Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet afdoende weerlegd (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet afdoende weerlegd (II)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

In mijn brochure stond ik, om de zaak van de Vereeniging juist te kunnen stellen, een oogenblik stil, hoe Dr Kuyper, die ik de ziel der Doleantie-beweging noemde, wat niemand mij betwisten zal, dacht over de kerk der scheiding en dan bracht ik naar voren;
I. Dat Dr Kuyper in zijn ,.Traktaat van de Reformatie der Kerken” schrijft, dat het begrip valsche kerk, niet op de kerk uit het heden van toepassing is, dat de valsche kerk in Art. 29 beschreven, nog toeft.
De Herv. Kerk was wel, volgens Dr Kuyper, in deformatie, maar toch nog een wezenlijke kerk van Christus.
Ik bracht dit weer even naar voren, om te doen zien, dat op dit standpunt de Afscheiding een daad van separatie is geweest, dan hebben de afgescheidenen zich van de kerk afgescheiden.
Uit dit beginsel levende, heeft Dr Kuyper, zoo ging ik verder in mijn brochure, gezegd:
II. De afgescheidenen hebben een tent buiten het vaderlijk erf opgeslagen en zoodoende de druiven geplukt, toen zij nog lang niet rijp waren.
III. De Chr. Geref. kerk is niet anders dan een provisorium, een voorloopig iets, krank in den levenswortel.
IV. De Chr, Geref. Kerk is door het reglement van 1869 een collegialistisch-genootschap geworden.
Als tweede argument ter weerlegging van mijn brochure, komt Dr Kraan en schrijft hij, dat Ds Jongeleen zich naar alle waarschijnlijkheid niet van de bronnen heeft bediend, waar deze zaken in geschreven zijn, maar Dr Kraan vermoedt, dat ik alleen wijlen Doc. van Lingen, Prof. de Bruin en Prof. v. d. Schuit heb nageschreven en nagepraat. Dat is dan ook volgens hem de oorzaak, dat ik voorstellingen geef, die niet de nauwkeurige en complete weergave van de werkelijkheid zijn en al zou ik de bronnen hebben gebruikt, dan heb ik dat slordig en onvolledig gedaan, (cursiveering van mij). (Zie Refor, 23 Juni 1933).
Dat gaat Dr Kraan de lezers van „de Reformatie” duidelijk maken en dan zullen zij van Ds Jongeleen’s karakter geen hoogen dunk krijgen. Ja, zoo zijn die Chr. Geref., zij zijn óf geheel onkundig, of zij zondigen op dit terrein gerust willens en wetens.
Maar ik zeg vooraf, het zal Dr Kraan niet gelukken, mij te ontnemen, wat ik heb neergeschreven, ik heb dit naar waarheid gezegd.
Het is dan ook opmerkelijk, dat hij maar enkele dingen naar voren brengt, van wat ik schreef en daartoe behoort de bekende uitdrukking, gebezigd door Dr Kuyper, dat de Chr. Geref. vóór 1892 krank was in den levenswortel.
Wat is hier nu de kern? Dit, of Dr Kuyper zich nu werkelijk zoo heeft uitgelaten.
Mijn bestrijder wil mij dit betwisten en zoo hem dat gelukt, dan heb ik mij schuldig gemaakt, aan de zonde van iemands woorden te verdraaien.
Dr Kraan gaat dan over deze bekende uitdrukking een licht ontsteken, zooals dat vóór hem, zoover ik weet, niemand heeft gedaan, maar hij plaatst zich daarmede op glad ijs en beweegt zich op een terrein, waar hij beter had kunnen wegblijven.
Hij stelt de zaak zoo, Dr Kuyper heeft deze uitdrukking niet het eerst gebruikt, die sprak alleen maar van gebreken, maar wijlen Prof. Wielenga, destijds een bestrijder van Dr Kuyper, heeft de uitdrukking in het leven geroepen en Dr Kuyper laten zeggen, wat hij nog nimmer had gezegd en dat is zonde, iemands woorden verdraaien is ongeoorloofd voor den christen.
Is dat nu waar? Kan Dr Kraan dat met zekerheid bewijzen? Wel neen, hij laat zelf een reserve, dit is voor hem zoo, totdat men hem de bronnen levert, waar hij deze uitdrukking vindt. Maar dan mag men iemand, die al jaren dood is, zoo niet aan het publiek voorstellen, dat is een onkiesche handeling, dat is een blaam leggen op de nagedachtenis van Prof. Wielenga, heeft men behoefte om zulke dingen te zeggen, dan moet men absoluut zeker van zijn zaak zijn en dat is Dr Kraan niet en het is belachelijk als mijn bestrijder, die dit eenigszins schijnt gevoeld te hebben, schrijft, dat hij hiermede niets te nadeele van de nagedachtenis van Prof. Wielenga wil zeggen, want die heeft „daarvoor veel te veel positieven, opbouwenden arbeid voor het tot stand komen der vereeniging verricht.”
Wij onthouden het dus goed, omdat Prof. Wielenga zooveel voor de vereeniging heeft gedaan, daarom neemt Dr Kraan hem deze zaak niet kwalijk, maar wee, als Ds Jongeleen het eens waagde, die zou er anders van langs krijgen, of hij moest Dr Kraan verzekeren, dat hij er voor is, het gaat zoo het gaat, om de Chr. Geref. kerk te laten oplossen in de Geref. kerken, doch daarop behoeft hij voorloopig niet te rekenen, ik hoop mede te werken in bescheiden en eerlijken zin, aan het bewaren van het beginsel der afscheiding, zal er vereeniging komen, prachtig, maar dan geen gemaakte, zooals in 1892, maar een vereeniging met behoud van het Chr. Geref. beginsel.
Nu is het de moeite waard, om na te gaan, hoe mijn bestrijder de zaak van het „krank in den levenswortel” verder behandelt.
Eerst stelt hij vast, dat Dr Kuyper de uitdrukking niet heeft gebezigd, maar Prof. Wielenga haar in den mond van Dr Kuyper heeft gelegd.
Toch krijgt hij het hiermede te kwaad, want het mooiste is, dat hij zelf mededeelt, dat Dr Kuyper zelf heeft toegegeven, haar wel te hebben gebruikt. Moest nu hiermede de zaak niet af zijn?
Maar neen, en dan wordt het vermakelijk, want Dr Kraan komt in 1933 de menschen vertellen, dat dit van Dr Kuyper een vergissing is geweest. Dr Kuyper is, doordat anderen hem dit telkens voorhielden, zelf gaan meenen, dit te hebben geschreven.
Wat zeggen mijn lezers hier nu van? Is dat nu geschiedenis schrijven?
Neen, op dit terrein behoort alleen thuis, wat men objectief bewijzen kan, maar geen veronderstellingen. Zoo iets is ontoelaatbaar en op zoo’n wijze mag men iemand niet bestrijden. De man, die geschiedenis beschrijft, zooals Dr Kraan het doet, maakt er van wat hij wil.
Als men Dr Kuyper op zoo’n wijze verdedigt, dan eert men hem niet en als men op deze manier begint om de Vereeniging van 1892 te verdedigen, dan kan het einde nimmer objectief zijn.
Daarom durf ik hier te herhalen, dat deze uitdrukking door Dr Kuyper is gebruikt, dit is historie en in een volgend artikel hoop ik dit D.V. verder op zakelijke gronden te bewijzen en tevens de andere beschuldigingen, die tenminste de moeite waard zijn, te weerleggen.
Alleen wil ik nog even een antwoord geven op de voorstelling van mijn bestrijder, dat al zou Dr Kuyper dit en andere dingen hebben gezegd, van de kerk der scheiding, de Doleerende Kerken daarvoor niet aansprakelijk mogen gesteld worden.
Ik zal Dr Kraan dit dan toegeven, als hij mij kan aanwijzen, waar de Doleerende Kerken van 1886—1892 Dr Kuyper daarover tot de orde hebben geroepen of op een kerkelijke vergadering deze dingen principieel anders hebben gesteld.
In die jaren was Dr Kuyper de tolk der Doleerenden,

Jongeleen

P.S. Dat inplaats van Dr in het eerste artikel Ds stond, is niet mijn schuld, maar van den drukker, die dit nu wel veranderen zal.

J.J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1934

De Wekker | 4 Pagina's

Niet afdoende weerlegd (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1934

De Wekker | 4 Pagina's