Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ons gedenkjaar (XV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons gedenkjaar (XV)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoofdstuk 4.12. Een storm van vijandschap

Hoofdstuk IV. Een storm van vijandschap.

Nadat Ds de Cock de vragen van het Prov. Kerkbestuur van Groningen binnen acht dagen had beantwoord, volgde op 1 April 1834 het vonnis. De schorsing van het Classicaal bestuur in Dec. 1833 werd bekrachtigd, doch het Prov. kerkbestuur bracht in drie zaken van het classicale vonnis verandering.
I. Door het classicaal bestuur was de schorsing uitgesproken op grond van de uitgave van het werkje tegen Brouwer en Bentheim Reddingius en tegen het doopen en catechiseeren van kinderen uit andere gemeenten. Het provinciaal bestuur grondde zijn vonnis alleen op hier genoemd werkje. Het doopen van kinderen uit an- dere gemeenten viel weg als grond. Dit bewijst dat het Classicaal bestuur Ds de Cock dus ten onrechte geschorst had en men nu een anderen grond van schorsing had gekozen.
II. Het classicaal bestuur had Ds de Cock geschorst voor onbepaalden tijd. Het prov. Kerkbestuur bepaalde den tijd van schorsing op twee jaren.
III. Het classicaal bestuur schorste Ds de Cock met behoud van tractement, het prov. bestuur met verlies van tractement.
Dit vonnis was dus een groote verzwaring van de straf en gaf blijk van de groote vijandschap der besturen. Men nam den trouwen leeraar het brood uit den mond om hem alzoo af te maken. Immers het is toch ongehoord, dat wanneer een veroordeelde zich in hooger beroep begeeft, dan zijn vonnis wordt verzwaard tot tweejarige schorsing, terwijl de schuld verminderd wordt, door het laten vervallen van den doop van kinderen als grond van schorsing.
Hoe het de kerkelijke besturen te doen was om Ds de Cock in financieele moei lijkheden te brengen, blijkt ook hieruit, dat zijn tractement over 1933, toen hij nog niet geschorst was en dat f 2000 per jaar bedroeg op 1 Januari 1834 niet werd uitbetaald en zelfs 14 April 1834 had Ds de C. nog niets ontvangen. Wel ontving hij 21 April een schrijven, waarin hij opnieuw voor het provinciaal kerkbestuur werd ge daagd, nu om zich 5 Mei te verantwoor den ten opzichte van zijne voorrede in het boekje van Jacobus Klok over de gezangen, welk boekje door Ds de C. in druk was gegeven. Daar Ds de Cock op reis was naar den Koning om bij hem zijn zaak aan te bevelen en niet op 5 Mei in Groningen terug kon zijn, ontving hij 6 Mei van den bode van het provinciaal kerkbestuur een dagvaarding aan de pastorie te Ulrum op 21 Mei voor eene commissie uit dat bestuur te verschijnen. Hieraan heeft Ds de Cock voldaan. Het prov. kerkbestuur vergaderde daarop 29 Mei 1834 en zonder verhoor van Ds de Cock zette het dien leeraar af van Zijn dienst als predikant, met veroordeeling van denzelven in de kosten der procedure. Dit was dus binnen den tijd van zeven maanden het derde vonnis, dat tegen hem geveld was. In geen dezer vonnissen was sprake van overtreding tegen Gods Woord.
Zoo was dus de trouwe belijder en strijder voor de Waarheid Gods broodeloos gemaakt, doch hij gaf zijn weg en lot in de hand des Heeren, op Wien hij vertrouwde en al zijne zorgen mocht werpen, Hij wist dat de belofte des Heeren niet zou falen, dat het brood en het water zeker is voor die Hem vreezen.
Een bezondere sterkte was het ook voor hem, dat ook zijne vrouw met hem geheel eens was en mede berusten kon in den bangen weg van zorg en moeite. In den zomer van 1833 werd zij door den Heere verzekerd van haar aandeel aan Christus en van de vergeving harer zonden. Haar hart brandde toen vol ijver voor de zaak des Heeren, zoodat zij willig en bereid was met haar man voor de zaak des Heeren te lijden.
Nu Ds de Cock was afgezet, drongen velen bij hem aan om zich af te scheiden van de Hervormde Kerk. Hij wilde dit echter niet doen, omdat hij den tijd hiertoe nog niet gekomen achtte. Hij wilde eerst nog alles in het werk stellen om herziening van zijn vonnis te verkrijgen en daarom zich nog wenden tot het hoogste bestuur in de kerk, zooals de Algemeene Synode der Herv. Kerk genoemd kan worden. Zijn proces bij het Prov. Kerkbestuur dat hem ook veroordeelde in betaling der kosten, had hem toen reeds f 242 gekost. Een groote som voor dien tijd, te meer. waar het bestuur geen enkele extra vergadering er voor heeft gehouden, zoodat hier ruim met het geld was omgesprongen. Och, de Cock moest toch betalen, ‘t ging op zijn kosten.

d. B.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1934

De Wekker | 4 Pagina's

Ons gedenkjaar (XV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1934

De Wekker | 4 Pagina's