Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De hoop des levens of eeuwigheidslicht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De hoop des levens of eeuwigheidslicht

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

En mijn deel in eeuwigheid.Psalm 73 : 26b.

Dat is het hoogste en schoonste jubilate, dat ooit een hart kan aanheffen.
Jaren komen en jaren gaan, eeuwen rollen en eeuwen wenken, maar eeuwigheid is de lichtende baan voor een voet, die hier met Asaf in een drom van nevelen soms vreesde, dat het nog voor eeuwig mis zou gaan.
Wat geloofslied — en dat van de lippen van een Asaf op te vangen. Is hij niet de man, die zoo diep was geschokt, die zooveel takken van zijn levensboom zag breken, zooveel berekeningen zag vergaan, en die God zooveel ongerijmds had toegeschreven? En nu die heldere lampe — mijn deel in eeuwigheid.
Welk een vergezicht!
Eeuwigheid — wat raadselen bergt zij!
Eeuwigheid. — Weten wij menschen er eigenlijk wel weg mee, wij, die altijd aan het passen en meten, aan het rekenen en vragen zijn?
Eeuwigheid, — Wij kunnen zeggen, dat op de velden der zaligheid geen verkwijnen en vergaan wordt aangetroffen, dat geen droefheid noch rouwe ons den blik verduisteren zal, dat…O, wij kunnen nog zooveel zeggen, wat er niet is. Maar Asaf heeft gezegd, wat er voor hem wel is. Zijn eeuwigheid is de vol-zalige God. Hooger kan het ook in de eeuwigheid niet, want God heeft niet meer aan zijn volk te geven dan Zich Zelf. De Heere wil Zijn volk rijk maken, maar dan alleen met Zich Zelf. Zoo rijk als God in Zich Zelf is, zoo rijk kan Zijn volk in God wonden en dan weet ik niet te zeggen, hoe rijk dat ze zijn, die met Asaf mogen roemen: en mijn deel in eeuwigheid.
O, wij stamelen slechts, wanneer wij aan de boorden van deze eeuwige oceaan van goddelijke volheid staan.
Wij kunnen het niet uitzeggen, wat het zal zijn, als wij eens ademen zullen in de levensvolheid van den Drieëenigen en volzaligen God, als onze geest eens recht helder zal denken, als onze wil het recht eens met God zal zijn, als heel de schepping een spiegelbeeld van Gods glorie voor ons zal Wezen, en er geen enkele gedachte meer opduikt in onze ziel, waarvan God niet de inhoud en de springbron zal wezen.
O, dat Uw en mijn ziel vaak in dit jaar verrast worde door het onbegrijpelijk en toch zoo zalig heimwee: mijn hart en mijn vleesch roepen uit tot den levenden God.
Dan moge eens hemel en aarde hun tijdrekening zien ten einde spoeden, dan mogen de fundamenten der aarde brandende vergaan, — wat nood, wanneer hemel en aarde, vleesch en hart, wereld en menschheid bezwijkt, dan bezwijkt toch de blijdschap niet voor het hart; en mijn deel in eeuwigheid.
Daarom, volk van God, Asaf niet alleen laten zingen, maar het moge in dit jaar een groote schare worden, die op het dwarrelend pad van beneden aanheffen:

Bezwijkt dan ooit in bittere smart,
Of bange nood mijn vleesch en hart,
Zoo zult Gij zijn voor mijn gemoed,
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1933

De Wekker | 4 Pagina's

De hoop des levens of eeuwigheidslicht

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 december 1933

De Wekker | 4 Pagina's