Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Generale Synode en ds. Berkhoff

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Generale Synode en ds. Berkhoff

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

(hier ontbreekt een gedeelte van de tekst)

opgenomen. De Generale Synode had echter zich in 1931 weer met de zaak-Berkhoff in te laten. Een protest uit Amsterdam beschuldigde hem van chiliastische dwalingen. Na ernstig onderzoek der ingebrachte grieven, meende de Synode te kunnen volstaan met een formeele behandeling der zaak. Zij maande Ds Berkhoff zijn propagandistisch optreden te staken, terwijl zij zijn voorstellingen als zijn privé-gevoelen liet. Maar inplaats van zich aan dit vermaan der Kerk te onderwerpen, ontwikkelde Ds Berkhoff een actie, die een bespotting was van de Synodale bepalingen. Per radio en in de pers werd de leer van het „Duizendjarig Rijk” belicht op een wijze, die ernstige bezorgdheid wekte. Een maandblad tot verbreiding van “de leer van het „Duizendjarig Rijk” werd uitgegeven, vergaderingen in groote steden belegd, in één woord: al het mogelijke werd gedaan om het chiliasme op den voorgrond te schuiven als ware dit het eenige leerstuk, dat gekend en beoefend moest worden. Tegenover dit eigenzinnig drijven kon en mocht de Kerk niet zwijgen, -wilde zij haar roeping niet verwaarloozen. In 1932 werd de Generale Synode uitgenoodigd Ds Berkhoff ter verantwoording te roepen, en de bepalingen van 1931 te handhaven. Het gevolg hiervan was, dat deputaten werden aangewezen, die het boek van Ds Berkhoff: „De Christus-regeering” zouden bestudeeren, en een saamspreking met hem hebben om hem, zoo mogelijk, van de dwaling zijns -weegs terug te brengen. Tevens werd bepaald, dat deputaten het recht hadden, indien zich ernstige conflicten voordeden, den kerkeraad van Zwolle te verzoeken een Generale Synode saam te roepen, die dan een voortzetting van deze zou zijn. Deputaten volbrachten de taak, maar zonder resultaat! Ds Berkhoff bleef, na urenlange bespreking, zijn gevoelen handhaven. Hoe droef dit ook mocht zijn, het ware geen motief om de Synode saam te roepen, die in 1934, D.V., toch zou vergaderen. Maar aan het einde der saamspreking, die ondanks de tegenstellingen haar broederlijk karakter behield, bracht Ds Berkhoff de beschuldiging naar voren, dat de Christelijke Gereformeerde Kerk op onschrif-tuurlijke standpunt stond. Herhaaldelijk is hem de beteekenis dezer aanklacht onder het oog gebracht, maar Ds Berkhoff hield deze beschuldiging staande. Deputaten oordeelden tegenover de Kerk niet verantwoord te zijn, indien zij hiervan aan de Generale Synode geen kennis geven. De stand van zaken oordeelden zij van zoo ernstige beteekenis, dat ondanks de kosten hieraan verbonden, de Synode in buitengewone zitting moest saamkomen.
Zoo kwam dan de Generale Synode den 5en September te Zwolle saam. Hare handelingen worden straks in de „gedrukte notulen” den kerkeraden toegezonden, en -worden voor belangstellenden verkrijgbaar gesteld. In vogelvlucht wordt in ons kerkelijk orgaan een overzicht geboden over de zaak-Berkhoff.
De praeses. Ds L. de Bruyne, opende deze buitengewone vergadering met het lezen van Johannes 17 en gebed, nadat gezongen was Psalm 119 : 3 en 17. In het kort wees hij op de beteekenis dezer Synode en op de noodzakelijkheid der eenheid, niet het minst in de belijdenis en in de handhaving daarvan.
In verband met de aanhangige zaak waren er enkele ingekomen stukken. Enkele kerkeraden, als van Veenwouden, IJmuiden, Leerdam, Den Helder, deden een dringend beroep op de Synode om Ds Berkhoff toch te behouden. Deze verzoeken waren, hoe goed ook bedoeld, eenigszins overbodig, omdat de Synode met geen ander bedoelen was saamgekomen, indien dit althans met de belijdenis in overeenstemming was. De kerkeraad van Zwaagwesteinde verzocht de Synode de belijdenis krachtig te handhaven. Ook van particulieren was schrijven ingekomen, en voorzoover dit van leden der Kerk was, gelezen en voor kennisgeving aangenomen. Anderen maakten telegrafisch hun wenschen bekend. Er diende zich een man aan, die zich „Ebed-Jahwè” noemde, en als teeken van zijne waardigheid het ordeteeken van een ster op zijn borst droeg, veilig onder zijn overjas verborgen. Dagen tevoren had hij aan enkele leden der Synode zijn komst bekend gemaakt, om ter Synode de leer van het „komende Koninkrijk” te prediken. Natuurlijk werd dezen „ridder” de toegang tot de vergadering ontzegd. Typeerend is het echter, dat deze man optrad met de pretentie als dienaar des Heeren de geheimen van het „Duizendjarig Rijk” te zullen ontsluieren. Hoe veilig gaat men, als men zich eenvoudig houdt aan het geopenbaarde Woord van God.
Voorts kwam ter tafel een lijst met handteekeningen, houdende verzoek voor Ds A. M. Berkhoff en voor zijn gevoelen in de Chr. Geref. Kerk plaats te laten. Aangezien het indienen van dit verzoekschrift met het kerkrecht in strijd was, werd het terzijde gelegd. Ook een schrijven uit Maarssen was voor behandeling niet ontvankelijk, omdat het met de zaak-Berkhoff geen verband hield.
Voor een spoedeischende zaak van Curatoren, in betrekking tot de uitgave van een Gedenkboek in 1934, en van Deputaten volgens art. 13 en art. 19 D.K.O. werden een tweetal commissies aangewezen, die de Synode omtrent deze aangelegenheden nader zal rapporteeren.
De praeses stelde hierop de zaak-Berkhof aan de orde. Prof. J. J. v. d. Schuit gaf namens deputaten toelichting omtrent de motieven tot saamroeping dezer Synode. De reden hiertoe vonden deputaten in de ernstige beschuldiging, die Ds Berkhoff tegen de Kerk inbracht, dat zij op onschriftuurlijk standpunt zou staan, gelijk hierboven is medegedeeld.
In verband hiermede kwam het mandaat tot afvaardiging van Ds Berkhoff door de Part. Synode van het Noorden, ter sprake. Deze Synode had het mandaat gehandhaafd, waarbij zij uitsprak: „dat er in dit stadium geen kerkrechterlijke redenen zijn om aan Ds Berkhoff zijn afvaardiging te ontnemen, doch wel gevoelt de Synode de moeilijkheid, dat iemand over zijn eigen zaak mede oordeelt.”
Tegen dit besluit van de Part. Synode van het Noorden kwamen Ds J. Hovius en Ds A, H. Hilbers bij de Generale Synode in protest en tegen dit protest kwamen Ds Berkhoff en Oud. Lok weer in protest.
Prof. P. J. M. de Bruin diende met prae-advies, Aan de hand der historie wees hij op het bezwaar, dat een afgevaardigde rechter in zijn eigen zaak zou zijn. Hij oordeelde, dat Ds Berkhoff kon zitting hebben, maar met de nadrukkelijke herinnering aan art. 31 der D.K.O., dat bepaalt, dat de besluiten der Synode voor bondig gehouden zullen worden, en dat van de afgevaardigden onderwerping aan die besluiten eischt.
Prof. J. J. van der Schuit adviseerde om Ds Berkhoff niet toe te laten op grond zijner beschuldiging, dat de Kerk op on-schriftuurlijk standpunt stond. Deze voorstelling werd door verschillende leden duidelijk onderstreept.
In verband met deze discussie kwam Ds Berkhoff. die voor zich het recht om als afgevaardigde zitting te nemen op-eischte, met de verklaring, dat hij met zijne beschuldiging, als zou de Kerk op onschriftuurlijk standpunt staan, bedoeld had, dat deputaten met hun rapport op onschriftuurlijk standpunt stonden. Deze verklaring wekte bij deputaten groote verontwaardiging. Tot viermalen toe hadden zij Ds Berkhoff zijn beschuldiging onder het oog gebracht, en telkens had hij bij zijn oordeel gepersisteerd! En nu deze verklaring! Er behoorde dan ook veel welwillendheid toe om zoo maar voetstoots een dergelijke verklaring aan te nemen. Had Ds Berkhoff dit in de vergadering van deputaten gezegd, ze zouden niet geadviseerd hebben om deze Synode saam te roepen.
Een voorstel „dat tijdens de behandeling van de zaak-Berkhoff diens secundus voor hem zitting zal nemen”, werd verworpen, en aan Ds Berkhoff het recht verleend zitting te nemen. Dit besluit sprak wel van de groote welwillendheid, waarmede de Synode reeds bij den aanvang Ds Berkhoff tegemoet trad. Een tweeërlei motief had hem moeten doen besluiten, eigener beweging terug te treden: ten eerste om geen rechter in eigen geding te zijn. maar vervolgens op grond zijner beschuldiging aan het adres der Kerk. Dit geval heeft duidelijk laten aanvoelen de noodzakelijkheid om het desbetreffend artikel der D.K.O. onverwijld aan te vullen, dat niemand deel kan nemen aan de behandeling van zijn eigen zaak. Had het besluit, dat Ds Berkhoff als afgevaardigde handhaafde niet aller instemming, gezien het verloop van het proces, was het zoo beter. Immers, de beschuldiging, als zou de Synode begonnen zijn met Ds Berkhoff als afgevaardigde uit te schakelen, is daarmede uit de hand genomen.
Deputaten wezen op het resultaat hunner saamspreking met Ds Berkhoff. Er kon tot hun leedwezen geen overeenstemming verkregen worden om de volgende redenen:
1e. dat Ds Berkhoff een diepgewortelde overtuiging heeft inzake de periode van het Duizendjarig Rijk;
2e. dat hij de kerk niet zal kunnen volgen, wanneer zij het propageeren van deze zijn opvatting niet toelaat;
3e. dat hij in de overtuiging leeft, dat de Kerk tekort schiet in de prediking van het Duizendjarig Rijk, zooals hij dit heeft ontwikkeld in zijn boek: „De Christus-regeering”;
4e. dat Ds Berkhoff op grond daarvan tegen de Chr. Geref. Kerk de beschuldiging inbrengt, dat zij in dit opzicht een onschriftuurlijk standpunt inneemt;
5e. dat deze conclusies door Ds Berkhoff mede aanvaard worden.
Op grond hiervan zagen deputaten zich genoodzaakt den Kerkeraad van Zwolle te verzoeken de Synode wederom saam te roepen en haar het rapport omtrent deze aangelegenheid aan te bieden.
Het rapport handelt over:
1e.de kern van het vraagstuk;
2e. de analogia fidei in verband met Ds Berkhoff”s leer;
3e.de exegetische zijde;
4e.historisch overzicht;
5e.conclusies.
De hier bedoelde conclusies luiden als volgt:
1e. De regel der analogia fidei eischt, op grond van de eenheid der Godsopenbaring, dat de duistere plaatsen der H. Schrift naar de duidelijke moeten verklaard worden, terwijl deze regel tevens zegt, dat de uitlegging der H. Schrift nimmer in strijd mag komen met de voornaamste dogmata”, welke de Kerk, onder leiding des Heiligen Geestes, in haar Symbolen heeft vastgelegd;
2e. De Gereformeerde Confessies geven algemeen denzelfden regel aan;
3e. Ds Berkhoff grondt zijn leer niet op een exegese volgens de analogia fidei;
4e. Het boek van Ds Berkhoff heeft niet voldoende oog voor het rijke werk der verlossing en voor het progressief karakter der openbaring Gods;
5e. Er is geen schriftuurlijke grond voor de leer eener lichamelijke opstanding der geloovigen vóór de algemeene opstanding, noch ook voor een regeering der heiligen op aarde gedurende duizend jaren, noch ook voor een periodieke aardsch getinte Christocratie;
6e. Mitsdien blijft de Christelijke Gereformeerde Kerk bij de bepaling der Synode 1863 en Synode 1931, waarom het Ds Berkhoff verboden moet worden zijn privé gevoelen omtrent het Duizendjarig Rijk en omtrent de leer van de tweeërlei opstanding in woord en geschrift te verbreiden.
Ds L. v. d. Meiden herinnerde aan het bestaande besluit der Synode van 1931 aangaande het Duizendjarig Rijk, en betoogde, dat de Synode niets anders moest doen dan uitspreken of zij op grond van het verschenen rapport wil blijven bij het genomen besluit. Hij aanvaardt niet de door Ds Berkhoff geuite beschuldiging, dat alle predikanten, die het met hem niet eens zijn, staan op het „Augustiniaansch standpunt”.
Andere sprekers, die hartelijk instemden met het rapport, hadden gaarne hierin opgenomen gezien, dat het voor Ds Berkhoff maar niet slechts is een exegetische kwestie, maar een levensprincipe, een beleving van zijn gevoelen. Zij misten in het rapport de waarschuwing voor de consekwentie”s, welke uit het chiliasme voortvloeien en reeds in Amerika gezien werden. Ook hadden zij gaarne gezien, dat het rapport de zaak meer nog van uit confessioneel standpunt de zaak was belicht, en gewezen op het verschil tusschen de leer van ds. Berkhoff en die der predikanten van vroeger die, ook meer of minder dit gevoelen toegedaan waren, dit leerden en toch geduld werden.
Prof. v. d. Schuit diende de sprekers van antwoord. Hij herinnerde er aan, dat de opdracht aan deputaten begrensd was, en alleen verband hield met de voorstelling van Ds Berkhoff. Moest het chiliasme in zijn geheel overzien worden, dan was het rapport veel breeder geworden. Het rapport stelt tegenover de realistische opvatting van het Oude Testament, de geestelij k-idealistische en keert zich tegen de gedachten van Ds Berkhoff aangaande het Duizendjarig Rijk en de tweeërlei opstanding. Maar het rapport is niet opgesteld met de bedoeling om een dogmatische exegese te geven. Dit als antwoord op de vraag van een der afgevaardigden: „of positief kon uitgesproken worden, dat in dit rapport de exegese gegeven is over de pericoop uit Openbaringen 20?”
Aan Ds Berkhoff wordt ruimschoots gelegenheid gegeven zijn standpunt tegenover het rapport te verdedigen. Het was slechts een herhaling van wat door hem op voorgaande Synodale vergaderingen was gezegd. Nog altijd hoopte hij op eea uitbouw der belijdenis in dit opzicht. Aanneming van het rapport zou hij vreeselijk vinden, omdat het volgens hem op geen schriftuurlijken grond staat. Het was wel naïef, dat hij bewijzen vroeg voor de leer omtrent de laatste dingen, zooals de Kerk die in haar confessie heeft opgenomen. Neen, Ds Berkhoff diende deugdelijke gronden aan te geven, waarop zijn opvattingen steunden. Het verwonderde hem, dat in de conclusies wel gesproken was over de bepaling van 1863, maar niet van die van 1879. De Chr. Geref. Kerk heeft vanaf 1879—1892 mannen geduld in hun gevoelen, zooals Ds Van Andel, Sipkes, Bulens, e.a., terwijl de Chr. Geref. Kerk van heden aan zijn gevoelen geen plaats gunt. Ds Berkhoff laat uit de le druk van Ds Van Andel „Gewijde Geschiedenis” diens standpunt zien inzake het door hem verwachte Duizendjarig Rijk. Ds Berkhoff wil met geheel zijn ziel in de Kerk blijven, maar als hij niet mag voortgaan met de verkondiging van deze leer, wordt het hem onmogelijk gemaakt deze Kerk langer te dienen.
Eigenaardig, in de morgenvergadering had hij instemming betuigd ook met art. 31 D.K.O., en nu reeds stelde hij een breuk in uitzicht, indien aan zijn gevoelen geen plaats werd toegekend. Onder de discussies kwam een telegram binnen van de Generale Synode der Gereformeerde Kerken, luidende: „De Generale Synode der Gereformeerde Kerken, te Middelburg vergaderd, gevoelt zich gedrongen uiting te geven aan haar oprechte begeerte, dat de belijders der gereformeerde religie samenwonen in één kerkverband en wenscht onder beding van Gods genade alles te doen, wat in haar vermogen is, om deze eenheid te bevorderen.” Was door Dr Dijk als praeses onderteekend. Van deze omstandigheid meende Ds Berkhoff gebruik te kunnen maken de insinuatie te ianceeren, dat er verband was tusschen de procedure tegen hem en de vriendelijkheid der Gereformeerde Kerken. Evenwel, de vlieger ging niet op. Een der Ouderlingen vroeg Ds Berkhoff nu eens schriftuurlijke gegevens te schenken om zijn gevoelen voor de Synode aannemelijk te maken. Er wordt wel veel gesproken, maar het licht der Schrift is niet ontstoken. Dit verzoek werd krachtig gesteund.
Ds Berkhoff deed een poging om vanuit Openbaring 20 zijn voorstelling van het Duizendjarig Rijk toe te lichten, In verband hiermede wees hij heen naar uitspraken in I Cor. 15, en Psalm 110. Het was niet meer dan een poging, die geen andere vrucht sorteerde dan dat sommige sprekers verklaarden, dat Ds Berkhoff er in geslaagd was hen te versterken in de overtuiging, dat zijn voorstelling geen enkelen grond in de H. Schrift vond.
In repliek werd herinnerd aan de fout, die Ds Berkhoff tegen de regelen eener gezonde hermeneutiek maakt, dat hij zijn standpunt kiest in Openbaring 20 en van daaruit geheel de Schrift gaat exegeti-seeren. Dat is een verwaarloozen van het progressief karakter der openbaring Gods. De exegese van I Cor. 15 werd hem duidelijk uit handen genomen, en in recht verband gesteld. De symboliek, die in de Openbaring aan Johannes haar taal spreekt, wordt ten eenenmale door Ds Berkhoff genegeerd.
Het was voor Ds Berkhoff niet het gelukkigste oogenblik. Afgedacht van een zekere pathos en omkleeding, die een-voudigen in vervoering brengen, was de verdediging van zijn gevoelen zeer arm. Principieel mistte het kracht van overtuiging.
Door afgevaardigden werd gewezen op het feit, dat in vroeger eeuwen mannen, als Maccovius en Gomarus om hun privé-gevoelen in de Kerk geduld werden, maar ten strengste verboden hun gevoelen te propageeren. Dat de Kerk Ds van Andel droeg met zijn voorstellingen, -waarin ook Ds Berkhoff zijn gevoelen vertolkt ziet, hangt ten nauwste saam met de wijze, waarop Ds van Andel optrad. Hij moge in zijn „Gewijde Geschiedenis” uiting geven aan zijn toekomstverwachtingen, in zijn commentaren is hij niet zoo geforceerd. Er is onderscheid tusschen Ds van Andel en Ds Berkhoff. Dit wordt aangetoond door Prof. de Bruin, die herinnerde aan de voorstelling van Ds Berkhoff, als zou er onderscheid zijn tusschen Israël en de Gemeente. Ds van Andel wijst dit dualisme af, als hij het in zijn „Gewijde Geschiedenis” heeft over Abraham en Jacob. Hij vraagt dan, waarom noemt de Heere Jacob niet de Vader der geloovigen en wel Abraham? Jacob is de vadervan Israël maar Abraham de vader der geloovigen met wie God Zijn Verbond opricht. Deze geloovigen zijn maar met Jacobs kinderen, maar de Gemeente des levenden Gods. die Hij saamroept uit Joden en Heidenen. De prae-adviseur wijst met hoogen ernst op het gevaarlnke van het dualisme, dat Ds Berkhoff stelt: Israël en de Gemeente. Dit is “t uitgangspunt van het chiliasme, dat voortgaat het Verbond der genade en de Kerk te scheiden. dat het oog sluit voor de ambten en sacramenten. De geschiedenis van Ds Bultema, in Amerika, mag hier tot een waarschuwend voorbeeld strekken. Zijn chiliasme was in den aanvang schijnbaar even onschuldig als dat van Ds Berkhoff. anaar thans verwerpt Ds Bultema nagenoeg het O. Testament en de eerste drie evangeliën, met de brieven van Paulus vóór zijn gevangenschap geschreven, omdat deze allen voor de Joden bestemd zouden zijn.
Na een breede en ernstige discussie, waarin de broedertoon heerschte. moest de Synode tot een beslissing komen. Nieuw licht kon niet meer worden bijgebracht. De praeses bracht vervolgens de conclusies in stemming. De conclusies 1 en 2 werden met algemeene stemmen aangenomen. Ook conclusie 3, 4 en 5 eveneens, slechts met de stem van Ds Berkhoff tegen. Omtrent conclusie 6 werden enkele wijzigingen aangebracht tot meerdere verduidelijking, maar eer de Synode tot stemming overging, werd het voorstel gedaan over de gewijzigde conclusie eerst ,een saamspreking te doen plaats hebben tusschen Ds Berkhoff en deputaten. Alles werd in het werk gesteld om toch te behouden. Aldus werd besloten.
Het was reeds laat toen de Synode, na dankgebed van Prof. P. J. M. de Bruin uiteenging.
Woensdagmorgen zette de Synode haren arbeid voort. Wijsheid en kracht werd in gebed gezocht, gelezen Psalm 21, gezongen Psalm 25 : 2.
De praeses wees in een kort woord op de beteekenis van dezen dag, waarop onze geliefde Koningin herdenkt, dat God Haar voor 35 jaren tot den troon Harer Vaderen riep. Na gememoreerd te ”hebben den rijken zegen, dien de Heere door het Huis van Oranje, en bijzonder onder de regeering van Koningin Wilhelmina geschonken had, stelde hij voor aan Hare Majesteit een telegram te zenden. Dit telegram luidde aldus „De Chr. Geref. Kerk in Generale Synode, te Zwolle vergaderd, gedenkt met groote dankbaarheid, dat God Uwe Majesteit gedurende 35 jaren op den troon Uwer Vaderen heeft gespaard en gezegend. De Synode bidt Uwe Majesteit toe, dat de God aller genade U nog vele jaren ge-denke in Zijn rijke gunst en Hij zegene U en Uw Huis.” (w.g. De Bruyne, praeses, v. d. Vegt, scriba.)
De discussie werd nu voortgezet over de 6e conclusie, die eenigszins gewijzigd, nu aldus luidt: „Mitsdien blijft de Chr. Geref. Kerk bij de bepalingen harer Synodes van 1863, 1872, 1879 en 1931, waarom het Ds A. M. Berkhoff en voorts een ieder, die een privé-gevoelen mocht hebben omtrent de leer van het Duizendjarig Rijk en de leer van de tweeërlei opstanding, verboden moet worden, dit zijn privé-gevoelen in woord en geschrift te verbreiden als leer der H. Schrift.
Over deze conclusie werd ook hoofdelijk gestemd, en evenals de anderen werd ook deze aangenomen. Hierop bracht de praeses alle conclusies in stemming. Met één stem tegen, natuurlijk van Ds Berk-loff, en één stem blanco, werden de conclusies met alle stemmen aangenomen.
Het was een ernstig oogenblik, want allen gevoelden, dat Ds Berkhoff thans voor de keuze werd geplaatst: heengaan óf blijven. Zijn besluit kon geen verwondering wekken, omdat hij reeds meermalen gezegd had de Kerk te zullen verlaten, indien de Synode het rapport aanvaardde.
Ds Berkhoff vroeg dan ook het woord en zeide: „Het oogenblik van scheiden is dan nu gekomen. Ik moet de Chr. Geref. Kerk het recht ontzeggen om nu nog te zeggen, dat zij is de zuiverste openbaring van het lichaam van Christus. Na lang beraad heb ik het besluit genomen U mede te deelen, dat, indien de conclusies van het rapport werden aangenomen, onwankelbaar vast staat, dat ik op dat eigen oogenblik de Chr. Geref. Kerk moet ver-laten.
Dag Voorzitter!
Dag Synode!
”Dag Christelijke Gereformeerde Kerk”!
God erbarme zich Uwer!”
Met dit woord nam Ds A, M. Berkhofffscheid van de Kerk. Onder ademlooze stilte verliet hij, en enkelen met hem, het kerkgebouw. Het was eenerzijds droevig. dat een leeraar, die geen dienaar kan zijn, zoo heengaat. Als de wettigheid der Kerk hangt aan gevoelens, die geen ingang kunnen vinden, dan staat het er met zulk een kerkelijk beginsel al zeer treurig bij. Het was bepaald zielig! Anderzijds deed het weldadig aan, dat de Generale Synode met groote eensgezindheid volhardde in de handhaving der belijdenis, welke de eeuwen door altijd een voorwerp van aanstoot is geweest. Het stemt hoopvol, dat de Kerk zichzelf durft en wil zijn. Laat heengaan, wat wenscht heen te gaan, maar de Kerk volharde bij het pand, haar toevertrouwd. Met hare uitspraak heeft zij ook in dezen tijd vol dwaalziek sectarisme haar belijdenis vernieuwd van haar schoone verwachtingen omtrent de toekomst van haar verheerlijkt Hoofd Jezus Christus.
Nadat Ds Berkhoff de Synode verlaten had, werd zijn secundus. Ds M. Holtrop, uitgenoodigd zitting te nemen.
Voor de verdere afwikkeling der zaak Berkhoff, werden deputaten aangewezen, die den Kerkeraad van Sneek en de Classis Leeuwarden zullen ter zijde staan. Als vanzelf spreekt, werden hiervoor aangewezen de deputaten, die het rapport hadden saamgesteld. Tevens werd besloten aan den Kerkeraad te berichten, dat Ds Berkhoff vrijwillig is heengegaan, en den Kerkeraad te adviseeren aanstaanden Zondag voor hem den kansel te sluiten, aangezien Ds Berkhoff reeds zelf heeft verklaard, bij aanneming der conclusies aanstaanden Zondagavond te Leeuwarden in een zaal kon hij optreden. Voorbereidende maatregelen waren dus reeds door hem genomen.
Het rapport wordt in de gedrukte Acta opgenomen, maar zal bovendien voor belangstellenden verkrijgbaar zijn.
In het a.s. nummer van „De Wekker” zal een officieele kennisgeving aan de Christelijke Gereformeerde Kerk gegeven worden, en tevens vóór aanstaanden Zondag aan alle Kerkeraden worden toegezonden.
In antwoord op het telegram der Generale Synode der Gereformeerde Kerken, wordt het volgende telegram verzonden: „De Generale Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk dankt U recht hartelijk voor Uw telegram en vereenigt zich met U in den gebede om de eenheid van allen, die de Gereformeerde belijdenis liefhebben.” (w.g. De Bruyne, prases.)
Inmiddels was ook een dankbetuiging binnengekomen voor de gelukwenschen door de Synode tot Hare Majesteit gericht.
Omtrent het eventueel uit te geven gedenkboek werd door de commissie geadviseerd, dat de Generale Synode hiertoe opdracht zou geven, en de daarvoor benoodigde gelden door het Fonds 1834 —1934 zouden worden gegarandeerd.
In comité werd gesproken over de zaken, belangende de Kas E.B.P., en die van Em, Predikanten, Pred., -Weduwen en Weezen. Wat betreft de toelage uit de Kas E.B.P, wordt bepaald, dat deze met 10 pet, zullen verminderd worden. In betrekking tot de verzorging der emeriti en hunne nagelaten betrekkingen, waarover de Synode lang en ernstig heeft gesproken, werd besloten de Kerk op te wekken tot vermeerdering van hare gaven, en aan te dringen op nauw contact tusschen penningmeester en de correspondenten. Het geldt hier een groot belang, dat niet het minst de eere van de Kerk raakt.
De praeses oogste aan het einde van de vergadering den dank der Synode, voor de vervulling van zijn moeilijke taak. Tevens werd Z. Eerwaarde verzocht ook den dank der Synode aan den Kerkeraad, en aan de Gemeente, die zoo gastvrij in het ontvangen was,” te willen overbrengen.
De aanstaande Generale Synode komt weer in Zwolle, D.V., saam, maar nu zal de proef worden genomen, om inplaats van in Juli, in de eerste week van September te vergaderen.
Met dank aan den Heere werd deze hoogst gewichtige Synode gesloten.

A. (Apeldoorn) G.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1933

De Wekker | 8 Pagina's

De Generale Synode en ds. Berkhoff

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 september 1933

De Wekker | 8 Pagina's