Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedachten en opmerkingen van wijlen Docent van Lingen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedachten en opmerkingen van wijlen Docent van Lingen.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eene Moeder.
Er is voor den mensch op aarde niets zoo dierbaar als een moeder. Niet onze vader leed en deed voor ons wat zij on-dervond en zich getroostte. In haar ontvingen wij ons bestaan; met smarten bracht zij ons voort; op haren schoot werden wij getroeteld, door haren arm gedragen, en wat ook veranderde, het moederhart bleef tot haar dood teeder kloppen voor haar kind. Wie eene moeder ten grave bracht, eene moeder, die God vreesde, heeft daar niet gevoeld: „ik heb het innigst liefhebbende hart verloren” en niet daarna gewenscht zooveel nog te hebben gedaan voor haar, en berouwvol gedacht aan elk oogenblik van smart haar aangedaan?
Na den dood wordt eerst recht gevoeld wat men mist, en zij nog veel meer geliefd wordt dan in haar leven. Wie hoopt het niet haar nog eens in den hemel te kunnen danken?
Waar de Heere Zichzelven Vader noemt van Zijn volk, is die naam een wonderzoete naam en toch is het alsof de Heere naar nog teerderder uitdrukking zocht en die vond, als Hij zeide: „kan ook een vrouw haar zuigeling vergeten” (Jes. 49 : 15).
Zoo stelt Hij Zich voor daar Hij ons droeg van de baarmoeder af (Jes. 46 : 3), ons gebaard heeft door het Woord der waarheid, opdat wij zouden zijn eerstelingen Zijner schepselen (Jak. 1 : 18) ons gewasschen heeft van onze zonden (Efez. 5 : 26. 1 Joh. 1 : 7), toen wij geworpen waren op het vlakke des velds om de w al gelijkheid onzer ziel, en daar lagen vertreden in ons bloed (Ezech. 16 : 6); ons troost (Jes. 66 : 13), ons voedt, ons zaligt. Ja, God moet nog boven eene moeder worden geliefd en gedankt.
De kerk des Heeren wordt met dien Iiefelijksten en dierbaarsten aller namen genoemd: Zij is onze geestelijke Moeder, want zij was de draagster der waarheid.
Door hare bemoeiingen en gebeden werden wij bekend met den weg des levens, werden wij geleid tot de gemeenschap met Christus, door Wien alleen het geestelijk leven kan worden gewekt en bewaard en gesterkt. Jeruzalem, dat boven is, dat is vrij, hetwelk is ons aller moeder (Gal. 4 : 26). Zoo wordt wat het hoogste gewicht heeft met haar naam genoemd.
Als van Jozef geen sprake meer is, lezen wij van Maria, die bij het kruis staat en die daar nog de bewijzen der liefde van haren Zoon ontvangt, als balsem voor de wonde, welke haar naar Simeons profetie in de ziel wordt geslagen.
De zwaarste smart teekent David (Ps. 35 : 14) met de woorden: „als een, die over zijne moeder treurt”, en als bewijs van ’s Heeren groote macht, zegt een Hallelujahpsalm (113 : 9), „die de onvruchtbare doet wonen met een huisgezin, een blijde moeder van kinderen.”
Onder Israël had de besnijdenis plaats op den achtsten dag, als de onreinheid had opgehouden, welke de moeder van het bijwonen dier heilige zaak zou hebben uitgesloten.
Eene Hanna, niet een Elkana, bracht Samuel naar het heiligdom en gaf hem daar den Heere over.
Het is zoo: Markus 10 : 13 staat de uitdrukking, die ze brachten „in het mannelijk geslacht, en alzoo is de verklaring tegen den bijbel, alsof het alleen vrouwen waren, die de kinderen tot den Heere ter zegening brachten, maar het is bekend, dat in de oude talen het mannelijk geslacht wordt gebezigd waar zoowel van mannelijke als van vrouwelijke persones gesproken wordt.
Zouden dan onder het Evangelie, dat de vrouw uit haar verachte staat zoozeer ophief, zouden in de christelijke gemeente, waar de Paulinische regel geldt (Gal. 3 : 28), „daarin is geen man en vrouw, want gij zijt allen één in Christus Jezus”, de moeders uitgesloten zijn van de plechtigheid des doops?
Zouden zij, aan wie in de eerste plaats de opvoeding der kinderen wordt toevertrouwd, die den grootsten invloed hebben op haar kroost, aan wie in den regel meer de geest des gebeds is gegeven, geen belofte voor den Heere en Zijne gemeente in het openbaar mogen afleggen?
De doopleer, welke naar dat zoo zeer gevleide Rome riekt, heeft tot niet weinig onbijbelsch geleid,
Ook bij den doop zij het blijkbaar, dat man en vrouw één zijn, te samen staan en in éénen geest met êéne bede, ééne belofte voor den Heere.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1932

De Wekker | 4 Pagina's

Gedachten en opmerkingen van wijlen Docent van Lingen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1932

De Wekker | 4 Pagina's