Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vader der geloovigen (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vader der geloovigen (7)

In vreeze

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Na deze dingen geschiedde het woord des Heeren tot Abram in een gezicht zeggende: „Vrees niet Abram, Ik ben U een schild, Uw loon zeer groot. Toen zeide Abram:„Heere, Heere, wat zult Gij mij geven, daar ik zonder kinderen henenga, en de bezorger van mijn huis is deze Damascener, Eliezer.Gen. 15:1—2.

En hij geloofde in den Heere, en Hij .rekende het hem tot gerechtigheid. Dat is een compositie, een zangstuk, waarbij elke andere van den grootsten kunstenaar in het niet verdwijnt.
Hier schittert de pare] der eenheid van Oud en Nieuw Testament, en wij hooren hier het woord van één der Apostelen des Heeren: ,„wij hopen op geen andere wijze zalig te worden dan ook zij. ” Geen andere boodschap heeft de bladzijde des Nieuwen Verbonds als hier die des Ouden verkondigt. Wij worden op de-zelfde wijze gerechtvaardigd als eens een Abram zijn positie voor God mocht vinden. Het gaat er toch voor U en mij en voor ons allen om, hoe wij voor God zullen kunnen bestaan?
Op deze vraag heeft de Heilige Schrift maar één antwoord : niet uit de werken, opdat niemand roeme.
Hij geloofde. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat Abram vroeger niet geloofde. Heel zijn tocht uit Ur der Chaldaeen naar Kanaän, heel zijn handel en wandel in Kanaan was een getuigenis van zijn. geloof.
Maar ook het geloof heeft zijn jaarseizoenen en, zoodra als Abram meer aan de belofte dan aan den Belover denkt, knaagt aan dezen boom des geloofs de worm der twijfeling en... de boom wordt ontbladerd, verliest zijn schoonheid. De belofte wordt niet meer in het licht van den Belover, maar in het licht der omstandígheden getaxeerd en dan ... komt Abram niet uit.
Want de omstandigheden waren tegen hem! Als eenzaam bejaard man ziet hij zijn levensavond dalen, terwijl zijn vrouw ver op hare dagen is gekomen en nu is er wel de belofte van een zaad, maar er pleit zooveel tegen.
Maar hoe geheel anders wordt het, wanneer de Heere de belofte weer eens bij vernieuwing waar maakt, of nog beter, wanneer wij in de belofte den Belover mogen ontmoeten. Zie, dan neemt niet zoozeer de belofte, als veel meer de Heere zelf de eerste plaats in. God maakt hier voor Abram weer eens waar, wat Hij beloofd heeft en verzegelt het aan zijn ziel, dat zijn beloften niet zullen wankelen noch wijken.
Hierom staat er ook met zoo hooge nadruk; Hij geloofde in den Heere.
Let er toch op, dat de Heere aan Abram niet zegt langs welken weg de belofte haar vervulling zal ontvangen. maar enkel en alleen, dat de Heere zelf voor de vervulling instaat. De Apostel Paulus heeft dit stuk uit Abrams leven zoo diep aangevoeld, en zoo heerlijk beIicht. Heel dat Romeinen 4 is een commentaar, van wat deze bladzijde des Ouden Testaments zegt, maar het glanspunt is toch wel daar, als de Apostel zegt: En hij (Abram) heeft aan de belofte Gods niet getwijfeld door ongeloof, maar is gesterkt geweest in het geloof gevende God de eer.
Dat is dus de kern, het merg, de pit van alle oprecht geloof, dat het crediet krijgt voor God, dat het goed van God denkt en groot van God denkt, en steunt op zijn belofte, tegenover alles wat twijfel wekt,
Wij leeren hier toch daghelder, dat geloof heel wat anders is dan een voor waar aannemen, dan een kennisneming van God en Zijn Woord, dan een traditioneel opzeggen van wat leerstukken.
Wij moeten vóór alle dingen weten, wat het zegt om werkzaam te worden met Gods beloften en dan zal dit het beste kenmerk zijn, dat wij werkzaamheid krijgen in en door de belofte met den Belover.
Velen toch hebben het zeer druk over de belofte Gods, die zoo rijk en zooveel zijn, maar deze mogen toch nooit een rustbank worden om te roemen, dat wij zijn kinderen des verbonds en kinderen der beloften. Neen, Gods beloften moeten een knielbank worden, opdat wij al-zoo werkzaam worden met den Heere zelf. Dat is veelal het schreiend tekort van zoo menig kind des verbonds, dat het gekroond is met Gods belofte in Christus, dat het zich kan houden of door anderen gehouden wordt voor „wedergeboren en in Christus geheiligd”, maar dat van werkzaamheden met den Belover, van levende behoefte aan den Heere, van een zoeken om als een goddelooze door God gerechtvaardigd te worden niets wordt gekend.
Maar Abrams geloof heeft werkzaamheid met den Belover in de belofte en nu kan ik het te beter begrijpen, dat er bijstaat: „en Hij rekende het hem tot gerechtigheid”.
Hier wordt het zonneklaar, dat niet in Abram noch in zijn geloof, maar dat in den Heere zelf de grond der gerechtigheid is te zoeken.
Het is alles toegerekende gerechtigheid. Hier wordt het niet verzwegen, dat Abram in zich zelf miste de gerechtigheid, waarmede hij voor God kon bestaan. Het is een gerechtigheid Gods, d.w.z. niet alleen zulk een gerechtigheid, die voor God kan bestaan, maar ook zulk een, die alleen in God haar oor-sprong en fundeering kan vinden.
O, dat is het zalig en tegelijk eeuwig wonder, dat deze gerechtigheid aan God zelf is ontsprongen en in God zelf haar kwijting vindt. Door en in Christus wordt Gods gerechtigheid in God zelf verheerlijkt, en door God zelf opgelost.
Maar dan moeten wij hieruit ook leeren, dat alleen dit geloof ons rechtvaardigt, dat zich op den Heere in Christus verlaat. Zouden daarom niet zoovelen in het donker tasten, wanneer het ‘t stuk van de rechtvaardiging des zondaars voor God betreft, dat men zijn oor meer neigt naar allerlei stemmen, dan naar die ééne stem: „zoo gij niet gelooft, gij zult niet bevestigd worden”.
Dikwerf is het mij opgevallen, dat velen verwarren de toeëigening des heils met de toegerekende gerechtigheid. Het eerste houdt verband met de zekerheid des gevoels, het laatste met de zekerheid des geloofs. Door deze twee te veel te verwarren is men in het stuk der rechtvaardiging scheef gegaan en heeft men in subjectiviteit gezocht, wat alleen in Gods objectief recht is te fundeeren. Wie als een arm en verloren zondaar zich op God in Christus verlaat, wie met Abram met zich zelf aan het eind is, maar in geloof en gebed niemand anders dan den Heere zelf mag overhouden, wie zoo zijn toevlucht stelt in God, wel, dan is het niet de vraag, hoe Abram over zich zelf oordeelt of hoe gij over U zelf oordeelt, want dan veroordeelen wij ons altijd en dan blijft er èn voor Abram èn voor U en voor mij niets anders over dan een zwart register. Neen, het is de vraag, hoe de Heere in zijn heilig recht over een zon-daar oordeelt, die Hem nederig valt te voet, die Hem in Christus stelt tot het voorwerp van zijn betrouwen?
Abram had in zich zelf alles tegen, en alle omstandigheden waren een steen des aanstoots op den weg. Maar al waren daar nog vele zwakheden en gebreken in Abram, al waren er tal van stemmen, die veroordeelden, Abram richt zich en grondt zich niet op iets in hem, maar verlaat zich alleenlijk op den Heere en zijn heil en dat wordt zijn gerechtigheid.
Waarom ontbreekt het toch bij vele ware oprechte belijders van den Christus aan deze blijdschap des geloofs, aan deze fundeering in de gerechtigheid, waarmede wij alleen voor. God kunnen bestaan?
Zou het niet van daar kunnen komen, dat er wel veel over de gerechtigheid en over de rechtvaardiging wordt gesproken en soms heel sterk wordt op den voorgrond geschoven, maar dat er te weinig gezocht wordt, wat wij aan en in Christus als grond onzer gerechtigheid voor God hebben?
Men heeft het in den regel veel drukker over de vruchten van de rechtvaardiging dan over de rechtvaardiging zelf. En toch hebt ge niet opgemerkt dat de verloren zoon eerst den Vader moet ontmoeten en dat eerst daarna komt het nieuwe kleed, de vingerring, het feest-maal, de muziek, de biijdschap.
O laat in dit stuk gelijk voor Abram God in Christus toch eerst het een en het al voor U worden. Laten al de beloften U tot en in den Belover leiden, want ook hier staat voorop: alleen in den Heere is Israëls heil. Slechts in dezen weg vindt het zwakste geloof zijn kracht, en het sterkste geloof zijn voedsel. Zoo wordt een ziel uit de volheid Gods bediend, worden wij als Abram door oefening des geloofs al helderder en klaarder in het stuk onzer gerechtigheid in God gefundeerd.
Deze toegerekende gerechtigheid heeft nu als vrucht een toegeheiligden vrede der gerechtigheid. Het eene is buiten ons, het andere in ons. Het eerste is vol-maakt, het andere nog slechts bij trap en mate. Hierom is het, dat een Luther eens durfde zeggen: „ik ben zoo recht-vaardig voor God als Maria, de moeder des Heeren, ook al ben ik niet zoo heilig als zij. ” Het geloof rechtvaardigt Abram, niet het teeken der besnijdenis. Hier denken wij aan het woord van den Heiland:„die niet gelooid zal hebben, zal verdoemd worden. ” Het teeken des doops achtte de Heiland zeer, maar het geloof is meer, is alles.
Zeker, daar is een blind kerkgeloof, waarmede wij verloren gaan. Daar is zooveel geloof van hooren zeggen, dat voor de eeuwigheid ongenoegzaam zal blijken. Maar dat geloof, dat als Abram weet te spreken van worsteling om en onder den Heere, dat zijn bankroet voor God belijdt en zijn gerechtigheid tegelijk in den Heere weervindt. dat zal blijken te overwinnen als heel de hellemacht opstaat, als vele stemmen willen veroordeelen, maar één stem het zal winnen en er verre, zeer verre, bovenuit zal klimmen: en op Iaatst alleen zal weerklinken: Gij hebt ons Gode gekocht met Uw bloed.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1933

De Wekker | 4 Pagina's

De vader der geloovigen (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 augustus 1933

De Wekker | 4 Pagina's