Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op den partijdag van de Christelijke Sociale Partij in Indië op 21, 22 en 23 Sept. j.l. te Semarang gehouden, is ook art. 177 van de Indische Staatsregeling aan de orde geweest. Dit artikel bedoelt te verhinderen dat er op een en hetzelfde terrein meer dan een Zendingsorganisatie werkzaam zijn zou. Men heeft daardoor willen voorkomen, dat men elkander zou beconcurreeren of de vruchten van elkanders arbeid zou plukken.
Dat dit artikel gemaakt zou zijn om de Roomsche missie te beletten, dat zij protestantsche terreinen binnendringen zou, durf ik niet voetstoots te beweren.
Waarheid is echter, dat de Protestantsche Zending meer moeilijkheden van de Roomsche missie heeft ondervonden, dan omgekeerd.
De Protestanten hebben zich doelbewust nooit schuldig gemaakt aan propaganda voor het Protestantsch beginsel op terreinen waar de Roomsche missie werkzaam was.
Maar het omgekeerde is herhaaldelijk geschied en geschiedt nog dagelijks.
Men noemt dit dan dubbele zending om daarmede aan te geven, dat Roomschen en Protestanten op een zelfde terrein arbeiden, waardoor vanzelf de concurrentie ontstaat, die heel dikwijls met alles behalve fraaie middelen wordt gevoerd.
Dat hierin een zeer groot gevaar voor den Zendingsarbeid als zoodanig gelegen is, springt onmiddellijk in het oog. Want de menschen waaronder gearbeid wordt weten nóch wat Roomsch noch wat Protestantsch is en het verschil tusschen deze beiden ontgaat ze ten eenen male.
Maar er is hier nog wat anders.
Wat moet de heiden van het christendom denken, wanneer het hem in tweeërlei vorm wordt gebracht en dan in vormen die zoo grootelijks van elkander verschillen.
Want de Roomsche Zending brengt het Christendom in een geheel anderen vorm en met geheel andere middelen dan de Protestantsche Zending.
De laatste brengt het uitsluitend door middel van het woord, zonder eenige ceremonie of uiterlijke praal. Maar de Roomsche missie brengt het juist met veel uitwendig vertoon en met ceremoniën, die op het gemoed van den Oosterling een geweldigen indruk maken, zoodat het gevaar dreigt niet dat zij, die tot het Roomsche geloof gebracht zijn door onze Zendelingen worden gewonnen, maar wel, dat zij die van Protestantsche zijde de arbeid en misschien in beginsel daarvoor reeds gewonnen zijn, juist door dat uiterlijk vertoon tot het Roomsche geloof worden gebracht.
Art. 177 wil dit nu voorkomen en aanvankelijk is dit ook voorkomen.
De uitbreiding van het Zendingswerk in onze koloniën is echter oorzaak geworden, dat vooral op Java de praktijk met art. 177 in botsing kwam en daar ook geen moeilijkheden heeft opgeleverd.
De Roomsche en Protestantsche Zending arbeiden daar sedert jaren al op een en hetzelfde terrein, maar hier geldt het een arbeid onder de Mohammedanen, die wel van die onder de z.g. natuurvolken moet worden onderscheiden, want ten eerste zijn de Mohammedanen in gansch anderen zin heidenen als de natuurvolken. En ten tweede, draagt de Zendingsarbeid daar een sterk individueel karakter, d.w.z. dat de Mohammedanen niet in grooten getale gelijktijdig worden toegebracht, maar dat de overgangen hier individueel plaats vinden.
De man gaat niet over omdat de vrouw Christin geworden is en omgekeerd.
Maar onder de natuurvolken is dat anders.
Daar heeft men telkens massale overgangen.
Geestelijke opwekkingen, die ze in breede scharen tot het Christendom leiden.
De oorsprong van deze geestelijke opwekkingen is niet gemakkelijk te verklaren en bij alles wat wij hierover gelezen hebben voelen wij steeds, dat de werking van Gods Geest voor ons onnaspeurlijk is.
Zoo kan bijv. het overgaan van een hoofd ten gevolge hebben dat honderden met dat hoofd het christendom omhelzen, maar of dit alles nu buiten de werking des geestes omgaat is voor ons niet uit te maken.
Maar vanzelfsprekend is, dat zij, die zoo overgegaan zijn, alle geestelijke vastheid aanvankelijk missen.
Zij kunnen zelf niet verklaren, waarom zij eensklaps Christen willen worden. En al wordt dezen menschen een proeftijd gesteld alvorens zij tot den doop worden toegelaten en al worden zij voor den doop met de hoofdwaarheden van het Christendom bekend gemaakt, wanneer de Roomsche missie onder zulke menschen haar arbeid beginnen kan, dringt hier inderdaad gevaar, dat de vrucht van zulk een opwekking niet de Protestantsche, maar de Roomsche Zending toevalt.
Of dit gevaar nu aanleiding mag zijn om het optreden van de Roomsche missie op zulk een terrein te verbieden is een vraag, waarover er onder de Protestantsche Zendingsmannen verschil van gevoelen bestaat, een verschil dat ook op dezen partijdag duidelijk tot uitdrukking gekomen is. Want er waren twee tegenstrijdige prae-adviezen ter tafel.
Het eerste was van Ds K. van Dijk.
Deze verdedigde, dat de reglementeering van de toelating, inbreuk maakt op het recht van Christus om zijn gezanten te doen uitgaan tot alle volken, een beleediging voor de Christelijke kerk inhoudt, daar zij beperkt wordt in haar vrijheid om haar godsdienst te verbreiden naar het bevel van haar hemelschen Koning, terwijl aan andere godsdiensten zulk een beperking niet wordt opgelegd en de propaganda van allerlei leeringen wordt vrijgelaten, zoolang zij niet rechtstreeks de vrijheid der ingezetenen van het land aantasten of in strijd zijn met de goede zeden, en dat zij ten onrechte eenzijdig nadruk legt op het gevaar voor rust en orde, dat aan de prediking van het evangelie verbonden zou zijn, terwijl zij miskent, de onmetelijke zegeningen die allerwege aan de uitbreiding van Gods koninkrijk door het evangelie verbonden waren, niet alleen op geestelijk maar op maatschappelijk gebied.
De contra-adviseur op den partijdag, mr. D. H. van Werkum, bracht hiertegen in, dat, elke poging om het artikel óf te schrappen óf te wijzigen een groot gevaar voor de zending beteekent.
Zoolang onder vigueur van het tegenwoordige artikel de beslissing bij den gouverneur-generaal berust, dreigt de zending geen gevaar, doch elke wijziging van dit artikel zal allicht den ordonnantiewetgever voor den landvoogd willen substitueeren.
Voorts is het noodig, dat de zending en de Roomsch-Katholieke missie elkander verstaan omtrent de afbakening van haar arbeidsterrein en j s het beschamend, dat de regeering daartoe art. 177 moet hanteeren; algeheel afschaffing van art. 177 is eerst dan rijp als de beide groote zendingen deze afschaffing als rijpe vrucht van onderlinge overeenstemming oogsten; maar op dit oogenblik, ook al kan gelukkig worden opgemerkt dat zoowel de zending als de missie het gevaar van dubbele zending beginnen te erkennen, is toch deze wederzijdsche waardeering en overeenstemming in dit opzicht nog niet ver genoeg gevorderd, om de afschaffing van art. 177 tot een weldaad te maken.

Wij willen in een volgend artikel onze gedachten over deze adviezen geven.

Den Haag.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1932

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 oktober 1932

De Wekker | 4 Pagina's