Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Art. 76 D.K.O. Afhouding van het Avondmaal. II.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Art. 76 D.K.O. Afhouding van het Avondmaal. II.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 76 D.K.O.
Afhouding van het Avondmaal. II.
Wij eindigden de vorige maal met de opwekking dat uit de afhouding van het Avondmaal logisch volgt, dat deze in den regel niet aan de gemeente wordt bekend gemaakt. Alleen ééne uitzondering zouden wij op dezen regel willen maken, n.l. als de openbare of grove zonde, waarvan in Art. 76 sprake is, van zulk een aard is, dat heel de gemeente er door geschokt is. Zoo licht komt dan in de gemeente de vraag op: Zou de Kerkeraad bij zulk eene zonde de tucht niet toepassen? Hoewel deze vraag meer behoort bij de independenten, die in de gemeente in alles willen meeregeeren, dan bij ons, presbyterialen, die overtuigd zijn dat de Kerkeraad de regeermacht heelt, kan het dan wel voorkomen dat de Kerkeraad (niet om aan de regeerzucht der gemeente te voldoen, maar om de gemeente gerust te stellen) van den kansel laat afkondigen, dat een lid om grove zonde van het avondmaal is afgehouden. Deze afkondiging heeft dan niet plaats, omdat het zóó behoort, maar als uitzondering met het oog op de roering in de gemeente.
Wanneer nu moet de afhouding van het Avondmaal plaats hebben?
Art. 76 noemt twee gevallen. Het eerste geval is: zoo wie hardnekkiglijk de vermaning des kerkeraads verwerpt. Dit geval ziet op eene heimelijke zonde, waarvan in art. 73 gesproken is. Heeft dan volgens den regel van Matth. 18 iemand zijn broeder vermaand en zoo dit niet baatte, nog een of twee met zich genomen zonder dat schuldbelijdenis volgde, dan mag dit geval bij den Kerkeraad gebracht worden. De broederlijke vermaning heeft geen vrucht gedragen, nu vangt de vermaning des kerkeraads aan. De kerkeraad mag dan nog niet dadelijk komen met afhouding van het Avondmaal, maar hij moet de zaak onderzoeken of de aanklacht gegrond is en zoo ja, den aangeklaagde vermanen. Eerst wanneer dan hardnekkig de vermaning des Kerkeraads wordt verworpen, dat is bij volhardende onboetvaardigheid en onbekeerlijkheid, dan ontzegt de Kerkeraad den onboetvaardige het gebruik des Avondmaals, en treedt de eerste tuchtmaatregel in.
De vraag kan hier nog worden gedaan, hoelang de Kerkeraad wel de vermaning moet aanhouden, alvorens deze eerste tuchtmaatregel moet worden toegepast. Dit hangt bij ieder geval van de omstandigheden af. Een algemeene regel is hiervoor niet te geven. Toch kan wel worden gezegd, dat de afhouding moet worden toegepast, zoodra de onboetvaardigheid duidelijk gebleken is, want iemand, die bij de vermaningen des kerkeraads in zijn onboetvaardigheid volhardt, mag niet tot het H. Avondmaal worden toegelaten.
In de tweede plaats, zegt Art. 76 dat de afhouding zal plaats hebben als iemand „eene openbare of anderszins grove zonde gedaan heeft”.
Dit tweede geval werd het eerst genoemd in de Kerkorde van Middelburg 1581, en vervolgens in de latere Kerkorden telkens opgenomen. Immers eene openbare of grove zonde geeft groote ergernis in de gemeente, zoodat vóór de disch des Verbonds in het midden der gemeente wordt aangericht, deze ergernis moet worden weggenomen. Vandaar, dat in dit geval terstond de afhouding van het Avondmaal moet plaats hebben, opdat de bedrijver van eene grove of openbare zonde niet toetrede tot den H. Disch.
Na die afhouding moet de Kerkeraad alles in het werk stellen om den zondaar tot belijdenis zijner zonde te brengen. Neem aan, dat een lid der gemeente diefstal heeft bedreven of overspel of andere grove zonde en het gerucht daarvan gaat als een loopend vuur door de gemeente, dan moet de Kerkeraad, zoo hij overtuigd is van de waarheid van dat gerucht terstond den weg sluiten naar de verbondstafel. Deze tuchtmaatregel gaat dus vooraf aan den eersten trap van censure. Toch draagt zij het karakter van tuchtuitoefening en is daarom wel eens „de kleine ban” genoemd, in onderscheiding van „de groote ban”, waarover art 77 D.K.O. spreekt en die in drie trappen bestaat. Zulk een afgehoudene van het Avondmaal verliest dus het gebruik van de voorrechten van het lidmaatschap. Hij mag niet alleen geen deelnemer aan het Avondmaal, maar ook geen stemrecht uitoefenen.
De Kerkeraad geeft in den regel van deze afhouding echter nog kennis aan de gemeente, wat eerst plaats heeft bij den eersten trap van censure, waarbij de naam des zondaars nog niet genoemd wordt.
                                                                                         d. B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1932

De Wekker | 4 Pagina's

Art. 76 D.K.O. Afhouding van het Avondmaal. II.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1932

De Wekker | 4 Pagina's