Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Jezus Christus het eenig fundament - II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jezus Christus het eenig fundament - II

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want niemand kan een ander fundament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus.1 Kor. 3:11.

Bouwen we nu een huis, dan moeten we eerst een fundament leggen. Vergeet echter niet, dat de grond, waarop het fundament gelegd wordt, sterk en vast moet zijn. Welnu, God bouwt Zijn eigen Huis. Een geestelijken tempel op het hechte fundament Jezus Christus, gegrond in Gods Eeuwig Welbehagen. Ik, spreekt God in psalm 2, heb Mijnen Koning gezalfd over Sion, den berg Mijner Heiligheid. In de stilte der eeuwigheid lag Jezus Christus, des Vaders Eenig Gegenereerde Zoon in het besluit Gods als fundament voor de uitverkorenen. In Adam liggen allen verloren, als gevolg van de bondsbreuk in het Paradijs geschied.
Jezus echter, de tweede Adam, verlost de uitverkorenen van zonde, dood en hel en stelt hen bij vernieuwing in de gemeenschap met God. Waarlijk zaligmaken is alleen bij God mogelijk. Lees Gods Woord eens, dan ziet ge hoe God reeds van eeuwigheid werkzaam is om het eenig fundament te leggen. „Wie is hij, zoo klonk het door de gewelven der eeuwigheid, die tot Mij zal genaken, om met zijn harte borg te worden?” „Zie, zoo spreekt de Zoon, Ik kome, O Vader, om Uw welbehagen te doen.” O heerlijke onbegrensde eeuwige liefde des Drie-eenigen Gods! De Vader geeft Zijn Zoon om in den tijd het rantsoen der verlossing aan te brengen.
Profetie zegt U, waar het fundament gelegd zal worden. Offer en Priester beelden U af, in wat weg Jezus Christus dit zal zijn. Neen, Hij behaagde Zichzelven niet als Hoogepriester, maar in Zijn Priesterschap ging het om de eere Gods en het heil van hen, die Hem van den Vader zijn gegeven. En wat is het een waar zielsgenot, Jezus Christus door het geloof te leeren kennen in den Staat Zijner Vernedering en in den Staat Zijner Verhooging.
Ik denk aan den kerstnacht. Een jonge maagd is door Gods leiding gekomen in haar bange ure. De smartkreten van een pasgeboren kindeke worden gehoord en de Engelen zingen het „Eere zij God” Maria, Jozef, Zacharias, Elisabeth en Simeon, aanbidden en in bewondering roepen allen als om strijd den hemel en aarde toe: „Aanbidt hier God, Die Zijnen Zoon in de wereld zond en werkzaam is net fundament te leggen.”
Ach, geliefde lezers, toef eens met Uw hart en gedachten in den hof van Gethsemané en op Golgotha! In den hof kruipt den Man van smarte gelijk een worm in het stof. Gods Gerechtigheid geeft geen pardon. De schuld der verkorenen moet betaald, hun zonde moet gestraft worden. In den hof werd Zijn zweet tot groote druppelen bloeds; op Golgotha echter ziet ge het storten des bloeds, het is de wegvloeiing van Zijn dierbaar Leven. Aan het kruis tot een vloek overgegeven. Het Lam Gods geeft zich in den dood. Angstig donker is het rondom het sterfbed van den Middelaar. God rekent met den Borg Zijner Kinderen geheel af, waar Hij Hem ter helle doet nederdalen en met ontzetting hooren we de klacht des Zaligmakers: „Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?” De bruid des Zoons, gekocht door Zijn Bloed, buigt hier aan den voet des kruises, ervaart de verzoening en vrede met God door het geloof in den gekruisten Christus en stamelt: „Ontzet U gij hemelen, aanbidt gij aarde, God is bezig het Fundament te leggen.”
Bij de vallende schemering daalt van Golgotha’s kruin een kleine schare, dragende in het midden het doode lichaam van Jezus. Onder eerbiedig zwijgen wordt het gelegd in een nieuw graf. De Eeuwige Vader gaf Zijnen eeniggeboren Zoon over in den dood. Hijzelf legde het Fundament der verzoening. Wanneer echter de Paaschmorgen in het mooie licht van den nieuwen dag is aangebroken, Jezus Christus als de Leeuw uit Juda’s stam heeft overwonnen, dan staat Hij op in de kracht des onvergankelijken levens. Dan ligt dood en hel gebonden aan Zijn Voeten. De vloek der wet is weggevaagd, de zonde heeft haar verdoemende kracht verloren. Gods Gerechtigheid is volkomen bevredigd. De bruid van Christus voor eeuwig verlost. Hemel en aarde juichen! De triumfeerende kerk in den zaligen hemel en de strijdende kerk op aarde zingen daarom; „Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen.”
Jehovah God heeft het fundament voltooid. Zalig, driewerf zalig, waar God uit loutere Genade dit Fundament in het hart des zondaars legt. En waar Gods Kind, ontbloot van alle gerechtigheid in zichzelven als een vloekwaardige, nochtans genade ontvangt om door het geloof Jezus Christus als zijn volkomen schuldovernemenden Borg te eigenen. Hij heeft het eeuwige leven. Hij bezit het Fundament Gods. Dankbaar erkent hij het door het geloof. Nu bouwt hij het huis zijner hope voor de eeuwigheid op Gods Fundament. Stormen en watervloeden kunnen zijn huis niet omverwerpen, want Gods Verbond wankelt of wijkt niet in der eeuwigheid.
Bezitten wij, geliefde lezers, allen dezen vasten grondslag tot zaligheid? Het begin ervan is de wedergeboorte. Zeker, nu geeft God in de wedergeboorte de heele zaligheid, maar dat is voor den persoon zelf verborgen, want hij wordt in de beleving een verloren mensch voor God. Nu gaat zulk een mensch maar niet praten: „ik ben wedergeboren en nu ben ik zalig.” Neen, hij haast zich om zijns levenswil en vlucht met den last zijner schuld en zonde tot God, zooals de tollenaar smeekende om genade. Denken wij er toch om, dat schuld „bepraten” of schuld „beleven” grootelijks zijn onderscheiden. De één, nu ja, hij spreekt er wel over, doch het laat hem, die hij is. De ander heeft geen rust nacht of dag. Hij moet met God verzoend worden en weet niet hoe. O, gelukkige ure, als hem van Godswege zelf de weg er toe wordt aangewezen. Hem het Fundament Jezus Christus ontdekt, sprekende: „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.”
Hoe staan wij tegenover God? Leeft ge soms uit de eerste beginselen en zijt gij daar blijven staan? Dat is niet goed. Een reiziger kan zijn reis wel onderbreken, maar rust niet voor hij het einde van den tocht bereikt heeft. Een schipper blijft toch niet halverwege met zijn lading liggen, maar moet aan liet einde van zijn vaart zijn om te lossen. Sta er dus naar, dat ge moogt opwassen in de kennis Gods. Wanneer we van deze zaken niets weten, ach, waarop bouwen wij dan het huis onzer hope voor de eeuwigheid. Zeker, wij hebben ons antwoord klaar. Wel, wij bouwen op Jezus Christus tot zaligheid. Prachtig! Hebben wij echter onszelf wel eens onderzocht om wiens wil wij dit doen? Gaat het om Gods wil, of gaat het om onszelf? Ik heb eens gelezen van een architect, die op een bouwterrein kwam en een groote tas steenen zag staan, die verwerkt moest worden. Hij ging er heen, nam een steen in zijn hand, bekeek hem van alle zijden, sloeg hem door midden en hoofdschuddend riep hij den aannemer. Mijnheer, die steen deugt niet. Van transigeeren wilde hij niet weten en hij rustte niet, voordat de steenen verwijderd waren. Zoo gaat het ook bij onzen geestelijken bouw.
De Heilige Geest inspecteert ons werk en alle steen, die niet gedolven is uit de groeve der vrije Genade, keurt hij af. Uit de werken der wet wordt niemand gerechtvaardigd. Ge kimt behouden worden alleen uit vrije Genade. Vraag veel aan den Heere om ontdekkend licht, opdat Jezus U moge vinden, verloren in uzelven, dan maakt hij U levend en geeft U een plaats in de vereeniging met God en Zijn Volk.
Kinderen Gods! Hoe staat het met ons geestelijk bouwwerk? Het valt niet mee waar, als we ons hooi en steen en stoppelen, die we op het fundament bouwen, in rook zien verdwijnen. Onze versiering en ornamenteering voor onnut verklaard. Ach, wat maken we het ons toch moeilijk. Jezus zeide eens; „Laat U zaligen!” Zoo zou ik U willen toeroepen; laat U bouwen. De levende God legt levende steenen op het levende Fundament. Laat daarom de Heilige Geest U gronden, fundeeren en bouwen. Dan zal de Heere wel zorgen voor de heerlijke uitkomst van Gods Raadsplan met U. Ge wordt dan als levende steenen samengevoegd en een geestelijken tempel verrijst op het Fundament Jezus Christus, Die het sieraad zal dragen. Laat dan, kinderen Gods, het levensleed U niet ontmoedigen. God heeft hier beneden Zijn Werkplaats. De steenen voor het Godsgebouw worden hier beneden gehamerd, gebeiteld, geslepen. Maar dat geschiedt, opdat die levende steenen gelijk diamanten in hun vele facetten zullen schitteren. O, wat zal het wezen, als het Goddelijk Bouwwerk eens voltooid zal zijn! Wat zal dien tempel weergalmen van lof en eer, dank en aanbidding, eeuwig bezingen den roem van Vader, Zoon en Heilige Geest, eeuwig te bewonderen de vrije liefde Gods, geopenbaard in Jezus Christus tot zaligheid verkorenen.

Delft, Riekel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1935

De Wekker | 4 Pagina's

Jezus Christus het eenig fundament - II

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1935

De Wekker | 4 Pagina's