeftijd, die in eene stadszending in New York een getuigenis aflegde en iets uit zijn levenservaring mededeelde. In zijn jeugd had hij op ’n college gestudeerd. Hij had goede ouders, en een goede opvoeding genoten. Toen hij een veelbelovende betrekking had, kwam hij in verzoeking en hij gaf toe, gaande van kwaad tot erger. Bij geval kwam hij in een Zending, en dit was ’t middel dat hij van zijne zondige wegen terugkeerde. Hij werd bekeerd en begon een nieuw leven. Maar, terwijl zijne lippen beefden, voegde hij er aan toe: „O, als ik nu maar het verleden kon vergeten!”
Voor een oogenblik stond hij nog op. Er was stilte in de zaal, en menigeen was in diep gepeins verzonken. Toen deze spreker weer was gaan zitten, stond een vrouw op die hem antwoordde: „U wenscht uw verleden te kunnen vergeten. Misschien wil God dat gij uw leven zult blijven herinneren. Hij weet wellicht, dat vergetelheid niet goed voor u zou zijn. Dit is misschien het middel dat u voor vallen bewaart.”
Dat was een goede wenk, en een gedachte die men wel mag bewaren. De stem van het geweten verstoort en vernedert ons. Maar dit is misschien een genadige beschikking en een middel in Gods hand ons te behoeden tegen afwijking en zonde. Als de Verzoeker zijn hand op onze schouder legt en ons zoekt te verleiden, is het wellicht de stem van ons geheugen welke ons influistert: „Doe dat nooit; ge hebt genoeg bitterheid ondervonden. Gij zijt verlost. Laat u niet opnieuw gevangen nemen in de vreeselijke strikken van de macht der duisternis!”
Uit „De Heidenwereld".
Uit „De Heidenwereld”.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juni 1931
De Wekker | 4 Pagina's