Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De vader der geloovigen (6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De vader der geloovigen (6)

Verbondsonderhandeling

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij zeide tot hem: Neem Mij een driejarige vaars en een driejarige geit en een driejarigen ram en een tortelduif en een jonge duif.En hij bracht Hem alle deze, en hij deelde ze midden door, en hij leide elks deel tegen het ander over, maar het gevogelte deelde hij niet. En het wild gevogelte kwam neder op het aas, maar Abram joeg het weg. En het geschiedde als de zon was aan het ondergaan, zoo viel een diepen slaap op Abram en zie, een schrik en groote duisternis viel op hem.Genesis 15 : 9–13

Als Abram daar neerligt, gansch uitgeput, gansch hulpeloos, dan komt de Heere als de verbonds God tot hem, en laat de Allerhoogste hem een blad der historie lezen, dat hem teekent de toekomst van zijn zaad.
O, merken wij het wel, dat historie, dat de worsteling der volken, dat de kringloop en warreling der eeuwen niet is het spel der omstandigheden, niet een gril is van het ijzige noodlot, maar dat het reeds in den hemel is opgeteekend, eer dat het alles op aarde wordt afgewikkeld.
Immers, dat mogen wij lezen in het woord des Heeren, dat mogen wij vinden in deze rol der geschiedenis, die aan Abram wordt getoond als wij in vers “13–15 aldus lezen: „Weet voorzeker, dat Uw zaad vreemd zal zijn in een land, dat van hen niet is, en zij zullen hen dienen, en zij zullen ze verdrukken vierhonderd jaren. Doch Ik zal het volk ook richten, hetwelk zij zullen dienen, en daarna zullen zij uittrekken met groote have. En gij zult tot uwe vaderen gaan met vrede, gij zult in goeden ouderdom begraven worden. En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeeren, want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen.”
Dat is meer dan een dor blad historie voor Abram geweest, dat is iets anders dan een tijdtafel om uit te rekenen of de som van de jaartelling wel uitkomt, gelijk sommigen bij dit heilig blad gedaan hebben. Hier is indrinken van ’s Heeren tegenwoordigheid en goedertierenheid, hier is het heiligdom voor den aartsvader, omdat hij het ruischen van ’s Heeren voeten weer mag hooren, en zijn zielsoor weer mag opvangen het stemgetoover van ’s Heeren nabijheid.
Heerlijk wachten, wanneer wel Uw geest als een onrustige zee kan golven, wanneer wel schrik en donkerheid door Uw ziel kan varen, maar dan midden in die zielsdepressie een hemelseh bezoek ontvangt en gij den apostel eenigszins gaat verstaan; of het in het lichaam geschied is of buiten het lichaam ik weet het, maar ik heb met mijn zielsoor onuitsprekelijke dingen gehoord.
Dat zijn Godsgeheimenissen, waarmede Hij Zijn kinderen verrast, die den ganschen langen dag gewacht hebben bij het offer, bij het altaar, waar zij de roofvogels niet konden wegjagen, maar waar de Heere ze voor ons wegjaagt.

O, mijn ziel wat buigt g’ u neder?
Waartoe zijt g’ in mij ontrust?
Voed het oud vertrouwen weder,
Zoek in ’s Hoogsten lof uw lust.

Als wij hier die bladzijden geschiedenis lezen, waarop de Heere aan Abram voorhoudt de verdrukking van Israël in Egypte, dan moet het ons toch verbazen, hoe God toch zoo zeker is van zijn zaak.
Zie, daar wonen nog in het land van Kanaän al die heidensche volken, die het spel der ongerechtigheid naar hartelust vieren. Daar troont in Egypte de machtige Farao, die meent, dat hij het is, die de teugels van het wereldleven uit die dagen houdt. En boven dit gewemel, en boven dit schijnbaar groot en machtig menschelijk drijven, staat Gods troon onbewogen, en zij zijn niets anders dan instrumenten in de hand van den Almachtige om Zijn raad uit te voeren.
Uw zaad, zoo spreekt de Heere hier tot Abram. En…., hij heeft nog geen zaad en hij schijnt geen toekomst te hebben, en elk jaar gaat voorbij zonder dat de vervulling dier belofte wordt aanschouwd.
En nu…. hoe verrassend moet dat voor Abram geweest zijn, nu hij niet alleen een bevestiging ontvangt omtrent zijn zaad, maar ook als tot in bijzonderheden, hoe het in den loop der eeuwen met zijn geslacht zal gaan en hoe hij zelf straks in goeden ouderdom zal worden ter ruste gelegd.
Neen, dat had Abram nooit kunnen denken, dat zulk een bladzijde voor hem zou worden opengelegd en de Heere hem den onwaardige, den nieteling, die neerzonk bij zijn offer, zoo in liefde zou voorkomen.
Wat heeft de Heere in den weg van zijn verbond toch een verrassingen voor zijn volk bereid!
Ook hier op deze bladzijde der Schrift wordt het ons weer herinnerd, dat wij door vele verdrukkingen zullen ingaan.
Maar ingaan blijft dan toch het laatste, ingaan om alles te erven.
Israël zou Kanaan erven, maar het zou zijn langs een weg van veel strijd en zwaren druk. Echter, het wordt hier Abram reeds gezegd, dat elke steen van den ticheloven van Egypte reeds nu is gewogen, en dat elk lijdenspad, waarlangs dat volk zal moeten gaan, reeds nu door de hand des Heeren is gemeten, zoodat begin en einde vast staan.
En dat einde… hoe schoon zegt de Heere dat hier tot Abram: „daarna” zullen zij uittrekken met groote have. Daar is voor het volk des Heeren in allen strijd, in alle moeite, in alle donkerheid een, „daarna”.

Veel wederwaardigheen
Veel rampen zijn des vromen lot,
Maar uit die alle redt hem God,
Hij is hun heil alleen.

Wij zien niet alleen in den afgrond, wij kijken ook over den afgrond, want er is een „daarna”.
Wij zien niet alleen op het kruis, wij kijken ook over het kruis en Gethsemaneh grenst vlak aan den Olijfberg, waar het „daarna” in den goudglans van een geopenden hemel ons toespreekt.
Zoo daalt er wel donkerheid op het pad van Abram en van zijn zaad, maar de Heere zelf stelt het hier alles in het licht van een „daarna”, dat in zonnegloren speelt in en door het duister.
Mogen wij hier niet denken aan Hem, die ook eenmaal stond bij het offer, neen, nog anders, Die zelf offer en priester was, den Heere Jezus Christus, Borg en Middelaar voor al de zijnen, van wien wij ook dit woord lezen „daarna” want er staat: „Die om de vreugde Hem voorgesteld het kruis heeft gedragen, en de schande veracht en is gezeten aan de rechterhand der majesteit Gods in de hemelen.”
Wie dit Oud Testamentisch Bijbelblad met verhelderden blik mag lezen, zal hier dan ook vinden de geschiedenis van Hem, die, voor zooveel het vleesch aangaat, uit dit verdrukte Israël zal geboren worden.
Israël is een symbolisch volk, anti-type van het Zaad, van den Zoon, dien de Heere uit Egypte roepen zou en dien de Vader ook zou opvoeren uit het lijden, uit de verlating, uit den dood in de heerlijkheid.
Gelijk Abram hier in den weg des verbonds in zeken zin den weg des lijdens van zijn zaad doorleeft en doorstrijdt, zoo moeten Abrams geestelijke nakomelingen, die immers de echte kinderen Abrams zijn, ook doorleven en doorstrijden om te sterven met Christus.
Wie als Abram zal rusten in vrede moet hier als deze geloofsheld den strijd gestreden hebben in zoekend heimwee naar God, den God onzer zaligheid.
Sterven als wij leven, dat is, leven als wij sterven.
Sterven, dat is niet genoeg krijgen van dit leven gelijk zoo menig moegeleefd en opgeleefd kind der wereld kent, maar sterven, dat is strijden tot den laatsten snik om den ouden mensch uit te doen met zijn werken en de zaligheid van Gods verbondsgeheimenissen in de opstanding van den nieuwen mensch te smaken. Zoo heeft Abram het leeren kennen bij zijn offer, zoo heeft hij zijn eigen levensweg en dien van zijn nakomelingschap afgestaard, en zag hij nu, hoe in dat raadselachtig borduurwerk van Gods wonderlijke leiding toch altijd geweven werden gouden draden van blijdschap en zegen, die de Heere voor zijn volk heeft weggelegd dwars door het lijden en de diepgaande verdrukking heen.
Merk toch op, hoe in het blad der geschiedenis, dat de Heere aan Abram te lezen geeft, ten slotte het laatste woord aan den Heere blijft. Egypte moge zijn kastijdende vuist opheffen, maar dan staat er zoo met nadruk: „Doch Ik zal dat volk ook richten.”
Al schudden de koninkrijken, en al blakert de ticheloven, al staan Bolsjewist en Communist te schreeuwen: „de toekomst is onzer,” wat nood, die in den hemel woont zal lachen, en wij voelen in ons oprijzen een psalm bij deze rol, waarop Gods hand historie voor Abrams oogen schrijft:

Hoe trotsch zijn vijand wezen moog
Hij zal voor ZIJN ontzaggelijk oog
Al sidderende vluchten.

Houd dan maar moed, gij Abrams nageslacht, dat in het geloof het Kanaan der ruste tegenblikt. Geslachten komen en geslachten gaan, graven worden gedolven en tranen worden gestort, maar temidden van die verbrokkeling der eeuwen en der geslachten blijft, zoo mogen wij hier bij dit heilig blad der Schrift met blijdschap indenken, Gods trouw verbond. Nu staat de Heere zelf, O Abram, voor de uitkomst in en Abrams zaad, dat de besnijdenis des harten heeft leeren kennen; herhaalt in blijde rijen het woord van den God des verbonds: want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijne goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond mijns vredes zal niet wankelen, spreekt de Heere, Uw ontfermen.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1933

De Wekker | 4 Pagina's

De vader der geloovigen (6)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1933

De Wekker | 4 Pagina's