Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zonden der lippen. (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zonden der lippen. (2)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En toch, toch wordt er onder ons volk nog zooveel gevloekt. Niet met opzet en ook niet met wetenschap. Vaak alleen uit gewoonte en dan niet in den groven vorm. Eigenaardig, ook niet in drift, veel meer in opgewekt gesprek, heel gemoedelijk.
In plaats van den Naam Gods, gelijk die luidt, wordt dan een bedekte vorm gebruikt, de bastaardvloek!
Deze doet zich heel onschuldig voor. Als ge den menschen er op wijst, kunt ge vaak hooren: Maar is dat nu ook al vloeken? Men heeft het nooit als zoodanig gezien en het dus ook niet als zonde herkend.
Behooren deze bastaardvloeken echter ook niet tot de ijdele woorden, waarvan wij eenmaal rekenschap te geven hebben? Zijn ze niet geheel overbodig? Ze doen eigenlijk alleen den dienst van stopwoorden, want gewoonlijk geven ze aan het redebeleid hoegenaamd geen richting, of we gebruiken ze als tusschenwerpsels, die ons aangename of onaangename gevoel moeten onderstrepen,
Het is wel een teeken der verdorvenheid onzes harten, dat er nu juist gegrepen wordt naar vormen, die naar den mutserd rieken, vormen, die ons schuldig stellen.
Vermomd heeft de bastaard zich gevestigd en vaak zeer vast!
Wat moeten wij zeggen van woorden als gut, gunst, grut en gort?
Louter verbasteringen van den heiligen Naam des Heeren!
Wat van jee, jassus en jessus? Niet anders dan verbasteringen van den dierbaren Jezus-naam!
En hoe staat het met de woorden, die met sakker en sapper beginnen?
Sakker, verslapt tot sapper, is niet anders dan het woord sacer, hetwelk heilig beteekent. Aan al die woorden is een luchtje, al zijn het dan ook geen bepaalde vloeken te noemen. In den grond zijn ze wel eedsformules. Bijzonder opmerkelijk onder deze zijn sakkerdrie, d.i. heilige Drie, we behoeven niet te zeggen, wat hiermede wordt aangewezen, en sakkerjèn, d.i. heilige Jezus. Dikwijls worden deze bastaards nog verbasterd en hoort ge als uiting van verwondering: Wat Zaterdag! Noch het rechtstreeksche, noch het bedekte ijdel gebruik van Gods Naam, vinde op ons terrein rust, maar beide worden ze vervolgd, opdat ze volkomen uitgedreven worden!
Daartoe zij men voorzichtig in de opvoeding, opdat men wete èn met wie de kinderen omgaan èn wat lectuur ze lezen. En vooral wachten de ouders zich voor loslippigheid in dezen. Zoo wij een regel moesten geven, wij zouden zeggen: Gebruik nooit een woord, waarvan ge de beteekenis niet kent! Wij zijn niet alleen zondaren ten opzichte van de zonden die wij als zonden kennen, wij zijn het ook ten opzichte van die, welke wij als zoodanig niet kennen! Ook over deze zal het oordeel eens gaan!

De tweede zonde der lippen is de zonde tegen het negende gebod. Onze Heide-berger teekent bij dit gebod aan: Dat ik tegen niemand valsch getuigenis geve, niemands woorden verkeere, d.i. verdraaie, geen achterklapper of lasteraar zij, niemand lichtelijk en onverhoord oordeele of helpe verdoemen. Al deze werken noemt onze catechismus: eigen werken des duivels.
Deze zonde van valsch getuigenis geven raakt terstond den naaste. Wij behoeven niet te zeggen, hoe ernstig de gevolgen vaak zijn van valsch getuigenis, dikwijls voortkomende uit praatzucht, babbelachtigheid, waarbij de naaste zoo’n geschikt voorwerp lijkt, om dien te bespreken. Gewoonlijk leven wij meer mede met onzen naaste dan met onszelf. Onze critiek richt zich niet op ons, doch op degenen, die ons omgeven. Ook deze zonde ligt zoo na aan de deur, dat de voortreffelijkste nog niet aan haar invloed ontkomt en zich dus ook wel schuldig maakt. De Apostel Jacobus schrijft over haar en over de zonde zoo straks genoemd, als hij zegt: De tong is een klein lid en roemt nochtans groote dingen. De tong is ook een vuur, een wereld der ongerechtigheid. De tong kan niemand temmen. Zij is een onbedwingelijk kwaad, vol van doodelijk venijn. Door haar loven wij God en den Vader; en door haar vervloeken wij de menschen, die naar het beeld Gods geschapen zijn. Uit denzelfden mond komt voort zegening en vervloeking.

(Wordt vervolgd).

L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 juli 1931

De Wekker | 4 Pagina's

Zonden der lippen. (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 juli 1931

De Wekker | 4 Pagina's