Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Vader der Geloovigen (IX)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vader der Geloovigen (IX)

Als nu Abram negen en negentig jaren oud was zoo verscheen de Heere aan Abram en zeide tot hem: Ik ben God, de Almachtige, wandel voor mijn aangezicht en wees oprecht. En Ik zal Mijn verbond stellen tusschen Mij en u, en Ik zal u gansch zeer vermenigvuldigen. Genesis 17:1— 2

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk 9. Verbondsbevestiging

Gelijk eenmaal de ziener van Patmos, aan wien de worsteling der eeuwen werd getoond, aan Jezus’ voeten neerzonk, zoo wordt aan den neergezonken Abram (vers 3) een rijke verbondsopenbaring geschonken, bezegeld door het teeken der besnijdenis. Wij hebben hier dus een verbondsverrijking door verbondsverzegeling in het verbondsteeken.
Wij lezen in vers 11: „En gij zult het vleesch uwer voorhuid besnijden, en dat zal tot een teeken zijn des verbonds tusschen Mij en tusschen u.”
Al is het mogelijk, dat de besnijdenis ten tijde van Abram onder de volkeren bekend was, al wordt zij uit hygiënisch oogpunt gewaardeerd, en al zullen èn dit ethnografisch èn dit hygiënisch beginsel ongetwijfeld hier van beteekenis kunnen geacht, wijl het eerste ons zegt, dat de bijzondere en de algemeene Openbaring geen directe tegenstellingen zijn, en het andere, dat reinheid een eerste eisch voor een volksbestaan was, toch zijn het geen humanistische, maar diep religieuse factoren, die hier den zin van Gods Woord moeten weergeven.
Vandaar is het ook geheel onjuist, als soms gehoord wordt, dat het sacrament des doops zooveel hooger staat dan het sacrament der besnijdenis, want dat het eerste de geestelijke realiteit onderstelt, terwijl bij de besnijdenis het nationaal karakter den doorslag gaf.
Dft nu is geheel in strijd met onze Gereformeerde opvatting van de sacramenten, die altijd besnijdenis en doop als teekenen en zegelen van het zelfde verbond hebben genoemd, en dat wel zoo sterk, dat ons doopsformulier het sterkste bewijs voor den kinderdoop heeft ontleend aan de besnijdenis. Hier is van groote beteekenis de klem der redeneering van ons doopsformulier, als wij daar lezen: „daarom heeft God voor-maals bevolen hen te besnijden, hetwelk een zegel des verbonds en der gerechtigheid des geloofs was.”
Soms wordt deze zinsnede uit het formulier aangehaald om aan te toonen, dat de sacramenten de subjectieve genade, de wedergeboorte, verzegelen, en dat, als men dat niet aanvaardt, men de waarde van het sacrament te niet doet.
Maar het is geheel in strijd met de gedachte van het formulier, wanneer men hier de uitdrukking „een zegel der gerechtigheid des geloofs” zou nemen in subjectieven zin als van innerlijke gerechtigheid.
Neen, het gaat bij de sacramenten altijd om de volle rijke openbaring van Gods belofte in Christus en daarom spreekt ons formulier niet over wedergeboorte, niet over uitverkiezing, niet over eenige hoedanigheid in den bondeling, maar over GERECHTIGHEID, dat is, die deugd, welke alleen voor God kan bestaan. Dit kan niet anders zijn dan toegerekende gerechtigheid van Christus, waarvan zoowel besnijdenis als doop als avondmaal teekenen en zegelen zijn. Hierom verzegelen de sacramenten niet anders dan dat al onze zaligheid in Jezus Christus staat. (vr. en ant. 67 Heidelbergsche Catechismus) en hierom is het, dat de Heilige Schrift spreekt van „de besnijdenis van Christus” (Kor. 2:11).
Zoo leeren wij hier, dat Woord en sacramenten bedoelen om ons te fundeeren op den eenigen grond onzer zaligheid, en dat Oud en Nieuw Testament laten hooren de zilveren snaar van Gods rijke belofte in Christus, waarop eens een Abram hoopte, en waarop nog elke bondeling, die een heilige verbondsbeleving leert kennen, zich met hart en ziel verlaat.
Het woord der belofte en het sacrament der belofte behooren bijeen. En gelijk hier aan Abram beide worden geschonken, zoo moet elk kind des verbonds, zoowel het Woord Gods tot zijn pleitgrond, als het sacrament tot zijn steun hebben. Noch Woord noch sacrament onderstellen iets in den mensch, maar zeggen hem, welk een God van zaligheid zich aan den verlorene wegschenkt.
Zoo heeft elke bondeling van Gods wege een zeker recht ontvangen op de heilsgoederen van het genadeverbond, waarom zij mogen genoemd worden „erfgenamen van het rijk Gods.”
Hoevelen zijn er, die deze toegezegde erfenis verkwanselen, die van een rechte verbondsonderhandeling met den Heere geen verstand hebben.
Is het niet bedroevend om op te merken, dat er zoo weinig geleefd wordt uit het verbond en dat de bondszegelen meer beredeneerd dan op gebogen knieën beoefend worden?
Velen zijn veel te spoedig klaar in het rustig kerkelijk leven onzer dagen, en noemen al heel gauw Jezus den eenigen grond onzer zaligheid.
Maar voor hoevelen is Hij dat werkelijk?
Vandaar, dat zoo menig leven ook van zoo menig jongeling en jongedochter, die in betere ure des levens bouwde aan het huis der geloofsbelijdenis, die een goeden indruk gaven en den naam van Christus noemden, toch niet in den stroom des levens stand hielden, maar mee afgevoerd en afgedreven zijn. Toen dit leven weer zijn heerlijkheid tooverde, toen de verzoeking op hen aanviel, deden zij een knieval voor wereld en haar eere, en raakten in de netten van satan verward.
Voor zulken is er slechts één roepstem: Terug! Terug naar de verbondsbelofte, naar de verbondseisch: wandel voor mijn aangezicht en wees oprecht.
Vooruitgang is een tooverwoord in onzen tijd, maar de groote vraag is nooit, dat wij vooruit gaan, maar HOE wij vooruitgaan. Wie op een zijpad dwaalt gaat ook vooruit, maar dan is elke stap vooruit werkelijk achteruit.
Ook Abram moest terug. Zijn leven uit het vleesch moest gekruisigd worden. Zijn berekening moest er aan, Hagar moest heen. Ismaël achteruit, en in de besnijdenis zou hij het teeken in zijn vleesch van het afsterven moeten dragen om alleen in sterven aan zich zelf opstanding in den Heere te leeren. Ja, dat is de besnijdenis, dat is de doop, als de bondeling er zelf aangaat, opdat God Drieëenig alleen verheerlijkt zou worden.
Zoo raken wij langzamerhand onze gestaltelijke vroomheid kwijt, zoo komt Abram aan het einde, aan het pijnlijke einde, waar God alleen tot het rijkste begin kan komen.
O, wanneer Gods Geest het rechte licht op al onze goede voornemens, op al onze vrome beloften, op al onze eigengerechtige betrachtingen laat vallen, wanneer Abram merkt, dat hij met zich zelf geen stap vooruit komt, ook al heeft hij nog zoolang geworsteld om zich zelf te handhaven, dan gaat het met al die geestelijke opsiering, zooals de dichter het uitdrukt ten opzichte van de schepping: zij alle zullen als een kleed ver-ouden. Wat typeerende uitdrukking! Gelijk een kleed door het dragen zijn schoonheid verliest, en wanneer het lang aan de stralen der zon is blootgesteld geweest, ten slotte verschiet, verbleekt, en gansch verkleurt, zoo ook de mantel van eigen gerechtigheid, die de mensch zich zelf zoekt om te hangen.
Abram moest Ismaël kwijt, en Hagar kwijt om niets anders over te honden dan den Heere en Zijn verbondsbelofte en verbondsverzegeling. Zoo is Gods gewone doen om in een afbrekenden weg den bondeling te leeren met zich zelf om te komen, en zoo te smaken, wat hij juist nu aan zijn God heeft, en hoe groot en hoe rijk de genade in Christus Jezus voor hem is!
Zoo worden wij als Abram in de zielsontdekking bekend gemaakt met de breuke van ons bestaan, en wordt genade pas genade. Ware, echte genade is niet haastig. Zij begint niet aan den gevel, aan de ornamenten, maar zij graaft en verdiept om den jubel te leeren: wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof hebben vrede bij God door onzen Heere Jezus Christus.
Verbond en Verbondszegel, d.i. Woordopenbaring en sacramentopenbaring oefenen onder de toepassing van den Heiligen Geest zulke bondelingen om van den zandgrond onzer heilige stemmingen af te komen, en te leeren rusten eenig en alleen op den rotssteen Jezus Christus.
Wanneer het van ons afhing dan bleef het aan den buitenkant van wat vroom geredeneer hangen, en wij kwamen niet verder dan: „Iaat Ismaël leven voor Uw aangezicht.” Maar Gods Geest gaat door, de Heere openbaart zich aan Abram al duidelijker, al klaarder, Gods Geest bidt in ons, worstelt in ons, houwt ons en vergruizelt ons en legt ons ten slotte neer in de eenige en eeuwige zalige vastheid der toepassende rijke gerechtigheid van Christus, waar wij zielbevindelijk leeren „een zegel des verbonds en der gerechtigheid des geloofs.”
Deze verbondsbeleving werkt een heilige verlegenheid onder den Heere en met zulk een wil God, de God des verbonds, zoo gaarne te doen hebben.
De besnijdenis herinnert in zijn bloedstorting en sterven aan het kruis van Christus. Daarom in de lijdensweken bij het kruis van den Middelaar het verbond der genade inleven. Daar lezen tot in het Vaderhart Gods, waaruit de stroomen van Gods goedertierenheid ons tegenklateren: erfgenamen Gods en mede erfgenamen van Christus.
Nu moge alles wankelen, nu moet alles wankelen, nu zal hemel en aarde eens in de vuurvlam van het Godsgericht vergaan, maar wat ook wendt of kraakt of breekt..... hoort, langs de hemelen, ja, door den hemel der hemelen schalt het woord: Mijne goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond mijns vredes zal niet wankelen, spreekt de Heere, Uw Ontfermen.
En daarom, volk des Heeren, dat de zalige verbondsgeheimnissen van Uw God hebt leeren kennen, laat als met nieuwe stemmen onder het klankbord van Gods trouw het lied van den gewijden zanger hooren: Hij is het, die verlossing zond
Aan al Zijn volk;
Hij zal ’t verbond,
Met hen in eeuwigheid bewaren.

A. (Apeldoorn), S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1934

De Wekker | 4 Pagina's

De Vader der Geloovigen (IX)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 maart 1934

De Wekker | 4 Pagina's