Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het leven uit den dood.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het leven uit den dood.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Voorwaar, voorwaar zeg ik U: indien het tarwegraan in de aarde niet valt, en sterft, zoo blijft hetzelve alleen, maar indien het sterft, zoo brengt het veel vrucht voort. Joh. 12:24

De schepping is een groot en een heerlijk boek, waar we nooit in uitgeleerd komen. Alle menschen kunnen echter in dit boek niet lezen. Men verstaat de sprake Gods in de schepping niet. Al vertellen de hemelen Gods eer en het uitspansel Zijner handenwerk, al is er geen spraak noch oord, waar men der hemelenstem niet hoort, toch wordt er nog maar zoo weinig van opgemerkt. Niet alleen in groote, maar ook in kleine, ja zelfs in de allerkleinste schepselen is zooveel te zien en te leeren, als ons verstand maar verlicht en geheiligd is. Welk een treffend onderwijs heeft de Zaligmaker menigmaal voorgedragen, aan beelden uit Gods schepping ontleend.
Hoe klein en gering is een zaadkorrel. Zoo iets kleins en gerings is het, waar de Heere het onderwijs uit neemt, met te wijzen op het tarwegraan, dat in de aarde valt en sterft, om daardoor voor te stellen, het leven uit den dood. Gelijk het verband, waarin deze woorden voorkomen, duidelijk bewijst, had Christus met dat tarwegraan zichzelven op het oog. De Zijnen voorbereidend op hetgeen welhaast geschieden zou, wist de Heere, welke een lijden en welk een vreeselijke dood Hem wachtte. Zijne ziel is ontroerd, en — zoo hooren we Hem betuigen: „Wat zal Ik zeggen? Vader, verlos mij uit deze ure! Maar hierom ben ik in deze ure gekomen.” Moedig als de Leeuw uit Juda’s stam, gaat Hij zijn vreeselijken en bangen worstelstrijd tegemoet. Als het oogenblik daartoe in Gods raad zal zijn aangebroken, dan zal Hij ook voor het vreeselijkste niet terug treden, maar zich vrijwillig overgeven en zeggen tegenover hen, die komen om Hem gevangen te nemen: Als gij Jezus den Nazarener zoekt, Ik ben het. Alsof de Heere zeggen wilde: neem Mij dan, en steek uwe handen naar geen ander uit. Ik ben bereid om gebonden te worden, om als een misdadiger te worden behandeld, om gescholden, gelasterd, gegeeseld en gedood te worden. Voor Jezus’ discipelen was dit echter schier onbegrijpelijk, dat Hij, die anderen verloste, zichzelven zoo zou overgeven. Kennende hunne zwakheid, tracht hun Heere en Meester hen te onderwijzen en te doen verstaan, dat groote geloofsgeheim: Leven uit den dood.
Dat is wondervol, dat is mogelijk, dat is noodzakelijk, dat is heerlijk, gelijk met het zinnebeeld van het tarwegraan wordt aangewezen en verklaard. Wie, als het zaaitijd is, zijn graan er te lief toe zou hebben, en in plaats van het in de aarde te zaaien, en het al zaaiende in de aarde te begraven, daarvan zich terughield, zoo iemand zou als het oogsttijd was, zeker niets hebben in te zamelen. Neen, het tarwegraan moet in de aarde gewerkt en onder de aarde bedekt en begraven worden. Daarmee bedekt en begraaft men dan het leven, want in elke zaadkorrel is leven, slapend leven, dat voor ontwikkeling vatbaar is. En dat is het wondervolle van elke zaadkorrel, dat leven komt tot geen goede en gezonde ontwikkeling dan door een zoodanig proces, dat de dood genoemd wordt. De zaadkorrel in vochtige aarde gevallen, sterft, maar op een zeer wondervolle wijze. Want die graankorrel gaat zwellen, door de vochtigheid der aarde, zij berst en breekt open, om dan verder tot ontbinding over te gaan en te vergaan. Maar tegelijk werkt het leven, dat in die graankorrel is op tweevoudige wijze. De levenskiem ontwikkelt met een uiterst teedere spruit welke daaruit voortkomt, en die lucht en licht zoekt. Die teedere scheut of spruit komt eindelijk door aarde en kluiten gedrongen te voorschijn, maar intusschen heeft zich aan die levenskiem ook een wortel-ontwikkeling gevormd, die al dieper de aarde en de donkerheid indringt en waardoor sappen en voedsel uit de aarde worden opgezogen, welke aan de plant voedsel moeten verstrekken. Gaat ge later naar de oorspronkelijke graankorrel zoeken, dan vindt ge er niets meer van, zij is geheel verteerd en vergaan. De nieuwe plant uit, die ééne zaadkorrel voortgekomen, werkt zich in de hoogte en door de vruchtbaarheid, welke de groote Schepper en Onderhouder aller dingen geeft, draagt die eene zaadkorrel veel vrucht. Dan staat ge verbaasd, bij aandachtig en nauwkeurig onderzoek, hoe de aar, uit den halm voortgekomen, een menigte graankorrels, dus veel vrucht voortbrengt.
Dat alles is het werk Gods, dat geen sterveling kan nabootsen, maar waardoor ons te zien gegeven wordt hoe groot, almachtig en heerlijk God is, die in al de werken Zijner handen Zijne grootheid en majesteit openbaart. En wie gevoelt niet, bij het indenken van dit een en ander, welk een veelbeteekenend onderwijs Christus de Heere met dit beeld van het tarwegraan gaf! Hij zelf is aan dat tarwegraan gelijk. Naar zijne menschelijke natuur zal Hij sterven. Dat is met het oog op het doel van Zijne komst op aarde onvermijdelijk en noodzakelijk. Aan dat ontzaglijke proces, heeft Hij als de Zoon des menschen zich onderworpen. Met dat, „voorwaar, voorwaar zeg ik U,” drukt de Heere het met een dubbele bevestiging uit, dat het niet anders kan. Dat „voorwaar” beteekent hetzelfde als het woord „amen”.
In ’t Grieksch staat dan ook het woord amen, dat vertaald is door het woord „voorwaar”. Moet dit sombere gedachten wekken bij Jezus’ discipelen, als zij het verstaan wat dat sterven van het hier bedoelde tarwegraan beteekent, wat was de verklaring welke de Heere daaraan toevoegt dus uitnemend geschikt om hen te bemoedigen en te vertroosten. Wat zullen zij later, toen ze met den Heiligen Geest waren vervuld, en toen zij achter de geschiedenis stonden, daar nog vaak aan gedacht en over gesproken hebben. Niet alleen toch ten opzichte van hun Heere en Meester, maar ook in betrekking tot hun eigen toekomst, hielden deze woorden des Heeren zooveel in. Van Christus lijden en sterven zouden zij getuigen zijn. Zij zouden er kennis van dragen, hoe dat gezegende lichaam van ’t kruis afgenomen en door Jozef van Arimathea en Nicodemus, als een zaadkorrel in de aarde was gelegd. Maar zij zouden ook deelen in de blijdschap en vreugde: getuigen te zijn van Jezus heerlijke opstanding en hemelvaart.
En als ge dan later in uwe gedachten de apostelen volgt, en verneemt wat de inhoud is van de prediking waartoe zij van den Heere zijn uitgezonden, dan is, met verscheidenheid van woorden, volmaakte overeenstemming in aller prediking. Zij prediken het leven uit den dood!
Van die prediking gaat een gezegende kracht en werking uit onder de werking van den Heiligen Geest. Beginnende van den Pinksterdag te Jeruzalem, zien we wat groote en heerlijke vrucht dat tarwegraan voortbrengt. Wel stuit die prediking op geweldigen tegenstand. Wel spot het ongeloof met dat alles, maar niets kan de kracht beletten of weren, die daar uitgaat van het evangelie van Christus. Zelfs een Paulus, de apostel der heidenen, de man van fijne beschaving en voorbeeldige kennis, hij wil en begeert niet anders te prediken dan Jezus Christus en dien gekruist. En geen wonder, want in zijn eigen persoon, deelt hij door Gods genade, in het leven uit den dood. Hij was met Christus gestorven en met Hem opgewekt.
Indien het tarwegraan niet in de aarde valt, — in dat „indien” wordt het voorwaardelijke en met dat voorwaardelijke tevens het noodzakelijke van het in de aarde vallen van het tarwegraan aangewezen, om vrucht, — om veel vrucht te kunnen dragen. Groote en heerlijke vrucht was van Christus beloofd. Zijn arbeidsloon zou voor Zijn aangezicht zijn. Op Zijn volbrachte Middelaarswerk kan Hij eisen, en de Vader zou Hem geven de Heidenen tot Zijn erfdeel en de einden der aarde tot Zijne bezitting. Om die vreugde Hem voorgesteld, heeft Hij de schande veracht en het kruis verdragen. Door diepe vernedering en ontzettend lijden ging de weg van Immanuel tot heerlijkheid. Een menschenkind kan zeggen als een Job: De Heere zal over mij brengen wat Hij over mij bescheiden heeft, zonder te weten wat dit zijn zal. Maar Christus wist van te voren, alles wat over Hem komen zou. Vandaar dat Hij daarvan geduriglijk sprak tot Zijne discipelen. In het beeld van het tarwegraan ziet Christus, wat er met Hem zal geschieden: Hij zal sterven en begraven worden, maar ook opstaan uit het graf tot groote overwinning. Dan zal de slangenkop vertreden, dan zal dood en het overwonnen zijn, en allen, die in Hem gelooven, zullen met en door Hem overwinnen. In het beeld van het tarwegraan, ligt daarom wel allereerst de weg aangewezen, welke Christus als de Hoogepriester en de Middelaar Zijns volks gaan zal, namelijk door lijden tot heerlijkheid. Maar langs dienzelfden weg zal de Heere ook al Zijn volk leiden, met de verzekering: „indien wij met Hem lijden, wij zullen ook met Hem verheerlijkt worden”. Ook van ieder oprecht geloovige kan gezegd worden, dat hij aan het tarwegraan gelijk is, dat in de aarde valt en veel vrucht draagt. Toen Christus stierf aan het kruis, scheen de zaak waar Hij voor geleefd en gearbeid had, verloren te zijn, doch toen was juist alles gewonnen. Als Gods kind sterft en begraven wordt, schijnt daarmee ook, evenals voor ieder ander mensch, alle verwachting in het graf te zinken. Maar het geloof weet beter. Het geloof leert met Job getuigen: Ik weet, mijn Verlosser leeft. Paulus wist het ook, waarom ontbonden te worden en met Christus te zijn, zeer verre het beste is. „Het leven uit den dood”, die wonderspreuk in het oog der wereld, is het gepaste opschrift boven de graven onzer in Christus ontslapenen. Het lichaam, dat als een zaad in sterfelijkheid en verderfelijkheid wordt gezaaid zal in onsterfelijkheid en onverderfelijkheid eens worden opgewekt, om dan aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig, altijd bij den Heere te wezen.
De dood als straf op de zonde bedreigd, moest Christus ondergaan, zou Hij anderen van den eeuwigen dood kunnen verlossen.
Dat doet de geheel eenige Lijder in den hof Gethsemané onder zijn geweldig zielelijden zeggen: Vader! niet mijn wil, maar Uw wil geschiede. En al moet Hij jammeren aan het vloekhout op Golgo-tha: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?” toch zal Hij volharden ten einde toe, en niet rusten voor dat Hij Zijn gansche Middelaarslijden heeft volbracht. Als dan de raad Gods zal volbracht, de losprijs, voor de zonde geeischt, betaald zal zijn, en aan Gods gerechtigheid genoeg gedaan, dat lichaam als een graankorrel in de aarde wordt gelegd, dan past daarop dat „voorwaar, voorwaar zeg ik u.” Nu zal dat tarwegraan vrucht, veel vrucht dragen. Uit den dood zal het leven in volle heerlijkheid te voorschijn komen. Het leven, zoo duur verworven, zoo genadig geschonken, zoo dierbaar en zoo zalig genoten, voor een volk, dat in zichzelven aangemerkt, zoo arm en ellendig is. Ween dan als getuige van al het lijden en van al de smarten, die uw Heer en Heiland heeft geleden, discipel en discipelin des Heeren! Ween over uwe zonden, die Hem dat lijden hebben veroorzaakt. Maar wees blijde en verheug u bij het zien en hooren van de heerlijke vrucht van dat alles. En als de sombere doodsgedachte u overvalt en aangrijpt, sta dan deze prediking des Heeren u voor den geest, en tracht door de genade des Heiligen Geestes, steeds dieper in te zien in die wonderspreuk: Het leven uit den dood. Dan ruischt straks ook over uw graf de psalm des vredes: Zalig zijn ze, die in den Heere sterven van nu aan. Al wie zonder en buiten Christus leeft en sterft, komt voor eeuwig om. Maar die in Hem gelooven zullen leven al waren ze gestorven. Welk een heerlijk en dierbaar evangelie, dat ons troost biedt tot aan onzen laatsten snik. Waar Christus is, daar zal ook zijn dienaar zijn. Hij, de Heere, heeft het leven en de onsterfelijkheid aan het licht gebracht.

Wijlen Ds. J. Wisse Czn.

Beloften zijn kostelijk, maar ze moeten door armen ontvangen worden, een arme, die aan de belofte niet genoeg heeft, maar worstelt om de vervulling.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1931

De Wekker | 4 Pagina's

Het leven uit den dood.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1931

De Wekker | 4 Pagina's