Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vader der geloovigen (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vader der geloovigen (4)

De ware grootheid.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot de plaats des altaars, dat hij in. het eerst daar gemaakt had, en Abram heeft aldaar den naam des Heeren aangeroepen.En Lot, die met Abram toog, had ook schapen en runderen en tenten, en dat land droeg hen niet om samen te wonen.Gen. 13:4—6

Wie van zijn knielbank opstaat vindt nog al eens de strik der verzoeking gespannen, Dat heeft ook Abram ondervonden.
Het hoofdstuk, dat met de aanroeping van den naam des Heeren wordt ingeluid, wordt met twist voortgezet.
O neen, niet Lot en Abram hebben twist met elkander, maar zij worden er toch in betrokken.
Gaat het niet meermalen zoo in het leven, dat wij door anderen in moeilijkheden worden gebracht?
Hebben ouders niet vaak oneenigheid om…. hun kinderen?
Staat een kerkeraad soms niet verdeeld om…. oneenigheid in de gemeente?
Worden vrienden soms niet gescheiden om een kwaad gerucht.
De knechten van Abram en Lot hebben twist onder elkander.
Twist; leeïijk woord voor een nog leelijker zaak.
Twist, die de huisgezinnen verscheurt, die families verdeelt, die harten versteent, wat heeft hij in den loop der jaren al niet op zijn rekening!
Twist over boedelscheiding, want de een heeft immers wat meer dan de ander ontvangen! Twist over vooraanzitting; twist om toch maar zijn zin door te drijven, twist om onbeduidende, pietluttige zaken, wat heeft dit alles ai verwoest in kerken en wereld,
Daar staat Abram op van zijn knielbank. Hij heeft het vriendelijk aangezicht zijns Gods ontmoet. Daar komt hij uit de kerk, en het eerst, dat hij ontmoet op zijn weg is … twist. Hij staat midden tusschen twistende knechten, die elkander den voorrang ontzeggen in het kiezen van het beste stuk weiland.
Wat zijn er toch tal van oorzaken, die ons op eens den zegen kunnen ontrooven en dan klapt satan in de handen en heeft de hel plezier.
Wanneer het waar is, dat satan ons overal opwacht en zijn garen spant dan mogen wij er wei op rekenen, dat hij het meest en het eerst daar is, waar wij met onuitsprekelijke vreugde ons in den Heere hebben mogen verheugen.
Hier laat satan zoo spoedig waaien den gloeienden -woestijnwind van den twist, die op eens alles kan doen verschroeien en verdorren.
Abram voorziet dat. Wat doet Abram nu?
Velen in Abrams plaats zouden gezegd hebben: ziet eens Lot, dat kan zoo langer niet. Ik ben de oudste, ik ben de voornaamste, het is maar een vriendelijkheid van mij geweest, dat ge met mij mee mocht trekken, en nu wil ik verder daar geen moeite door hebben. Daarbij heeft de Heere dit land aan mij gegeven, en nu kunt ge het mij niet kwalijk riemen, dat ik U voorstel: trek weer uit dit land en zoek een woonplaats elders.
Velen hadden Abram dan allicht een flink man genoemd, een, die zijn rechten laat gelden en niet met zich laat spelen.
Maar godsvrucht, ware godsvrucht handelt anders.
Godsvrucht vraagt niet naar voordeel, heeft geen oog voor kansberekening, maar zet zich op de laagste plaats wetende, dat er Een is, Die het woord nog nimmer heeft vergeten: vriend, ga hooger op.
En nu zegt Abram tot Lot: gij moogt kiezen.
Laat toch geen twisting. zijn tusschen mij en tusschen U, en tusschen mijn herders en tusschen Uw herders, want wij zijn mannen broeders. (vers 8)
Als een zaak tusschen „mannen broeders” altijd op die manier was aangepakt, wat zou menige gemeente er wel bij gevaren zijn, en hoeveel zaken zouden opgelost kunnen worden zonder dat het kerkrecht een woord behoefde te spreken,
Het hoogste kerkrecht is daar, waar de liefde den toon aangeeft, want dan is het heil van Gods Sion voor ons de hoogste wet.
Abram gaat hier van de zeer schoone, maar door velen te veel vergeten grondregel uit, dat „voorkomen” beter is dan „genezen”,
Abram beseft heel goed, dat de twist, die zich nu nog bepaalt tusschen de herders van hem en Lot, weldra kan overslaan op hen beiden, en wat nu nog is tusschen de knechten, spoedig een tweespalt kan worden tusschen hen, die als „mannen broeders” elkander moeten groeten, en steeds moeten kunnen ontmoeten.
En nu is het opmerkelijk, dat Abram aan Lot de keus Iaat.
Zoo gij ter linkerhand kiest, zoo zal ik ter rechterhand gaan, en zoo gij ter rechterhand, zoo zal ik ter linkerhand gaan. (vers 9)
Abram zegt dus tot Lot: gij moogt kiezen.
Weet ge, waarom Abram niet koos?
Misschien zegt ge: omdat hij een kind des Heeren was. Maar ik zou dit niet aanstonds van Lot durven ontkennen.
Misschien meent een ander: omdat Abram toch rijker was dan Lot.
Maar is het niet zoo, dat iemand, die rijk is, altijd nog meer wit hebben, omdat rijkdom altijd schreeuwt om meer.
Neen, dat Abram zelf niet koos, heeft een andere en diepere oorzaak.
In den weg der geestelijke zielservaring worden Gods kinderen ook door afdwalingen geleerd.
Eens had Abram gekozen, eens had hij zelf gemeend het zoo goed te weten, en toen was het zoo bitter slecht afgeloopen. Het was, toen hij Egypte, het rijke vruchtbare Egypte, boven het arme, in hongersnood geslagen Kanaan gekozen had. Toen meende hij zoo verstandig gehandeld te hebben, en het was toch zoo bitter tegengevallen.
Ja, nu kan ik toch te beter begrijpen, dat hij de keus aan Lot wil laten, of neen, dat is zoo niet goed gezegd. Want zoo de feiten hier gesteld, dan zon Abram aan Lot dien voorrang niet gegeven Hebben.
Neen, Abram legt deze zaak niet in Lots handen, maar veeleer in ’s Heeren handen, geloovende, dat ook hier niets bijgeval zal geschieden.
Wij spreken in den regel veel over de voorzienigheid Gods, en wij vinden het toch zoo’n mooi leerstuk, maar wij doen er in den regel in de praktijk veel te weinig aan. Al is het waar, dat onder Gods toelating de menschen ons heel wat kunnen tegenwerken, toch mogen wij gelooven, wat wij van Herodes en Pontius Pilatus lezen, dat zij slechts deden, wat Gods hand te voren bepaald had, dat geschieden zou.
O konden wij altijd maar gelooven, dat wij daar kwamen, waar God ons hebben wil, hoeveel makkelijker zou het pad des levens worden afgetreden, waarop nu zoo menigmaal donkere wolken dalen.
Daareven aan het altaar had Abram lot en weg, voorspoed en tegenspoed, in de hand des Heeren gesteld, en al wil satan nu een troef op Abram uitspelen om dit blijmoedig geloof prijs te geven, al wil nu deze zielverstikker Abram dooiden aanblik van rijkdom en weelde verblinden, Abram weerstaat deze ure van verzoeking.
Het geheim dezer overwinning ligt bij de plaats des altaars. ij Hier kan de sterkste de zwakste, de grootste de kleinste worden.
Dat is de ware grootheid. Dat is de echte zieleadel.
Zulk een mensch, die waarlijk „groot” is, die wreekt zich niet, die toont zich niet, die is wars van alle reclame, die geeft zich zelf, die offert zich zelf, die breekt zijn eigen willen aan stukken, en die heeft Jezus’ woord verstaan: „Ik ben in het midden van U als een, die dient.”
Ach, wat zou de kerk des Heeren er wel bij varen, als er meer va,n die Abrams waren, die niet zich zelf zochten maar die een groote plaats wilden inruimen voor dit woord: „wij zijn mannen broeders”.
Zie, dan maken wij elkaar niet uit voor scheurmakers en malcontenten, dan zeggen wij niet, dat, als iemand het met ons niet eens is, zulk een in de zonde leeft, dan willen wij ten slotte elkanders zelfstandigheid erkennen, en blijft de wederzijdsche erkenning van ieder op zijn plaats.
Hier was niet een scheiden van elkander, die in een totale vervreemding van elkander zou eindigen. Hier was niet een scheiden, die deze broeders vijandig tegenover elkander deed staan, maar hier was een scheiden om tot een vreedzamer wonen onder elkander te komen. Het was een scheiden niet uit Kanaan, maar een uiteenwonen in Kanaan.
Zou dit alles voor ons kerkelijk leven ook in dezen tijd nog iets hebben te zeggen?
Twist, niet over elkanders zelfstandigheid, maar beginnen met elkanders zelfstandigheid te erkennen, en geen brochuretjes over het al of niet recht van bestaan.
Wij zijn „mannen broeders”, ook al wonen wij naast elkander, en niet bij elkander in. Het is toch in Kanaan, ’t zij aan deze of aan gene zijde van den Jordaan.

A.(Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1933

De Wekker | 4 Pagina's

De vader der geloovigen (4)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 februari 1933

De Wekker | 4 Pagina's