Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Christus, door 't geloof in ons hart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christus, door 't geloof in ons hart

Opdat Christus door het geloof in uwe harten wone. Efeze 3:17a

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Terecht heeft eens iemand gezegd: ziehier.... in dit hoofdstuk een blik in Paulus’ hart. Hier toch zien we de vroegere dienaar van Efeze voor zijn Zender op de knieën liggen. Hem smeekend of Hij de gemeente met kracht versterken wil, opdat Christus door het geloof in het hart der geloovigen mocht wonen, wat weer ten gevolge zou hebben, dat ze in de liefde werden gefundeerd. Opdat Christus door het geloof in uwe harten wone!
Woonde Christus nog niet in het hart der Efeziërs? Natuurlijk wel. Christus, kloppend aan de deur van hun hart, heeft zelf met den gouden sleutel zijner genade, die deur opengedaan en is binnengekomen met al den schat zijner genade. Heeft Hij de Efeziërs door de prediking van Paulus, niet overtuigd van hun geestelijke duisternis, doem- en vloekwaardigheid? Heeft Hij bij zijn inkomste daarbinnen zelf niet uitgedreven al die werken der duisternis en des ongeloofs en dus plaats gemaakt voor zijn genade en ontferming? Werkelijk, de harten dezer menschen waren aanvankelijk geworden, woonsteden Gods in den Geest, ingericht voor Zijn gunstrijke tegenwoordigheid, gestoffeerd met zijn genadegaven, zoodat heel het interieur huns harten aantoonde, hier woont een andere bewoner dan voorheen, hier woont God zelf, hier wordt zijn heil verkregen en ’t leven tot in eeuwigheid. De apostel besefte echter diep, hoe noodig het voor hen was, dat de Geest voortdurend plaats maakte voor Christus. Hij moest niet slechts zijn een reiziger, die inkeert om te vernachten, maar een vriend, die blijft, ja een bewoner des huizes. Wonen, hoe innig is dat woord! Voor den eigenaar van een huis, blijft geen kamer gesloten; geen hoek, hoe verscholen ook, ontgaat zijn blik; zijn geest, die alles doortrekt en stempelt, zijn licht, dat uit de vensteren straalt, alles toont aan, dat die woning de zijne is.
Welnu, zoo moet het hart van Gods volk te Efeze, ja overal, een woning voor Christus zijn. Groot is het reeds, als Hij ons hart, dat van nature een woning van zonde en satan is, een slangennest, een pesthol, te sterk wordt. Wanneer Hij dus satan, zonde en wereld er uit drijft, het vernieuwt, bekeert en heiligt. Dat is de eerste en groote daad der genade, die ons uit eeuwig erbarmen gewordt. Maar daarna wordt het nog grooter, als Hij in dat hart blijft, als Hij zich in uw hart thuis gevoelt. Wanneer gij, godvruchtige lezer, nu eens op uw hart let, op dat vuile en opstandige, arglistige en doodelijke hart, zeg eens, wat denkt ge dan van het bovengenoemde? O, dan vraagt ge u zelf af, hoe zou dat ooit kunnen, hoe zou Christus ooit in mijn hart kunnen wonen? Hoe dat zou gaan? Wel, de apostel zegt het u, door het geloof. Opdat Christus door het geloof in uw harte wone. Paulus zegt niet door uw ijveren en worstelen, ook niet door u zelf te corrigeeren, dus te verbeteren. Als hij dat gezegd had, zie, dan was er voor u en mij geen raad. Want werkelijk, nadat we bekeerd zijn geworden, zijn we er niet beter, maar veel slechter op geworden. We hebben ons zelf, veel meer dan in den beginne verdorven en schuldig leeren kennen. En al ons pogen, om ons zelf te verbeteren, om heiliger, werkzamer, ijveriger, vromer te worden is met teleurstelling bekroond. Mijn Lezer, de apostel zegt, dat we alleen door het geloof tot de wetenschap der inwoning Christi kunnen geraken.
Het geloof toch maakt in het hart plaats voor Christus. Hoe doet het geloof dat? Op velerlei manier. Door ons te ontdekken juist aan de onreinheid des harten, en ons te ontledigen van al datgene, wat geen zaligmaker is. Ge zegt, dat doet de Geest. Ja, maar dat gebeurt niet zonder de werking des geloofs, waardoor ik beaam en hartelijk toestem, dat mijn hart zoo onbewoonbaar is.
Geliefden, als een zondaar in waarheid de on- en doemwaardigheid des harten beweent, en een walg van zijn hart krijgt, dan is dat geloof, geloof, dat plaats maakt voor Christus, ontdekt aan de noodzakelijkheid en dierbaarheid van Christus. Doch er is meer. Het geloof bindt ook daadwerkelijk den strijd aan tegen de zonde en eigengerechtigheden des harten, het grijpt ze en levert ze als vijanden uit aan Christus. Het bouwt in het hart een troon, waarop Christus alleen zetelen mag en ’t roept uit voor Hem: de Koning leve in eeuwigheid.
Dat geloof haalt Christus binnen en houdt Christus binnen.
Want door het geloof worden we op het allerinnigst en allerzaligst met den Christus vereenigd, en het erkent Hem, als de geheel eenige oorzaak onzer zaligheid en in de toeëigening houdt het Hem vast en stamelt: mijn Borg, mijn Zaligmaker. Geliefden mochten we maar veel behoefte gevoelen aan dat voor Christus plaats makend geloof. „Weet ge hoe we in dat levend besef, daarmee bezig zijn?”
„O, Heere Jezus, zoo zucht de ziel, wat woont er veel in mijn hart, dat U bedroeft. Ik schaam mij voor U weg, ik walg van mij zelve, ik verfoei mij in stof en asch. Wit Gij echter alles, wat Gij niet zijt en van u niet is, er uitdrijven, zooals Gij éens uit den tempel dreeft, die het huis uws Vaders tot een kuil der moordenaars maakten. Woon zoo in mij, en verlaat mij niet al te zeer.”
Bij zulke menschen woont Christus in het hart. En wanneer dezulken nog meer geloofslicht en geloofsoefeningen krijgen dan mogen zij trots de inwonende verdorvenheid toch gelooven, dat Christus in hun hart woont. Ik zeg niet, dat ze den troost daar altijd van genieten, dat ze niet gedurig kunnen bestreden worden omtrent de waarheid dier inwoning! Dit wonen van Christus door het geloof in het hart is echter een doorgaande zaak, ze is niet af, ze is niet opeens voltooid, ze brengt allerlei toestanden en werkzaamheden mee voor heel het leven. Daarom groeit de bewustheid dier inwoning meestal langzaam uit, en komt de christen door geloofsoefeningen pas tot een meer blijvende zekerheid hieromtrent. Wel kan God, in verband hiermee soms gansch bijzondere daden doen, waardoor men, nu niet standelijk, maar ook statelijk, van de inwoning Christi verzekerd wordt. Doch, hoe het zij, zalige troostrijke gewisheid, dat die hooge en verhevene Christus, veel liever dan in zijn heilige, blinkende engelenwereld, in de onreine zwarte harten der zijnen wonen wil. Dat is toch genade, rijk en vrij. Welnu, mijn lezer, is Christus reeds komen wonen bij u?
„Hoe zal ik dat weten?” zoo vraagt ge. Hier in Amsterdam, wellicht ook in uw woonplaats, staan in een nauw steegje, van die oude, bouwvallige woningen. Boven aan den vervallen gevel, heeft het gemeentebestuur een bordje laten aanbrengen. En op dat plankje staat te lezen: „Onbewoonbaar verklaard.” Welnu, dat geldt nu ook van uw en mijn hart. De hooge God heeft ons hart, vanwege onzen diepen val, onbewoonbaar verklaard. Zeg eens, hebt gij dat ook al eens met verlichte oogen op de vermolmde posten van de deur uwer ziel gelezen? Heeft dat u reeds zielesmart gekost, dat ge eigenlijk een onbewoonbare woning zijt? Heeft u dat al in der waarheid voor God als een verloren zondaar op de knieën gebracht? Doch nog iets.
Veronderstel, dat iemand toch eens in zulk een onbewoonbaar verklaarde woning ging huizen, zoudt ge er u niet over verbazen, dat hij zoo iets bestaan durfde? Nu, Christus gaat toch in die onbewoonbaar verklaarde woning; daar heeft Hij zelfs zijn hemelwoning voor verlaten. Och vriend, is er voor uw zielsbesef wel grooter wonder denkbaar, dan dat Christus bij u zou komen inwonen, in die onbewoonbaar verklaarde woning? En tenslotte nog dit. Wanneer ge op Zaterdag of Vrijdag de woning van een uwer keunissen binnentreedt, kan ’t gebeuren, dat ge er de heele zaak overeind vindt staan. ’t Is schoonmaakdag moet ge weten. En als de huisvrouw u ziet binnenstappen, kijkt ze u veelbeteekenend aan en zegt: „’t moet eerst rommel wezen, wil ’t goed worden.”
Denk nu eens aan uw eigen leven.
Is het daar op geestelijk gebied ook reeds zoo gegaan? Heeft er reeds zooiets plaats gehad, waardoor het bij u „rommel” is geworden?
Ik zou dat willen noemen, hoe tegenstrijdig het ook klinke: heilige wanorde! Gijzelf kunt niet gelooven, dat het op zoo’n manier ooit goed met u kan worden, maar ik zeg u….’t moet eerst „rommel” wezen, zal ’t goed komen!
Gij verstaat dat, beminden Gods. Christus woont door ’t geloof in uw hart. Welk een genade! Maar ook, welk een roeping! Welk een roeping om nu in uw gansche huisbeleid, dus in uw handel en wandel te toonen, dat Christus werkelijk in u woont. Dat ook de booze wereld rondom u, ondanks heurzelve, moet erkennen: „in die menschen woont iets anders, dan in ons.”
Leef toch over den ernst dier roeping niet heen, maar laat veeleer bij ’t besef van ons onvermogen uit onze ziel de bede rijzen: Heere, Gij hebt geboden, dat men uwe bevelen zeer bewaren zal, och, dat mijne wegen gericht wierden om uw inzettingen te bewaren.
Waarlijk, bij wie zoo bidden woont Christus door ’t geloof in ’t hart, ook al missen ze geloofslicht om dat geloof, waardoor Christus inwoont te zien als geloof! De Geest van Christus verleene u dan geloof om te gelooven, dat uw geloof geloof is; dan weet ge, dat Christus in uw hart woont. Mij dunkt, dan wenscht ge, dat Hij steeds meer, steeds inniger uwe harten doorwone met zijnen Geest!

A’dam. (Amsterdam), Salomons

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1934

De Wekker | 4 Pagina's

Christus, door 't geloof in ons hart

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1934

De Wekker | 4 Pagina's