Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De naam „Gereformeerd” in de sfeer van den Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De naam „Gereformeerd” in de sfeer van den Staat

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik heb het genoegen gehad, dat zoowel Dr. Rullman als Prof. Bouwman notitie genomen hebben van mijn geschrijf in de Wekker van 29 April.
Het was naar aanleiding van wat Ds. Wielenga had geschreven in de Franeker kerkbode, reeds door Dr. Rullman in zijn boek „De Doleantie” betoogd, dat men in 1869 gepoogd had den naam „Gereformeerde kerk” aan te nemen, maar, dat de regeering geen toestemming gaf, het woordje „Christelijk” moest er bij, omdat de Hervormden zeiden „de Gereformeerden” te zijn.
Ik heb toen gevraagd; „hoe komt men nu eigenlijk aan dat praatje?”
Nu vraagt prof. Bouwman mij in de Bazuin van 20 Mei j.1., of ik de feiten, zooals ze door prof. Bouwman worden gegeven, precies mijn lezers wil mededeelen?
Natuurlijk, waarde Prof. Bouwman, zoo kent U mij wel, dat ik U altijd een dienst wil bewijzen. Ik bewaar aan U de aangenaamste herinneringen en met de grootste achting herinner ik mij altijd Uw broederlijk optreden tegenover mij en nu en vroeger, toen ik in Kampen stond.
Wanneer ik hier Dr. Rullman niet verder zal noemen in dit geding is dit niet, omdat hij voor mij geen beteekenis zou hebben bij dit vraagstuk, maar, omdat hij niet zoo breed historisch op de kwestie ingaat als prof. Bouwman en ik dus met den laatste te beantwoorden den doctor honoris causa tevens van antwoord dien.
Prof. Bouwman meent, dat ik niet al te best op de hoogte ben met de historie der afgescheiden kerken en met de houding der Regeering tegenover haar aangenomen. Welnu, prof. Bouwman, dan wensch ik gaarne door U onderricht te worden.
Nu hebt U mij en Uw lezers heel wat gezegd, wat vóór 1869 geschied is. Hoe de Regeering bezwaar gemaakt heeft, dat de kerk der scheiding den naam „Gereformeerd” zou dragen.
Maar, waarde prof. Bouwman, ik ben wel niet al te best op de hoogte volgens U met de geschiedenis van de kerken der scheiding, maar DAT wist ik ook nog. Ik wist zelfs nog iets meer.
Ik wist ook reeds, dat de Synode van Zwolle in 1854 meende, dat de tijd gekomen was, om, gezien de wet van 10 Sept. 1853, de allengs verkregen eenheid ook in de sfeer van den staat erkend te zien, Dit stukje historie, dat prof. Bouwman heeft overgeslagen in zijn Bazuin-artikel, is zelfs de moeite waard even belicht te worden. Het moge prof. Bouwman blijken, dat ik er nog iets van weet!
De Synode van 1854 zond het volgende adres:

Aan Zijne Majesteit, den Koning der Nederlanden, Groot-Hertog van Luxemburg enz. enz. enz.

Sire!

Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, dat de Synodale vergadering der Christelijke, Afgescheidene, Gereformeerde Gemeenten in Nederland, thans vergadert te Zwolle.
Dat zij gelet hebbende op Art. 1 van de wet „regelende het toezicht op de onderscheidene Kerkgenootschappen” van nu aan ook met betrekking tot den Staat, zich als Christelijk afgescheidene Gereformeerde Kerk betitelt, en het hare plicht rekent, om bij haar eerste samenkomst na de inwerking treding van bovengenoemde wet, Uwe Majesteit hiervan kennis te geven, met eerbiedig verzoek, dat het hoogst dezelve moge behagen haar als zoodanig te erkennen.
Wij verklaren hierbij, dat de Christelijke afgescheidene Gereformeerde kerk als hare geloofsformulieren volledig erkent: de geloofsbelijdenis der gereformeerde kerk in Nederland, den Catechismus, en de Leerregels der Synode van Dordrecht van 1618 en 1619. En wat de Kerkregeering aangaat zich regelt naar het kerkelijk handboekje in verband met de voorrede door de Synode van de Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Gemeenten in 1840 gesteld, van welk handboekje wij de eer hebben een exemplaar aan Uwe Majesteit aan te bieden.
Hiernevens het Reglement voegende, dat wij aangenomen hebben verzoeken wij Uwe Majesteit op grond hiervan ons verzoek in te willigen.
En terwijl wij overeenkomstig nevensgaand Reglement een commissie benoemd hebben bestaande uit S. van Velzen, predikant te Amsterdam; A. Brummelkamp, predikant te Arnhem en P.J. Oggel, predikant te Utrecht, verzoeken wij Uwe Majesteit aan die Commissie het antwoord op dit adres toe te zenden.
Uwe Majesteits getrouwe onderdanen in naam van de Synode
(was get.) P. DIJKSTERHUIS, Praeses.
D. J. VAN DER WERP, Scriba.
Dit is te vinden in de acta der Synode van 1854 blz. 41.

Opmerkelijk, dat de Kerk reeds in 1854 het woord Christelijk bij Gereformeerd heeft.
De Commissie, in 1854 benoemd, heeft hierop ten antwoord gekregen, dat door de Regeering wel toelating is verleend tot het bestaan van eene Christelijke Afgescheidene Gemeente op deze of gene plaats, maar dat bij Haar geen kerkgemeenschap bekend is van eene Christelijke Afgescheidene Gemeente, veel minder van eene Christelijke Afgescheidene Gereformeerde Gemeente.
Hieruit blijkt, dat de Regeering wel erkende afzonderlijke gemeenten op een bepaalde plaats, maar dat de Regeering in den jare onmiddellijk na de afkondiging van de wet van 1853 nog geen „kerkgemeenschap” wilde erkennen en evenmin het woord „Gereformeerd”. Er waren toenmaals 165 gemeenten in Nederland. die het reglement onderteekend hebben ten einde als één kerk onder den naam van Christelijke Afgescheiden Gereformeerde Kerk erkend te worden.
Ik zou echter heel dit geschiedkundig overzicht niet gegeven hebben, omdat het feitelijk buiten mijn betoog omgaat, waren niet twee dingen hier eerst recht te zetten. Vooreerst om Prof. Bouwman te overtuigen, dat ik nog iets weet van de historie mijner kerk en vervolgens, om te verduidelijken, dat de kerk, in 1854 voor het woord kerk als nadere onderscheiding èn Christelijke èn Afgescheiden èn Gereformeerd verkoos.
In 1869 heeft men toen ter wille van de kruisgemeenten het woord „afgescheiden” laten vervallen, maar de woorden Christelijke en Gereformeerd behield men. Ik heb nu gevraagd hoe men aan het praatje komt, dat in 1869 het woord Christelijke bij het woord Gereformeerd moest?
Maar daarop bewaart prof. Bouwman een veelzeggend zwijgen.
In 1869 nam de Regeering een gansch ander standpunt in dan in 1854.
Men had geen bezwaar tegen naam Gereformeerd noch met noch zonder Christelijk. Maar de kerk wenschte Christelijke Gereformeerde Kerk te heeten en als zoodanig in de rechtssfeer van den staat bekend te staan en de regeering maakt geen enkel bezwaar,
De Regeering nam thans het standpunt in, dat het hier niet gold een erkenning maar slechts een kennisgeving. Vandaar, dat men in 1892 ook geen bezwaar ontmoette, toen de vereenigde kerken zich aandienden in de sfeer van den staat als „Gereformeerde kerken”.
Het gaat er dus niet over wat vóór, maar wat èn in èn na 1869 is geschied. Het is een praatje als men zegt, dat in 1869 den naam Gereformeerd nog niet mocht gebezigd worden. Dat kon men schrijven in 1854, maar niet meer in 1869. De naam der kerk is hier het bewijs.
En als men zegt, ja maar, het woord Christelijk moest er bij, dan is men tot hiertoe nog altijd het bewijs schuldig gebleven, of dit de wil der Regeering of, gelijk ik meen, de wil van de kerk zelf is geweest. Maar prof. Bouwman zal mij dit wel duidelijk maken, want hij verkoopt toch geen praatjes?
Mij is uit de stukken wel bekend, dat van Bosse, destijds Minister van Financiën de commissie der Christelijke Gereformeerde kerk zeer vriendelijk heeft ontvangen en in alles ter wille is geweest.
Maar ik wacht nu maar op overtuigend bewijs van prof. Bouwman.
Het zal toch geen praatje zijn als hij schrijft: Toen de Christelijke Afgescheidenen dan de verzekering hadden ontvangen, dat zij in den staatsfeer den naam „Gereformeerd” met een bijvoeging mochten dragen. (Onderstreeping van mij).
Dit bewijs moet prof. Bouwman nog altijd leveren, dat in 1869 de Regeering dezen eisch aan de Christelijke Gereformeerde kerk heeft gesteld.
Heel het betoog van prof. Bouwman gaat langs mijn bewering heen.
Hij heeft slechts bewezen, wat niet bewezen behoefde te worden, omdat iedereen wel wist, hoe vóór het jaar 1869 over den naam „Gereformeerd” is gestreden. Mag ik prof. Bouwman verzoeken mij te rectificeeren in „de Bazuin”? De briefschrijver in „de Bazuin” en Ds. H. Rietberg in de Wachter hebben dan ook nog iets recht te zetten.
A. (Apeldoorn)                                                                 S.

P.S. Ds. J.D. Wielenga heeft reeds in de Franeker Kerkbode van 28 Mei een rectificatie aangebracht. Hij schrijft:
Ik wil gaarne erkennen dat ik mij formeel minder juist heb uitgedrukt toen ik 16 April schreef: Ook toen heeft men gepoogd den naam Gereformeerde kerk aan te nemen”. Men heeft het toen niet weer gepoogd, men heeft kortweg den naam Chr. Ger, Kerk opgegeven en deze naam werd aanvaard.”
Zie, wanneer Ds, Wielenga in de kerkbode van 16 April dit geschreven had, ik had geen enkele opmerking gemaakt. Ik dank hem voor deze rectificatie.
Overigens zijn in de rechtsfeer van den Staat ook „de Gereformeerde kerken” een nieuw genootschap sinds 1892, toen zij zich als zoodanig bij den Staat hebben bekend gemaakt.
                                                                 J.J. v.d. SCHUIT

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1932

De Wekker | 4 Pagina's

De naam „Gereformeerd” in de sfeer van den Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1932

De Wekker | 4 Pagina's