Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liturgische bijdrage (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liturgische bijdrage (V)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ons Avondmaalsformulier is afkomstig uit de liturgie van de Paltz; en samengesteld door Olevianus. Namelijk Olevianus heeft eerst ernstig kennis genomen van het toen reeds bestaande formulier hetwelk van Calvijn afkomstig was. Olevianus heeft er veel over gecorrespondeerd met Calvijn.
Aangezien de Paltzische liturgie putte uit die van Genève (Calvijn); welke op haar beurt weer ontstaan was uit die van Straatsburg (Valerandus Pollanus). Ook heeft Olevianus een en ander ontleend aan à Lasco.
Het formulier bevat in hoofdzaak twee groote deelen. Het eerste is te noemen: Het Leerstellige deel; en het tweede: Het Ritueele deel.
Wat het eerste Leerstellige deel aangaat, dit omvat drie onderdeden: 1. verwijzing naar de Schriftuurlijke Instelling; 2. de zelfbeproeving tot de viering van het Avondmaal; (in practisch-leerstelligen zin bedoeld); 3. de bedoeling van het Avondmaal.
Het Ritueele deel kan eveneens in drie onderdeelen worden onderscheiden: 1. hetgeen aan 't gebruiken voorafgaat; 2. het gebruiken zelf; 3. wat op het gebruiken volgt.
Men lette er nu wel op, dat deze twee hoofdbestanddeelen in het formulier zelf allerminst den indruk geven, als zouden de opstellers en de kerken zelf bedoeld hebben, om dit in het gebruik in tijdsruimte van elkaar te scheiden.
Neen, het formulier vertoont een ontegensprekelijke éénheidsgedachte, het leerstellige deel gaat voorop, opdat het ritueele deel in het rechte raam zal staan.
Er is in de historie der formulieren bij mijn weten niet ééne aanwijzing te vinden dat dit anders zou zijn bedoeld. En allerminst dat dit formulier in tweeën zou voorgedragen worden; of liever in tweeën zou voorgedragen worden. Dit is in de kerken der Reformatie zoover bekend is, nooit geschied.
Onze Dordtsche kerkorde zegt in art. 62 dan ook dat „na de voleinding der predicatie en der gemeene gebeden, het Formulier des Avondmaals, mitsgaders het gebed daartoe dienende voor de Tafel zal worden gelezen.
Hier kon de vraag rijzen, of het naar de Kerkorde is, wanneer men een week vóór de tafel er staat, aireede een gedeelte van het formulier leest. Trouwens het woord „formulier” sluit o.i., naar het wortelbegrip van dit woord in, dat het één geheel is; dus geef ik de voorkeur er aan het dan ook alzoo te behandelen.
Nu kan ik mij best indenken, wat nog niet hetzelfde is als begrijpen, en nóg minder hetzelfde als rechtvaardigen, dat men vanwege de lengte van het Avondmaalsformulier er zich toe verlokt gevoelen kan, om het dan maar in tweeën te lezen. — Inderdaad het formulier is vrij lang. Het Doopsformulier was oorspronkelijk ook vrij lang, en is later door de Synode verkort. — Toch zouden we zulk een maatregel bij dit ons Avondmaalsformulier niet willen voorstellen. Het formulier is behalve lang, nog iets anders; het is kernachtig en schoon. Ik zou vreezen dat bij inkorting daar allicht iets van teloor zou gaan.
Daarenboven heeft men zoo'n haast? Moet in den volzaligen dienst van God alles worden afgemeten naar de lengte van duur? Men behandele de heilige dingen toch heilig, ook naar den vorm. In onzen gejaagden tijd zal zoo zachtjes aan geen behoorlijke rustige ure meer voor God en Zijn dienst overblijven. De preekjes al korter, de diensten op z'n kortst, 't is alsof de dienst van God een last is, hoe eer er àf hoe liever. Neen, dat is niet juist. Tegen het lange en gerekte ben ik ook, maar men gunne zich den tijd, om vooral bij een zoo dierbare, plechtige, ernstige aangelegenheid als Avondmaalsbediening, alles rustig en bedaard te doen. Daar neme men als 't moest den heelen dag voor. En dan is de lengte van het formulier absoluut geen bezwaar.
Wie 't formulier niet in zijn geheel voorleest, vermindert (natuurlijk onbedoeld), altijd toch min of meer den indruk, de beteekenis, de doeltreffing er van; omdat het door onze vaderen opgesteld is, juist om als geheet te worden voorgelezen.
Men bedenke hier ook nog, dat in den eersten tijd bij de kerken der Reformatie onze dusgenaamde „voorbereiding” niet bestond; waaruit afdoende dus blijkt, dat het formulier is bedoeld, niet om bij de voorbereiding gedeeltelijk te worden voorgelezen; want men had geen voorbereidingspreek. Er is geen twijfel aan, of onze vaderen hebben niet en nooit anders bedoeld, dan het formulier in zijn geheel voor te lezen; en achter elkaar.
Het eene stuk grijpt o.i. dan ook te veel in het andere in dan dat het bepaald aanbeveling kan verdienen, om het 8 dagen van elkaar te scheiden; denk hier om de opneming-mentaliteit. Men zal mogelijk nog opmerken: maar er is toch voor alles grens en bepaling, we moeten in de diensten toch rekening houden met velen die, om allerlei redenen, wel aan een bepaald uur gebonden zijn. Het zij zoo. Maar dan is m.i. de betere weg, dat men de preek vóór de bediening bekort, zeer bekort. De. gedachte als zou dat formulier lager getaxeerd moeten worden, op dien dag namelijk, dan de preek, is foutief. Laten we van onze preeken ook niet al te hooge gedachten hebben. Het kon een vergissing zijn. Dan: in dat formulier spreekt de gansche kerk, het is een liturgisch stuk van buitengewone “waarde en beteekenis; het hebbe een eereplaats, dien dag. Daarbij we hebben een -week tevoren Voorbereiding gehad; 't is niet noodig om dan bij de Bediening zelf nogmaals een voorbereidingspreek te houden; dat is geschied. Men wijze op den dag des Avondmaals nog eens krachtig en kort op de beteekenis van het sacrament zelf; en dan ga men spoedig over tot de handeling zelf. Dien morgen komt men saam, speciaal voor het sacrament, en die gedachte praedomineere dan. Met allen eerbied zij het bedoeld en gezegd, maar de rechte en heilige functionneering bestaat dien morgen nu niet in noodeloos lang bidden en lang preeken. De verhevenheid, plechtige ernst, en gevoelde beteekenis zal er bij winnen als men dien morgen met beperking van onze eigene woorden en toespraken, de taal der kerk doe hooren; ook in de voorlezing van het volledige formulier.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1933

De Wekker | 4 Pagina's

Liturgische bijdrage (V)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 mei 1933

De Wekker | 4 Pagina's