Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

P. V. te W. zond een vraag in verband met Deut. 23 : 3, 4. Daar wordt gesproken over de verhouding, waarin de Ammonieten en Moabieten tot het volk Israels staan zouden, wanneer dit in Kanaän woonde.
Het moet onze aandacht niet ontgaan dat de Heere niet alle heidenen buiten Israël op ééne lijn zet. Hij maakt onderscheid, dat is zijn vrijmacht, ook over de Heidenen. Ten opzichte van de Egyptenaren en de Edomieten bepaalde de Heere dat hun derde geslacht, n.l. van degenen, die in het midden van Israël leefden, recht had op het burgerschap en in de vergadering des Heeren komen mocht. De Egyptenaren, omdat de Israëlieten als vreemdeling bij hen verkeerd en veel goeds genoten hadden, trots de latere verdrukking; de Edomieten wij] zij een broedervolk (Ezau) waren. Van de meeste Kanaänieten beval de Heere dat zij, omdat de maat hunner zonden vol geworden was volkomen uit-geroeid moesten worden.
Omtrent de kinderen Ammons en Moabs beval de Heere, dat zij, tot in het tiende ges acht — tien wijst op de volkomenheid der uitsluiting — zouden uitgesloten zijn van de vergadering des Heeren, omdat zij Israël, niet zoozeer om persoon-lijken haat uit uit politieke overwegingen, maar als volk der belofte, hebben tegen-gehouden op den weg naar het land der belofte. Zij worden daarom van de voor-rechten der beloften Gods volkomen uitgesloten.
Nu wijs de vraagster op Ruth op David, als nazaat van Ruth in het derde geslacht, die waren toch ook uit Monab.En de vraagster heelf gelijk.Toch vergeet zij een ding n.l. dat Wetgever staat, die ten opzichte van zijn vrijmacht en verkiezing deze wet soms opheft. En naar zijn souvereine beschikking heeft het Hem behaage b.v. bij de sparing van Rachab, een uitzon-dering te maken ten opzichte van het oordeel over de Kanaanieten en bij Ruth ten opzichte van de Moabieten. En in deze uitzonderingen ligt dan voor Israël onder-wijzing en profetie; onderwijzing dat het door den Heere als volk aangenomen zijn, altijd genade blijft, want God kan het ook aan de Heidenen geven; en profetie: Israël was er om de wereld, het wane daarom niet dat het er is om zichzelf.
De vraagster zoeke dus niet de grond voor de opname van Ruth in hetgeen zij deed, maar in de verkiezing Gods.

Dezelfde vraagt: Hoe was de verhouding van Christus’ menschelijke natuur tot zijn goddelijke, toen in zijn dood ziel en lichaam van elkander gescheiden waren? De verhouding der twee naturen, goddelijke en menschelijke in Christus, is een der moeilijkste vragen, waarvoor de Schrift ons plaatst, Gaan wij daarover denken en spreken dan is het zoo waar wat Prof, Bavinck ergens zegt, dat wij nooit zoo onze gebrekkigheid van denken en onze armoede van taal voelen als wanneer wij over den persoon van Christus handelen. In verband met de onderhavige vraag zou ik hetzelfde willen zeggen.
Toch mogen wij trachten het ons in te denken. De vraagster begeert licht over het hoe der vereeniging der naturen van Christus in zijn dood. Tot recht verstand zullen wij eerst moeten vaststellen, dat zij met elkander vereenigd bleven in het ster-ven en begraven worden des Middelaars. Dit wordt door onze Belijdenis in art, 19, op grond der schrift, uitdrukkelijk vastgesteld. Wij lezen daar als er van het sterven gesproken wordt: maar intusschen bleef de goddelijke natuur altijd vereenigd met de menschelijke, ook zelfs toen Hij in het graf lag; en de Godheid hield niet op in Hem te zijn, gelijk ze in Hem was toen Hij een klein kind was.
Onze belijdenis grondt dat op de vleeschwording des Woords. In deze vleeschwording nam het Woord de menschelijke natuur aan, niet zoo, dat twee personen een goddelijke en een menschelijke met elkander verbonden werden, maar de goddelijke Persoon nam de onpersoon-lijke menschelijke natuur aan. Het wezen van den persoon van Christus is dan ook zijn Goddelijk Ik, waarvan Hijzelf getuig-de: Ik en de Vader zijn één; en Eer Abraham was ben Ik. In dit goddelijk Ik van Christus rust nu de wil om, in de menschelijke natuur, het rantsoen voor de verlossing zijns volks aan te brengen en aan de eisch des Vaders te voldoen. Juist dit God-zijn, in z’jn mensch-zijn, geeft aan al wat in de menschelijke natuur geschiedde bijzondere, eeuwige waarde.
Aangezien no ook het sterven en begraven worden behoort tot zijn verîossmgs-werk, en dus daden daarin zijn. moeten ook zij geschieden door en in den wil van den goddelijken persoon van Christus, anders worden zij tot een bloot ondergaan zonder meer. Onze Belijdenis zegt dan ook zeer terecht, in hetzelfde art., dat Christus „waar God was om door zijn kracht den dood te overwinnen”. Dat er in het sterven enz. dus vereeniging bleef tusschen de twee naturen van Christus vloeit uit den aard van zijn Middelaarswerk voort.
Anders is de vraag naar het hoe van die vereeniging. In het sterven toch werden ziel en lichaam van elkander gescheiden, Christus beveelt zijn geest in de handen zijns Vaders en zijn lichaam, — toch ook een „deel” der menschelijke natuur — wordt in het graf gelegd. De eenheid van ziel en lichaam werd als gevolg der zonde, waaronder Christus leed. wreed verscheurd. Toch bleven zij vereenigd in de goddelijke natuur of beter; in den goddelijken Persoon, Zoo „laat” Christus zich sterven en begraven worden, zoo legt Hij het leven af en neemt hetzelve wederom aan. Zoo is Hij priester en offer tegelijk. Zalig wie het — neen niet begrijpt, hoe zou het kunnen? — maar wie het omhelzen en aanbidden mag.

Dezelfde heeft nog een derde vraag, n.l.: Kan er Bijbelcritiek bestaan bij een oprecht kind Gods?
Deze vraag is zoo niet juist. Ik zal haar een anders stellen, dan zal de vraagster bet zelf gevoelen. Ik vraag; Kan er zonde zijn bij een oprecht kind Gods? Jammer genoeg, ja, zal ze zeggen. Maar dat is dan toch geen vrucht van dat kind Gods zijn! en daarin heeft ze gelijk, Het is afwijking en dwaling, juist te erger omdat het een and Gods geldt.
Zoo kan het ook zijn met de bijbel-critiek. Critiek is irnmers een oordeel hebben over iets, Welnu wij nemen aan dat er ook Kinderen Gods zijn wier oordeel over de Schrift niet volkomen juist is, zonder dat zij evenwel de bedoeling hebben om daardoor de Schrift te miskennen als Woord van God, integendeel, zij zoeken er het leven in. Wij zullen hun dwaling scherp veroordeelen, er tegen strijden, maar zullen wij hen oordeelen in hun persoonlijke verhouding tegenover God? Laat ons dat oordeel aan den kenner der harten overlaten, Hij alleen weet hoeveel dwaling iemand kan hebben en toch zijn kind zijn.
Anders wordt het als wij denken aan de Bijbelcritiek. Daaronder toch verstaan wij het pogen om op z.g.n. wetenschappelijke wijze aan te toonen dat de Schrift niet is, waarvoor zij zich aandient n.l. het Woord van den Drieëenigen God. Daarbij zal de mensch uitmaken of God zich geopenbaard heeft of niet. Dan zal de mensch oordeelen of het Goddelijke wel Goddelijk is. Dit pogen staat onder invloed van den geest uit den afgrond, die zich stelt tegen al wat Godes is en zulk een opzet kan niet blijvend gevonden worden, daar waar genade in het hart kwam wonen. Ik zeg blijvend, want in den maal-stroom des twijfels en der zonde kunnen jonge menschen op dit pad soms jammer-lijk worden meegesleurd, terwijl ze toch later leeren deze zonde hartelijk te belijden. Het geldt ook hier: Wie meent te staan, zie toe dat hij niet valle.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1933

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juli 1933

De Wekker | 4 Pagina's