Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Bijbelsche wereldbeeld

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Bijbelsche wereldbeeld

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het wordt al meer van algemeene bekendheid, hoe onder gereformeerde theologen het Bijbelscheppingsverhaal wordt pasklaar gemaakt aan de uitkomsten der natuurkunde en der natuurlijke historie. Deze uitkomsten toch passen niet in het raam van de naïveteit des geloofs, dat God in zes dagen de aarde en de wereld voortgebracht heeft.
Voor den boom in het paradijs komt men op, voor den dag uit Gen. 1 wil men in het proces der tijdruimtelijkheid gaarne een anderen maatstaf aanleggen.
Ik herinner hier aan het woord van prof. Aalders, Hoogleeraar aan de Vrije Universiteit, die in zijn boek „De Goddelijke Openbaring” zegt: Of dus de scheppingsdagen werkelijk niet meer dan enkele momenten of wellicht een aantal uren of ten slotte zelfs millioenen jaren, in onze tijdmaat gerekend, hebben geduurd, daarvan is het ons onmogelijk iets te zeggen; blz. 253.” Geen ander geluid vindt men in het boek van Dr. Schouten „Sterren en Sterrenstelsels” of van Dr. Ridderbos, Hoogleeraar aan de Theologische school te Kampen „het verloren Paradijs.”
Al te maal mannen, die vooraan staan in de rij der Gereformeerde belijders, en die toch een hellend vlak opgegaan zijn.
Welke dat vlak is?
Dan moet ge natuurlijk niet ter schole gaan bij de Gereformeerde, maar veeleer bij de dialectische theologie.
Ik weet dat, bijv. een blad als de Reformatie de kokarde harer gereformeerdheid goed laat zien in haar strijd tegen deze dialectische theologie, Barth en Brunner zijn hier de Ridders, die men met een forschen stoot uit het zadel meent te kunnen werpen.
Maar is deze dialectische theologie niet eerlijker in haar houding ten opzichte van het schriftvraagstuk dan theologen, die meenen, dat zij voor de majesteit van het Woord Gods opkomen, en die tegelijk den voet zetten op een glibberig spoor, waarop wij zoo licht kunnen uitglijden.
Immers, waar het heengaat, als men het Bijbelsch wereldbeeld prijsgeeft, waar het heengaat, als men hier A. gezegd heeft, kan ons toonen een uitspraak van 'Emil Brunner, een theoloog, dien wij de evenknie van Barth kunnen noemen! Deze heeft in zijn boek „Het woord en de 'wereld” o.m, ook dit gezegd:

„Het Bijbelsch wereldbeeld heeft kosmologisch en historisch zijn tijd gehad. Wij weten, dat de wereld niet een paar duizend jaar geleden geschapen is, maar dat wij hebben te rekenen met millioenen jaren, en zelfs zoo nog niet aan het eind zijn.”

Deze uitspraak van Brunner komt zeer overeen, met wat prof. Aalders leert. Alleen Brunner durft nu de consequentie van zijn standpunt aan en schrijft dan verder:

„Wij weten, dat de geschiedenis van onze aarde, hoewel millioen jaren tellende, een van de meest recente feiten in de geschiedenis van het heelal is. Er is een goed gefundeerde hypothese, welke leert, dat de afstamming van den mensch tamelijk duidelijk tot ver in het dierenrijk kan vervolgd worden; wij weten, dat er nooit een paradijs geweest is met Adam en Eva en de slang, wij weten, dat het grootste deel der Oud Testamentische voor-historie geen historie maar mythologie is, en dat er geen onafgebroken reeks getuigen is van Adam en Noach tot Christus.
Ja, meer nog, ook de weergave der Nieuw Testamentische geschiedenis heeft diepgaande wijzingen ondergaan.”

Misschien vraagt de eenvoudige lezer zich af, hoe het mogelijk is, dat zulke theologen nog van een Bijbel durven spreken?
En toch is er in den laatsten tijd niemand, die meent, meer voor de majesteit van het Woord van God op te komen, dan Brunner en de Barthiaansche school.
Brunner wil dan ook liever, dat men zijn richting karakteriseert als een theologie des Bijbels dan als dialectische theologie. Hij zegt „christelijk geloof is óf Bijbels geloof óf het is niets”.
Brunner laat zien, wat het inhoudt om aan de dagen uit Gen. 1 te tornen, want, zoo zegt hij, het gaat niet om historie, maar om goddelijke waarheid.
Maar er zijn Gereformeerde theologen, die meenen, dat Gen. 1 gedoogt de speling van hun vernuft, en dan bij Gen. 2 de strakke lijn van de historie weer opnemen.
En toch geldt hier een entweder…… oder. Men moet óf het een óf het andere kiezen. Brunner heeft gelijk, maar dan met Brunner verder, óf Brunner heeft ongelijk, maar dan geen stap op dit glibberig spoor.
Niet de Bijbel zonder den Geest, niet de Geest zonder den Bijbel, -maar de Schrift en de Heilige Geest als een éénheid, ziedaar een goed woord van Brunner.
Maar het gaat niet om een goed woord noch van Brunner noch van Kuyper (bijv. een citaatje uit zijn encyclopaedie), maar om het systeem.
Met een enkel citaatje weerlegt men geen systeem.
De dialectische theologie blijkt in ons land haar aanhangers te hebben zelfs onder haar ……bestrijders.
De paradox ? ?

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1933

De Wekker | 8 Pagina's

Het Bijbelsche wereldbeeld

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1933

De Wekker | 8 Pagina's