Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vader des vaderlands (IX)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vader des vaderlands (IX)

„Je Maintiendrai”.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vertrek van Granvelle uit de Nederlanden deed allerwegen een zucht van verlichting opgaan. Oranje nam met Egmond en Hoorne zijn plaats weer in in den Raad van State. Met kracht werd de strijd aangebonden tegen de corruptie, die, op het gebied van ‘s lands financiën, bedenkelijke vormen aangenomen had. Bovendien werd getracht den invloed der inquisitie paal en perk te stellen.
Maai het scheen alles tevergeefs! Granvelle was wel verbannen, maar zijn invloed was in elk koninklijk besluit tastbaar, Filips had hem naar Madrid doen komen, en koning en priester namen in het geheime kabinet de vreeselijkste maatregelen tot een definitieve uitroeiing der ketterij, hierin gerugsteund door de decreten van het Concilie te Trente, Onverminderd woedde het beulszwaard. Het bloed der burgers, wier eenige misdaad was, dat zij God naar Zijn Woord wilden dienen, werd bij stroomen vergoten. Het volksbestaan werd naar alle zijden bedreigd. Wie vluchten kon, nam de wijk naar het buitenland. De handel kwijnde, en het nijvere volk was als verlamd.
Oranje koos openlijk de zijde van het verdrukte volk. In den Raad van State verdedigde hij des volks rechten en vrijheden zoo vrijmoedig, dat Bairlemont schuimbekte van woede; Viglius kreeg van schrik een beroerte, en Margaretha was radeloos. Besloten werd nogmaals een gezantschap naar Spanje te zenden, en den koning den toenemenden nood der Nederlanden bekend te maken. Ditmaal was Egmond de gezant. Velen vreesden voor zijn verblijf, te Madrid, het ergste. Maar hoe werden zij beschaamd! De koning putte zich uit in vriendelijkheden tegenover den graaf. Op de meest eervolle wijze werd hij ontvangen, gehuldigd, vereerd met kostbare geschenken, en zoo keerde Egmond naar Brussel. Maar hoe groot was zijn ontnuchtering, toen hij zag, dat de koning hem misleid had. Het verzoekschrift was in ontvangst genomen met een zekere welwillendheid, maar ondanks deze tegemoetkoming, woedde de inquisitie ongestoord. Er kwamen zelfs nieuwe instructie’s, die aandrongen op nog meer intensief optreden.
Het kwaad scheen ten volle over de Nederlanden besloten. Het volk was der wanhoop nabij. En toch, het hoofd buigen, het lag niet in den aard van een volk, dat geleerd had voor de souvereiniteit Gods te buigen, en dat door harden strijd zich tot zijn levenshoogte had opgewerkt.
Het verzet tegen de bloedige plakkaten nam steeds vastere vormen aan. Ondanks de duizenderlei gevaren volhardde Oranje in zijn optreden voor de privilegiën des volks. In allerlei geschriften werd het volk opgewekt tot weerstand. In spotdichten werd de zaak der inquisitie bestreden, en deze geschriften werden zelfs aan de deuren van de dienaren der Heilige Officie bevestigd. De volksbeweging nam gaandeweg toe. Margaretha was radeloos, want zij vreesde voor een algemeen oproer, en al haar smeekingen vonden te Madrid geen gehoor. De koning bleef onverzettelijk.
Het Verbond der Edelen, voorbereid door Lodewijk van Nassau, broeder van den Prins van Oranje, deed de hoop onder het volk rijzen. Geen wonder, want dit Verbond, dat onder den naam ..Compromis” algemeen bekend werd, omvatte de bloem van den Nederlandschen adel. Den 5en April 1566 overhandigde dit Verbond aan de Landvoogdes een smeekschrift, waarin de opheffing van de inquisitie ootmoedig gevraagd werd. Aan deze volksuiting werd veel luister biigezet. Een groep van 300 edelen gingen om 12 uur ten hove, omstuwd en toegejuicht door een opgewonden volksmenigte, die van dit optreden der edelen de verlossing verwachtte. De Prins evenwel was zeer sceptisch gestemd. Bekend met het geheim van Vincennes, bezag hij het optreden der inquisitie in een geheel ander licht.
Margaretha had bij het vernemen van de komst van dit luisterrijk gezantschap de tranen van vreeze niet kunnen weerhouden. Met angst in het hart luisterde zij naar het woord van den kloeken Hendrik van Brederode, en beloofde, dat zij ‘t verzoek der edelen in overweging zou nemen. Meer kon, meer dorst zij niet beloven. Geheel ontdaan door het optreden der edelen, waarin zij, terecht, het sein voor den algemeenen opstand onderkende, kon zij haar ontroering in den Raad niet bedwingen. Bairkmont, de fanatieke raadsheer trachtte haar gerust te stellen, en zeide: „Ce ne sont que des gueux!” Het woord van den raadsheer was weldra bekend! „Het zijn slechts bedelaars!” Dit woord bereikte weldra het oor der edelen en des volks, en daarmede had hij, zonder het te vermoeden, een naam aan de volksbeweging gegeven, die een strijdleus werd in de worsteling tegen Spanje. Op voorstel van den graaf Van Brederode namen de edelen den naam van ,.Geuzen” aan. De scheldnaam wordt hun een eeretitel, en als „geuzen” (schooiers) zouden zij blijven bedelen voor de rechten des volks, al zou het hun „tot den bedelzak” brengen. Maar Van Brederode en de zijnen vermoedden niet, evenmin als een Bairlemont, wat die naam besloten hield. De Geuzen werden inderdaad tot den bedelzak gebracht. Goed en bloed moesten zij afstaan, maar om daarmede het kostelijkst volksbezit te verwerven: vrijheid en recht.
De edelen en hun pages droegen het geuzenkleed: een grof grijs wambuis; een bedeltasch en nap waren hun symbolen. Het werd als een klucht beschouwd, en niet vermoed, dat dit een bloedige werkelijkheid zou worden. Penningen werden van zilver en goud geslagen, met aan de eene zijde de beeltenis van den koning, en aan de andere zijde twee saamgevouwen handen, die een tasch hielden, met als zinspreuk: „Trouw aan den koning tot aan den bedelzak.” Deze geuzenpenningen werden ordeteekenen, die op den hoed en aan koorden om den hals gedragen werden, In hun eenvoud en oprechtheid meenden deze edelen, dat het mogelijk was den koning te blijven dienen, en tegelijk de Nederlanden voor de inquisitie te vrijwaren.
Oranje was met groote zorg vervuld. Van het Verbond der Edelen had hij geen verwachting, hoezeer hij ook de leden van het Compromis eerde. Hij hield zich overtuigd, dat, als straks de storm opstak, velen van hen als kaf voor den wind zouden verstuiven.
Maar het volk geloofde in zijn edelen.
De „Vivent les Gueux!” telkens als de edelen zich in het publiek vertoonden, waren niet van de lucht. De „geuzenliedekens” werden „geprent” en onder het volk en verspreid.

Ick hope dat den tijdt noch comen sal,
Dat men sal roepen overal
Eendrachtig voor een leus
Als Brederode met blijden gheschal:
„Vive, vive Ie Geus!”

Sij hadden ons ghepast te brengen in den noodt,
Gelijk slachtschaepkens, die men doodt,
Met tyrannije beus;
Dus roepen wij, want Godt verdroot:
„Vive, vive le Geus!”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 maart 1933

De Wekker | 4 Pagina's

De vader des vaderlands (IX)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 maart 1933

De Wekker | 4 Pagina's