Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vader des vaderlands (XI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vader des vaderlands (XI)

„Je Maintiendrai”.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De uitwerking van den beeldenstorm was vreeselijk, De landvoogdes vergoot tranen van woede en spijt. Had zij onder den eersten indruk der alarmeerende berichten een overeenkomst met de edelen gesloten, waarbij zij opheffing der inquisitie beloofde, en vrijheid voor den gereformeerden godsdienst toestond, onder voorwaarde, dat zij hun arm zouden enen in het keeren van den moedwil des volks, weldra herriep zij hare toezeggingen. De edelen toch waren haar tegemoet getreden met de verzekering, dat zij hun verbond als „niet bestaande, atgeschaft en verbroken” beschouwden, Het verbond, dat reeds de kiemen der ontbinding in zich droeg, loste zich geheel op, tot groote vreugde van de landvoogdes. Het volk, nu berooid van den steun der edelen, was aan haar moedwil overgeleverd.
De Prins kreeg opdracht de rust in Antwerpen te herstellen, hetgeen hem met veel levensgevaar gelukte. Zijn populariteit beveiligde hem voor de woede van een getergd volk.
Filips, door de landvoogdes met den beeldenstorm in kennis gesteld, dreigde te stikken in zijn toorn. Heftig bewogen wierp hij zijn hoed op den grond, en zwoer knarstandend met vreeselijke eeden, dat hij het kettergebroed zou uitdelgen. Alleen, men moest tegenover Oranje een vriendelijk gelaat toonen, totdat de ure van afrekening gekomen was.
Valenciennes bracht in bloedig beeld wat toekomst de Nederlanden tegemoet gingen. Noircarmes, de bevelhebber van Margaretha’s troepen, moordde de stad uit. De Gemeente werd bloedig uiteengerukt. De la Grange, eerst ontvlucht, werd gegrepen, en ter dood verwezen. Een schrik voer door de Zuidelijke Nederlanden, waar de reformatie werd weggevaagd, gelijk de noordenwind den bloesem der boomen afrukt.
Oranje zag zich zijn weg afgeteekend. In de Nederlanden blijven, stond gelijk met zich weerloos aan den koning over te teven. Een laatste onderhoud had hij met den graaf Egmond, te Wiliebroek. Hij wilde ook den held van St. Quentin bewegen om voor het naderend onweer zich in veiligheid te stellen. Tevergeefs! Ontroerend was het afscheid der beide helden. Ze zouden elkander niet weerzien! De Prins legde den 1 den April zijn waardigheid als stadhouder neder, en trok naar den „Dillenburg”, waar graaf Jan van Nassau den „balling” met gulle gastvrijheid verwelkomde.
De toestand der Nederlanden werd steeds hachelijker. Margaretha regeerde nu met straffe hand. De vervolging trok een bloedig spoor door het land van Schelde tot Dollard. Duizenden en duizenden, hun getal werd straks honderdduizend, zochten het lijf te redden in een haastige vlucht. Huis en goed moest men verlaten, dat ten bate der schatkist werd geconfisceerd. Londen bood een schuil-plaats in de z.g.n. „Vluchtelingen-Gemeente”, waarin voortreffelijke leeraars werkten. Maar ook in Hamburg, Wezel en Lubeck werd een toevlucht gevonden, en Emden was te dier tijd de „herberg” van Gods volk, Het opschrift, boven de deuren van de groote kerk, uitgehouwen, verkondigt het na zoovele eeuwen:

Gods kerk, vervolgt, verdreven,
Heeft God hyr troost gegheven.
Als een moeder in haar schoot,
Borg zij ballingen in nood.

Margaretha’s bede, dat haar broeder mocht overkomen, niet als een wreker, maar vol van koninklijke vergevensgezindheid, vond haar verhooring in de komst van Ferdinand Al var es de Toledo, Hertog van Alva. Hij kwam met de uitgebreidste volmachten. De voetstap der tienduizenden, geharde krijgers, die den beul in de uitroeiing der ketters moesten behulpzaam zijn, klonk somber door het land. Den 27en Augustus deed Alva zijn intrede te Brussel, maar geen vroolijke welkomstgroeten klonken hem tegen Met groote vriendelijkheid ontving hij den graaf Egmond, maar tot zijn gevolg zeide hij: „Ziedaar! den grootsten ketter van allen!” Egmond en Hoorne vielen weldra onder den moordbijl. De Prins werd ingedaagd, maar deze wees op zijn onschendbaarheid als „Ridder van het Gulden Vlies”, en regeerend vorst in Frankrijk en lid van het Duitsche rijk. Niettemin veroordeelde Alva’s rechtbank den Prins, „den hoofdbewerker der tegenwoordige troebelen”, en werd hij ten eeuwigen dage uit des konings landen gebannen. Reeds het jaar tevoren had Filips Oranje’s zoon van de hoogeschool, te Leuven, laten lichten, en hem het vaderhart ontstolen.
Als een „eerlooze” werd de Prins in het oog der wereld gebrandmerkt, maar door Gods genade zou hij leeren de „smaadheid van Christus meerderen rijkdom te achten dan alle schatten van Spanje”.
Wat de „Wartburg” was voor de geestelijke zijde der reformatie, zou de „Dillenburg” voor hare staatsrechtelijke zijde worden.
Alva, bijgestaan door den „Raad der Beroerten”, door het volk getypeerd als „Bloedraad”, greep met zijn stalen vuist de Nederlanden bij de keel. Uitroeien zou hij de ketters, ook al zou hij deze vruchtbare landen tot een woestijn maken.
De rechtzaal werd een kuil der moordenaren. Alle Nederlanders waren ketters, hadden mitsdien het leven verbeurd. En niet alleen hun leven, maar ook hun goederen. Alle bezit werd verbeurd verklaard, en de opbrengst naar Spanje gezonden. De adel werd nu inderdaad tot den bedelstaf gebracht. Als kaf voor den wind waren ze verstrooid, die vroolijke edelen, die op hun feestmalen gespot hadden met hun „geuzen”naam.
Toen Alva het land verliet, kon hij er zich op beroepen, dat hij een goud- en bloedstroom ontketend had. De Nederlanden waren verarmd, het leven was verlamd. Omtrent 18000 menschen vielen onder het beulszwaard van den ijzeren hertog, ongeacht de duizenden ballingen, die hij uit de erve verdreef, en de ellendigen, die in de verdediging des lands het leven verloren.
Alva voerde een schrikbewind en men sprak van

Die krijghsman hardt als staal en bitterder dan roedt,
Die achttienduysend op schavotten liet ontlijven,
En hondert duysenden verdelgen of verdrijven.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1933

De Wekker | 4 Pagina's

De vader des vaderlands (XI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1933

De Wekker | 4 Pagina's