Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Anna's tempel-leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Anna's tempel-leven

Lukas 2:36—38

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Schrift zegt ons van opgemelde vrouw, dat ze was uit den stam van Aser. Dat heeit Lukas zeker niet zonder bedoeling gedaan. De stam van Aser was naar Mozes’ woord door God rijk gezegend. Aser zij gezegend met zonen, hij zij zijn broederen aangenaam en doope zijn voet in olie, zijn brood zal vet zijn. In het stamgebied van Aser was groote welvaart, ja weeldespijs werd er gegeten.
Het zijn echter sterke beenen, die de weelde kunnen dragen. Ook Aser had zulke sterke beenen niet, want naarmate de aardsche rijkdom toenam, werd het dienen en vreezen van den Heere in Asers stam minder. De vreeze des Heeren raakte zoek binnen zijn landpalen. Dan lag Asers stam heel in het hooge Noorden, dus wel ’t verst van den tempel des Heeren te Jeruzalem.
Vanwege zijn geesteloosheid gevoelde Aser er langzamerhand niet veel voor om zich de moeite en kosten van de groote reis naar de Godsstad te getroosten, en bleef..... thuis, op de hooge feesten werden de Aserieten al minder gezien in Jeruzalem. Welk een gunstige uitzondering maakte echter Anna, de dochter uit Aser. ’t Is alsof ze vanwege het droeve feit, dat hare voorzaten den tempel vergaten het goed wilde maken met niet alleen maar op de groote feesten aanwezig te zijn, maar dag en nacht niet van Gods Huis te wijken. Dat deed ze dus niet uit kracht van een goed voorbeeld, maar omdat Gods genade haar een levende behoefte naar Gods Huis schonk.
Dan behoorde Aser eigenlijk rnede tot het verachte Gaiilea. Veracht, omdat zijn lieden de wet niet kenden, zooals de lieden van Juda. Ook van Aser werd gefluisterd: kan uit Aser iets goeds komen? Welnu, uit dat verachte Aser kwam een.... profetes. De met zonen gezegende Aser leverde geen profeet Gods op, maar uit de dochterenrei…. verwekte God een vrouw als profetes. Wie zal zeggen, welke middelen en wegen de Heere gebruikt heeft om haar tot dit tempelleven te brengen. Haar lentejaren zijn althans niet rooskleurig geweest. Vroeg getrouwd, moest ze na zeven jaren reeds haar man missen. Ze had waarschijnlijk wel kunnen hertrouwen, maar aangezien de Heere haar Man en haar Koning geworden was, had ze daar geen behoefte aan. Steeds was ze in den dienst des Heeren bezig met vasten en bidden. Niet op de manier zooals de farizeeën vastten en baden, om eenige gerechtigheid bij God te hebben, neen, ’t was haar een levende behoefte des harten.
Toch verwachtte zij wat op dat vasten en bidden. Ze had den Heere des tempels iets te vragen. Wat dat mocht wezen? Zij, die dagelijks in den tempel verkeerde, en er de schaduwen van het komende licht zoo duidelijk aanschouwde, zou zij niet reikhalzend uitgezien hebben naar ’t afgeschaduwde Licht?
Als profetes kende zij toch zeker de voorspelling: Snellijk zal tot zijnen tempel komen, die Heere, dien gij zoekt, n.l. de Engel des Verbonds! Deze bedaagde moeder in Israël staal daar in ’t voorhof, al maar uitziende naar dien Engel, dien Heere des tempels! Lezers... kenmerkt zich uw tempel-leven ook aan zulk een heilbegeerte?
Ge gaat toch niet uit sleur naar Gods huis, of in de meening, dat ge er Gode een bijzonderen dienst mee doet? Indien echter evenals bij Anna, de Heere het allerhoogste goed is geworden, zal als gevolg daarvan bij u ook een uitzien gewekt zijn naar den Heilvorst uit Juda. Soms nadert gij tot Gods huis met rood-geschreide oogen vanwege de ontdekking uwer schuld en ellende, doch soms ook met de blijmoedige hoop in de ziel, dat er verlossing zal komen. Zocht Anna in den tempel naar Christus, zij vond en beleed daar ook den Christus. Alhoewel Anna dag en nacht in den tempel was, miste zij er toch wat, ze miste Hem, naar wien ze zocht. Totdat op zekeren dag, het Kind Jezus door zijn moeder in den tempel gedragen wordt. Dan is daar een Simeon, wiens verduisterde oogen het Kindeke kennen, wiens bevende armen het omvatten, terwijl een bevende stem van het licht gaat zingen. Maar niet zoodra hoort en ziet Anna wat er voorvalt, of zij treedt toe, ziet door ’t geloof wat haar vriend Simeon ziet, en begint den Heere te belijden.
Had zij haar stichting buiten den tempel gezocht, in het gezelschap der vromen zooals sommige menschen ook in onze dagen liever doen, ze zou het Kindeke Jezus niet gevonden hebben. Hier vindt ze eindeloos meer, dan wat ze moet missen van den omgang der vromen. Lukas zegt zoo eigenaardig: zij heeft insgelijks den Heere beleden. Let op dat woordje insgelijks. Ieder beleed wel op eigen manier, maar er was toch overeenstemming, zooals bij alle verschil de overeenstemming bij Gods volk niet gemist wordt. Insgelijks. Simeon had gezegd: mijne oogen hebben uwe zaligheid gezien, welnu Anna belijdt, dat ook zij Gods zaligheid gezien heeft. Hoe opmerkelijk, dat zij den Heere beleden heeft.
Hoezeer haar vasten en bidden een bewijs van genade is, toch vond zij geen troostgrond in haar vasten en bidden. Ze belijdt niet, dat ze er ook zoo om gevast en gebeden heeft. Onder al haar vasten en bidden bleef zij ongelukkig, ja ik vermeen, dat ze met haar vasten en bidden steeds ongelukkiger werd.
Doch nu mocht ze onder prijsgeving van al hare gerechtigheid het oog op Hem richten, die gekomen was om ook voor haar te vasten en te bidden tot zaligheid. Anna uit den stam van Aser, doet de naam van haar stam eer aan. Aser welgelukzalig, welnu welgelukzalig is de mensch, die op den Heere vertrouwt.
Lezer, behoort gij reeds tot die gelukzaligen? Dan hebt ge uzelf steeds meer leeren kennen als rampzalig, dan zijt ge met al uw vasten en bidden omgekomen in God, dan zijt gij ook uitgevast en uitgebeden geraakt. Doch werd juist toen niet uw zielsoog ontsloten voor de Zaligheid Gods. Werd het Kindeke Jezus u niet de algenoegzame, volkomen Zaligmaker? Niet ons, noch Anna’s tempel-leven, maar Zijn tempelleven is het punt. waarop ons weenend zielsoog gerichl wordt.
Welgelukzalig, de mensch, die in Hem zijn grond des behouds heeft gevonden. Zocht Anna den Christus, vond zij den Christus, zij beleed ook den Christus in ’s Heeren tempel. Wanneer Anna den Christus gevonden heeft wil ze maar ’t liefst heengaan.. neen, zoo was ’t bij Simeon, doch niet bij Anna. Is er overeenkomst er is ook verschil, Simeon ziet Christus en wil sterven, en daarboven Hem dienen.
Anna ziet Christus, en wil leven, om hierbeneden te dienen.
Dat Simeon heenga tot zijne vaderen om hen te zeggen, wat Hij in Christus gevonden heeft. Dat Anna heenga tot haar medegenooten om hen te vertellen, wat ze in Christus heeft. In den tempel komen gedurig armen van geest, van die bedroefden, van die hongerigen en dorstigen, van die missers en zoekers.
Sprak Anna voordien met hen wellicht over haar verwachting, thans spreekt ze tot hen over de vervulling van haar hoop. Ze sprak dus maar niet allereerst over haar zelf, dus in dien zin, dat zij nu de vrouw er mee was, dat alles zoo’n beetje draaide om haar, zooals helaas maar al te veel plaats heeft onder Gods volk, neen zij sprak van Hem, tot allen, die de verlossing Israëls verwachtten. Daarom, Anna’s, die dit leest, versta uw roeping. Ge behoeft, die uitzien naar Christus niet af te stooten, ook niet met de zweep naar de z.g. verzekering te jagen. Ge moogt ze bemoedigen. Doch waarmee? Alleen met Hem. Vertel ze maar wat in Hem te zien en te vinden is. Zeg maar, dat Hij juist voor zulke schuldigen en ellendigen gekomen is, enz…..
Welnu Arma’s laat er dan bij ulieden geen stilzwijgen zijn; ge zult van zulk een belijden zelf de zalige vrucht ontvangen in een verruimde en verootmoedigde ziel. Mijn opmerkzame lezer.. zeg eens, kent gij reeds iets van Anna’s tempel-leven? Anna diende den Heere in zijnen tempel. Wien dient gij in zijn huis? Kan het dienen van zonde en wereld u dan waarlijk gelukkig maken? Kan de dienst Gods u dan in ’t geheel niet bekoren? Is het loon, dat de dienst der zonde uitkeert, niet onvoldaanheid bij elk genot en als de groote afrekening plaats heeft eeuwige wroeging? Als ge eens wist, hoe zalig, dat dag en nacht dienen in zijn tempel is, ik weet zeker, ge zoudt u geen oogenblik meer bedenken. Ook al had Anna nooit hier op aarde den Christus aanschouwd, ze zou toch niet meer terug gewild hebben, ze zou liever eeuwig in Gods tempel gezocht en gezucht hebben, dan één dag in den dienst der zonde te verkeeren. Aser — welgelukzalig de mensch, die den Heere dient; ook dient, nadat hij de Zaligheid Gods, den dienenden Jezus aanschouwd heeft. Dan nog dienen? Ja. Anna’s dienen hield met het vinden van het Kindeke Jezus niet op. Wel zal ze den Heere op een nog andere manier gediend hebben, dan voor dien tijd. Eerst bad en vastte zij, opdat ze mocht vinden, nu bidt en vast ze, omdat ze gevonden heeft. Lezer, vraag uzelve eens af; ken ook ik het onderscheid tusschen Anna’s eersten tempeldienst en haar tweeden tempel-dienst? Zeker, hier is geen wezenlijk onderscheid, of liever hier mag geen scheiding gemaakt worden. Maar de onderscheiding valt niet te loochenen.
Aandachtige lezer, het Kindeke Jezus leere u dien onderscheiden tempeldienst.

A’dam. Salomons.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1934

De Wekker | 4 Pagina's

Anna's tempel-leven

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 januari 1934

De Wekker | 4 Pagina's