Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Vader der geloovigen. (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Vader der geloovigen. (1)

Lach en Spot. 1

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Sara zeide: God heeft mij een lachen gemaakt. En Sara zag den zoon van Hagar, de Egyptische, dien zij Abraham gebaard had, spottende. Genesis 21:6, 9

Izak, dat is de lacher.
Ismael, dat is de uitlacher.
Izak, dat is de lach in heilige vreugde, opzingende tot voor den troon van God.
Ismael, dat is de lach in bijtenden spot, wegschreeuwend tot in het tandengekners van de hel.
Hier valt een bladzijde der heilige Schrift open, die heel de historia revelationis d.i. die heel de geschiedenis des heils beheerscht.
Hier vinden wij niet slechts twee namen, maar twee beginselen, die al de eeuwen door in onverzoenlijken strijd tegen elkander botsen.
Hier worstelen met elkander vleesch en geest, wet en genade, het profane en het heilige, kerk en wereld.
Wij zouden nooit zoo sterk durven spreken, als de Apostel Paulus in den brief aan de Galaten ons dezen geestelijken achtergrond niet had getoond (Gal. 4:22–31). Maar hier is nog meer.
Het is niet slechts het conflict in zijn onverzoenlijke tegenstelling, dat hier de aandacht spant, want zonder meer zou dit niet veel anders zijn, dan wat de wijsbegeerte ons zegt, dat alle leven door tegenstelling wordt gedragen, en zelfs zijn schoonheid ontvangt. Op deze manier zou Ismael evenveel recht hebben als Izak, zou het kwaad naar zijn bestaanswerkelijkheid voor het goede niet behoeven onder te doen.
Wij zien hier echter, dat Izak van Ismael, de genade van de zonde, de kerk van de wereld, Christus van den satan het wint. De blijdschap Gods en de vreugde in God botst niet alleen tegen, maar stijgt ook verre boven den vleescheiijken roem dezer wereld uit, en wij lezen: drijf deze dienstmaagd en haar zoon uit (vers 10).
Zoo overwint de genade in de historie, totdat de triumphroep zal gehoord; de koninkrijken zijn geworden onzes Gods en Zijnes Christi.
Neen, wij vermoeden niet, dat Abraham deze les der heilige historie reeds toen begrepen heeft, als hij Hagar met haar zoon de woestijn inzendt. Dat is veeleer een harde ure voor Abraham geweest, maar zij laat ons zien, dat ook zulke harde uren noodig zijn voor diepere leiding en helderder ontdekking van de wegen des Heeren met ons.
Ja, dat was een harde ure voor den vader der geloovigen, toen het al duidelijker voor hem werd, dat de Heere een besliste scheiding wenschte, zelfs eischte (vers 12).
Wij houden zoo gaarne met hand en tand vast, al wat uit het vleesch is, al wat het leven troetelt en de zinnen streelt. Hier moet nu door Abraham het eerste offer gebracht worden in de uitdrijving van Ismael, totdat de ure slaat dat het tweede het zwaarste offer moet gebracht in de offerande van Izak. Zoo moet alles, letterlijk alles, er aan, opdat Abraham niemand anders dan den Heere alleen zou overhouden.
Ook de zwarte steenen hebben een plaats in het kunstig mozaïk van Gods eeuwige glorie.
Gij kent het mozaiek, het kleurenrijk gesteente, dat in al zijn teekening, tinten en lijnen een zeldzaam schoon kunststuk van des werkmeesters hand laat zien. Ziet ge zoo’n mozaiek in zijn geheel, dan spreekt er teekening en schoonheid uit, maar wanneer men steen voor steen in de hand neemt, dan valt de teekening, de eenheid, de orde weg, en men houdt slechts losse steenen over.
Zulke losse steenen, licht en donker gekleurd, vindt ge hier op het levenspad van Abraham. De aanvang van dit 21ste hoofdstuk is blijdschap over de geboorte van den zoon der belofte, een steen der vreugde. Maar wanneer ge wat verzen verder leest in ditzelfde hoofdstuk dan hebt ge al een zwarte steen gevonden, en het leed en de smart treedt de tente van den aartsvader binnen, wanneer hij afscheid moet nemen van Ismael, dien hij toch zoo gaarne een plaats naast Izak gunde.
O zeker, wij gelooven, dat Abraham dit noodig had, en dat het een verdieping aan zijn geestelijk leven gaf. Maar kunnen wij het even makkelijk gelooven, wanneer het niet Abraham, maar ons zelf raakt? Wanneer wij zelf dien weg op moeten, dien vleesch en bloed op wil, en niet kan, en dien wij toch op moeten zal God God blijven.
Eens zullen wij in eeuwigheidslicht het geheel, het afgewerkte mozaiek van ons leven zien. Dan zal gezien en met dankbaarheid worden erkend, dat elke steen, ook de zwarte, ook de zware, een plaats daarin heeft gekregen om het geheel van ons leven te kleuren, m.a.w. wij zullen dan aanbidden, dat alle dingen zullen medewerken ten goede.
Maar thans zien wij dit geheel nog niet en draagt de hand van den grooten Bouwmeester de steenen aan, waarover wij zoo dikwerf struikelen. Telkens worden wij er weer aan herinnerd, dat op het program van den Heere vreugde en treurmuziek vlak onder elkander zijn geschreven.
Gij vindt het in dit hoofdstuk. Abraham, verblijd om de geboorte van Izak, voelt weldra zijn blijdschap getemperd, wanneer hij Ismael moet wegzenden de woestijn in.
Dit hoofdstuk begint met een lofzang op Gods trouw: En de Heere bezocht Sara, gelijk Hij gezegd had, en de Heere deed aan Sara, gelijk als Hij gesproken had (vers 1).
De groote ure is dan toch eindelijk geslagen, waarop zoo langen tijd was gehoopt en biddend gewacht. In de tent van Abraham smaakt Sara moedervreugde! Wie had ooit durven denken, dat uit dezen verstorven moederschoot het leven zou spruiten?
Wat hebben Abraham en Sara jaren achtereen uitgezien! Hoe scheen het, dat elke fakkel der hoop was gebluscht. Maar al laat de Heere wachten, Hij laat niet versmachten. God heeft nu eenmaal een voorliefde om zijn volk te laten wachten, om hun geloof te stalen, hun voet te schragen, hun leven te verdiepen, armer te maken aan aardsche hulp, opdat zij rijker zouden worden aan hemelsche goederen en goddelijke kracht.
Izak geboren. Hoe is het mogelijk schreeuwt de stem der oppervlakkigheid „uit een verstorven tronk zoo’n levende scheut.”
Gewis, hier is een wonder, maar wij dienen vooreerst hier niet te vergeten, dat alle leven en alle levenswording een wonder is. De medische wetenschap kan veel, en die kan toch ook weer niets. Die geroemde wetenschap kan het leven…. dooden, maar zij kan het leven niet vasthouden en nog veel minder te voorschijn roepen. Leven is in zijn aanbegin een diep mysterie. Het omzweeft ons van alle zijden, het treedt ons overal tegen, het ademt op de bergen, het duikt in de zeeën, het jubelt in het woud, het klopt in het hart en het slaat in de pols en … niemand weet, wat het is!
Wij kunnen het leven beschrijven, en in deze beschrijving ontleden, wij hebben dikke boeken over biologie en in de laboratoria snuffelt de onderzoeker naar elke baccil en cel, maar het leven zelf springt boven dit alles uit, want het is in zijn diepste oorsprong een vonk van Gods leven. Uit den eeuwig Levende alle leven, dat ritselt of opspringt, dat kiemt of dat vrucht draagt, en dat verre uitstijgt boven alle mechanisme van dezen modernen tijd.
Wanneer wij eenmaal die hoogte hebben ontdekt, dat alle leven en bovenal het leven eens menschen ontspringt aan den ader van Gods leven, zullen wij dan niet dra tot de erkentenis komen, dat het geestelijke, het eeuwige leven in beteekenis en toekomst meer is dan het natuurlijke leven, gelijk het zonlicht het immers wint van het maanlicht?
Als de natuurlijke geboorte reeds een diepte der geheimnis is, wat zal dan niet de eeuwige geboorte uit God zijn, als de Heere uit den dooden zondaar oproept den belijder van Zijn naam, en er blijdschap is op aarde en in den hemel! Wondere ure, als de telg van den Eeuwige, als het kind van God gebaard wordt uit het zaad des Woords door de levendwekkende kracht des heiligen Gecstes! Natuurlijk haalt hier de wereld de schouders op. Wiens ziel slechts kan ademen in de atmosfeer van beneden, wie alleen leeft op den grond van het platvloersche en alledaagsche, dezulken kunnen niet verstaan, wat het is om te ademen in de atmosfeer van het lenteleven der ziel en kunnen niet stijgen tot de hoogte der bergen, waar God de tent van het heiligdom spant.
Izak is het wonderkind, dat alleen in het heiligdom de blijdschap oproept, en dat heel de historie van Christus’ kerk op aarde belicht. Vergeten wij toch niet, als dit feit der geboorte nimmer werkelijkheid was geworden, zou heel het genadeverbond zijn bedding hebben verloren, en zouden alleen de banieren van den satan zich hebben kunnen ontplooien. Izak als zoon der belofte is anti-type van den beloofde, en daarom moest ook zijn geboorte een wonder zijn. Zoo staat bij den ingang der Oud Testamentische bedeeling het wonder, en vinden wij bij den ingang der Nieuw Testamentische eveneens het wonder om het de kerk van Oud en Nieuw Verbond telkens weer te herinneren: „zou er voor den Heere iets te wonderlijk zijn?”
Telkens, wanneer historie van ’s Heeren kerk scheen vast te loopen, en er geen bladzijde meer zou worden geschreven…. en zoo was het bij de geboorte van Izak en van Christus…. de tijd daar, dat de Heere de schoonste bladzijde begon te schrijven en de lach der heilige vreugde in de tenten der rechtvaardigen opriep. Ge leest dan ook van Sara, dat zij het vol vreugde uitzong: „God heeft mij een lachen gemaakt”, Eens heeft Sara gelachen uit twijfel, maar die lach is verstorven en heeft plaats gemaakt voor de vreugde des geloofs, dat God alle twijfei beschaamt en alle ongeloof breekt. Wat zal die tent van Abraham vervuld zijn geweest met den lof des Heeren! Wanneer toch Gods zegenende en vervullende liefde door ons leven klopt, dan worden wij immers van zelf gevoerd tot onuitsprekelijken dank, en dan leeft er iets in ons, van wat de dichter noemde een lied zingen in de schaduw van Gods vleugelen.
Maar in den regel duren deze uren van zielevreugde in den Heere slechts kort en satan zal verstoring aanrichten. Wij zien het in Abrahams tent.

A. (Apeldoorn) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1934

De Wekker | 4 Pagina's

De Vader der geloovigen. (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1934

De Wekker | 4 Pagina's