Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paaschmorgen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paaschmorgen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de dooden is opgewekt. 2 Tim. 2:8a.
„Geef mij één groote gedachte, waaraan ik mij kan opheffen”.
Dit was eens de verzuchting van een grooten denker, gekomen aan het eind zijns levens, toen hij peinzend en dolens moe den sprong in het onbekende ging doen.
Het typeert wei de armoede van deze chaotische wereld.
Het wereldbeeld wordt voor iedereen hoe langer hoe geheimzinniger, het leven hoe langer hoe meer onverklaarbaarder, en de dood hoe langer hoe meer raadselachtiger. En nu de Christen!
Ja, die heeft één groote gedachte of liever God heeft ons één groote gedachte gegeven, die aan het leven stuwkracht, aan het lijden draagkracht, aan het sterven levenskracht schenkt: „Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de dooden is opgewekt.” Dat is de veilige reê bij vliegend stormweer, dat is de hoop, de levende hoop op een wanhopende wereld.
Paulus zit in den kerker te Rome. Hij lijdt verdrukking tot de banden toe (vers 9). Weldra zal de trouwe dienstknecht des Heeren de martelaarskroon dragen en hij is zich bewust, dat de tijd zijner ontbinding aanstaande is.
Maar al is het donker in zijn kerkercel, in zijn ziel is helder licht, en nog even opgewekt, als toen hij in den kerker te Filippi in boeien lag geklonken, zingt hij zijn psalmen in den nacht. Paulus twijfelt niet aan het voortbestaan des Evangelies, al legt de dienaar van het Evangelie zijn hoofd op het moordblok neer. Al is hij gebonden, het Woord Gods is niet gebonden. En de grondtoon van dat Woord, en de blijdschap van het Evangelie moet zijn „Houd in gedachtenis, dat Jezus Christus uit de dooden is opgewekt.”
Gods kind mag veel gedenken, en het heeft van den Heere in zijn geheugen een kabinet ontvangen, waar het vele schatten van de trouw des Heeren bewaart. Dat kabinet wordt ontsloten met den psalm:
’k Zal gedenken, hoe vóór dezen 
Ons de Heere heeft gunst bewezen, 
En in plaats van bittere klacht 
Daarvan spreken dag en nacht.
Ja, Gods volk mag herinneren zijn uitverkiezing van voor de grondlegging der wereld, en het mag zijn dagen tellen van uit de stilte der eeuwigheid, waar het vrije van Gods eeuwig welbehagen in vollen luister straalt.
Het mag zich herinneren zijn roeping uit de duisternis tot Gods wonderbaar licht, en het mag zingen van de wegen des Heeren, toen de Heere hun tot heil geweest is. En toch, daar is iets, wat nog boven dat alles uitgaat. Al wat ik daar noemde of bedoelde is toch niet veel meer dan de sterren aan den avondhemel, maar de glans der zon gaat toch dit sterrengeflonker zeer verre te boven.
Dat feit, dat als de zon aan den wijden trans blijft stralen, is de opstanding van onzen Heere Jezus Christus.
Hierdoor heeft de wereld een andere gedaante, de menschheid een andere toekomst, het graf een andere aanblik gekregen. Zonder dit wereldoverwinnend feit stond op heel de cultuur dezer eeuw gebeiteld: „ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid.” Of heeft niet reeds deze zelfde Paulus geschreven: „wanneer Christus niet ware opgewekt, dan was Uw geloof ijdel, dan zijt gij nog in uwe zonden.” Dan staat op deze wereld alles, letterlijk alles, hopeloos en troosteloos en reddeloos. Maar nu!
Al of niet opgestaan, het wordt ten slotte de vraag naar een God, die nog wonderen doet, naar een wereld, waarop het laatste graf, dat gegraven zal worden, het graf voor den dood zal zijn, naar een zondaar, die in de opstanding van Christus de grond zijner rechtvaardiging, en de vrijspraak in het gericht heeft ontvangen.
Wij kunnen zoo verstaan, dat satan al het mogelijke gedaan heeft om het graf van Christus gesloten te houden.
Wij lezen van Mozes, hoe Satan getwist heeft om het lichaam van den Middelaar des Ouden Verbonds, om het lichaam van dezen Godsman met banden der eeuwige doodsdonkerheid te kluisteren.
Wat zal dan de strijd van den overste des doods, dat is de duivel, geweldig geweest zijn om het lichaam van den Christus in zijn macht te houden!
Geen wonder, dat de aarde beeft, als Satan hem terug moet geven uit de donkere diepte van dood en graf.
Nu blijft geen enkel graf gesloten. Nu kan geen enkel graf gesloten blijven, want het woord is niet meer aan hem, die het geweld des doods heeft, maar aan den opgestanen en eeuwig levenden Christus.
Op de steen van een godloochenaar was eens op diens bevel gebeiteld: „Mijn graf wordt nimmer geopend”. Ook na zijn dood wilde hij het geloof aan de opstanding nog tartend bespotten. Maar wat geschiedt?
Hoog in de lucht wiekt een vogel het hemelruim door, en laat onder het voort-vliegen een zaadje vallen. Het komt neer juist naast de grafzerk, waarop dat spottend woord staat gebeiteld. „Toevallig”, zegt de oppervlakkige mensch. „Boodschap Gods,” zegt de Christen. Die zaadkorrel schiet wortel, ontspruit, gaat op, wordt een rijsje, een stam, een zware boom. En zie, welk een verbazend verschijnsel, maar ook welk een sprekende profetie, welk een hoongelach Gods over dat graf; de boom had in het opwaarts stijgen de zerk van lieverlede opgelicht en het graf was geopend. De taal van den hemel bleek sterker dan het spottend woord des ongeloofs.
Hoe zal het zijn als uw graf, lezer, ontsloten wordt?
Zal het zijn met de angstkreet „bergen valt op ons en heuvelen bedekt ons?’’ Of zal het zijn met den psalm:
Wij treden Uwe poorten in;
Daar staan, o Godstad, onze voeten.

Dat hangt er van af, of gij dit woord van Paulus, neen, of dit herscheppend feit van Christus’ opstanding in gedachtenis kunt houden.
Zie, dat is geen geheugenwerk zonder meer. Geheugenwerk is alleen van hooren zeggen, is boekengeleerdheid, napraten over de waarheid, over de oude waarheid, maar is niet leven in de waarheid en evenmin een geboren zijn uit de waarheid.
Paulus kan het niet vergeten, omdat . de Christus in hem is opgestaan, omdat diens leven en liefde ademt door heel zijn innerlijke leven, door al de vezelen van zijn ziel. Liefde vergeet nooit, maar gedenkt altijd. Hoe meer de liefde Christi waakt en warmt in uw ziel, hoe blijder gij aan Christus graf, aan Uw eigen graf zult denken. Welnu dan ten grave met uw wereld, met uw zonden, met uw Ik, opdat opsta de nieuwe mensch, die naar God geschapen is, in ware rechtvaardigheid en heiligheid.
En op den Paaschmorgen zien wij heen over de graven van onze in Christus ontslapen vrienden en zeggen:
Zij zijn vooruit getogen,
Wij staren hen nog na;
Maar ’t scheiden duurt niet langer,
Wij volgen hen weldra.

De paarlen poort blijft open,
Tot God spreekt: nu is ’t tijd;
En ’t wachten en het hopen
Wordt zien, wordt zaligheid.
A. (Apeldoorn)                                                                             S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1932

De Wekker | 4 Pagina's

Paaschmorgen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1932

De Wekker | 4 Pagina's