Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Tractaat - II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Tractaat - II

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk niet het planmatige voorzag bij de Reformatoren, zoo was het ook eens bij de Vader der Afscheiding.
Dit wordt tot op den dag van heden door de mannen der doleantie niet voldoende erkend. De indruk, die thans nog „de Heraut” wekt, sprekende over de afscheiding als een reglementairen strijd, is miskenning der historie, en een poging om de afscheiding aan de zijde der doleantie te krijgen.
Niemand minder dan Dr. Keizer, een kenner van dit deel der historie als slechts weinigen, schreef in zijn boek „de Afscheiding van 1834” op blz. 564: „Men heeft opgemerkt, dat de Cock maar een gebrekkig inzicht had in het gereformeerde kerkrecht. Ik wil niet beweren, dat hij de Politica Ecclesiastica van Voetius heeft bestudeerd, zoo min hij eene van te voren logisch in elkander gezette theorie heeft uitgewerkt van een of meerdere methoden, waarnaar men te werk kan gaan bij de reformatie der kerk. Geen tractaat van de reformatie der kerk is door de Cock geschreven jaren, vóór dat de actie, die op de Afscheiding uitliep, een aanvang nam, zoo min hij een lijfblad had ter zijner beschikking, waarin hij van week tot week kon getuigen tegen het ingeslopen en voortwoekerend bederf in de kerk. Men spreke ook niet bij de Afscheiding op eene anachronistische Wijze van het „afwerpen van het synodale juk" van het „ter handnemen van de reformatie” en het „opzeggen van de gehoorzaamheid aan de synode”, hoe waar het ook is, dat met de Acte van Afscheiding dit alles werd gedaan door den kerkeraad van Ulrum en degenen, die dit gedenkstuk teekenden. De Afscheiding is niet voorbereid door menschen, wèl door den Heere, Die het hart bereidt en het verstand verlicht”.
Dit woord van Dr. Keizer kan voor de Heraut en met name ook voor Dr. Dijk met zijn schrijven over de kerk en de afscheiding nog tot leering zijn.
En niet minder acht ik het woord van Dr. Keizer van beteekenis op blz. 567, en het moge vooral tot hen doordringen, die niets liever doen dan ons opkomend geslacht diets maken, dat wij de Afscheiding als eerste doleantie hebben te bezien.
Dr. Keizer schrijft aldaar:
Men vergete echter niet, dat de Cock, vóór hij tot de daad der afscheiding kwam, moge hij al biddend en onderzoekend te werk zijn gegaan, als wandelende met God, niet een theorie van reformatie voor zich en zijn geestverwanten had geformuleerd. Men is te Ulrum niet begonnen, met een wel doordacht duidelijk uitgewerkt alomme bekend gemaakt en door velen besproken plan. De geschiedenis der afscheiding ging bijna een halve eeuw aan haar beschrijving vooraf, het handelen ging voorop. Een theorie, waarnaar men zou gaan handelen, was door de Cock niet opgebouwd. Ziende in het gebod, blind in de uitkomst. Wijl men zag in het gebod, ging men bij den aanvang terstond uit van de Schrift en de belijdenis. Aangezien men blind was in de uitkomst, werden met het oog daarop geen voorwaarden gesteld. Daardoor is het kerkbegrip der Afscheiding te Ulrum zoo eenvoudig. Hierin komt zij sterk overeen met de reformatie der 16e eeuw”.
De beginselen, die hier door Dr. Keizer worden belicht, en die zoo daghelder laten uitkomen het wezenlijk verschil tusschen scheiding en doleantie, moeten aan het opkomend geslacht helder en klaar worden ingeprent. Hier is een roeping voor allen, die met de opvoeding der jeugd zich bezig houden, maar met name voor onze predikanten. Dezen zijn het, die op hun catechisatiën onze jonge lidmaten tot helderheid in deze beginselen hebben te brengen.
Wie het Tractaat leest, krijgt gedurig den indruk, hoe moeilijk het is om tot een daad van reformatie te komen, en hoeveel vragen van kerkrechtelijken aard al moeten worden gesteld, en beantwoord, eer dat de stap kan gedaan, die leidt tot breuk met een goddeloos kerkverband.
Wie echter onvoorwaardelijk buigt voor Gods Woord, en wie met een teedere ziel voor Gods aangezicht zich afvraagt, wat de weg is, behoeft toch werkelijk niet zoolang in het onzekere te verkeeren om in dezen te handelen en de hand aan den ploeg te slaan. Wij behoeven niet te wachten op de oplossing van allerlei theologische en kerkrechtelijke kwesties. Wie Gods Woord tot richtsnoer heeft gekozen, en wie tot de overtuiging komt, dat iets in strijd is met dat Woord, heeft niets anders te doen dan terstond gehoorzaam te zijn, zelfs al zou deze op sommige punten nog niet geheel gereed zijn. Wij kunnen die rest dan wel overlaten aan Hem’, die zeide: zoo gij in Mijn Woord blijft, zijt gij waarlijk mijn discipelen”.
Niet het plan, dat wij opzetten, niet de kwesties, die wij willen oplossen, niet het kerkrecht, dat wij buigen en kneden kunnen, gelijk in het Tractaat geschiedt, maar „gehoorzaamheid” is bij elke reformatie het eerste en het laatste woord. Gehoorzaamheid aan God en Zijnen Christus, Gehoorzaamheid aan Schrift en gereformeerde belijdenis.
Wie dit onderschrijft, kan billijken, dat wij eens de Cock, de vader der Afscheiding naast een Luther en Calvijn hebben geplaatst.Men heeft gezegd, dat er toch een groot verschil is tusschen de machtige beweging uit de 16e eeuw, en de bescheiden actie van de Cock in de 20ste eeuw! Maar het gaat hier niet over een reformatorische beweging, want dan staat de 20ste eeuw bij de 16e achter. Doch het gaat over een reformatorisch beginsel, en dan mogen, neen, dan moeten wij deze drie helden der reformatie naast elkander plaatsen en zoo niet — dan werpt men zijn eigen glazen in. Wij mogen met meer recht Hendrik de Cock naast een Luther en Calvijn plaatsen, dan dat de mannen van 1886 hun doleantie beweging willen koppelen aan de doleantie actie uit de 17e eeuw. Prof. Wielenga heeft eens in zijn rectorale rede Doleerende Kerken” het verschil tusschen deze beide kerkelijke acties zonneklaar aangetoond. En toch doen. sommigen, alsof deze dingen nooit gezegd zijn, en deze verschillen niet bestaan. De een praat den ander na, in de Gereformeerde Kerken zijn velen, die deze verschillen niet meer weten. Haar voorgangers hebben er wel voor gezorgd. De Christelijke Gereformeerde Kerk is in deze in niets gewijzigd en handhaaft nog altijd het standpunt, dat Afscheiding en Doleantie twee beginselen en niet twee methoden van reformatie zijn. Juist hierom hadden de doleerende kerken in 1886 niet anders te doen, dan naar eisch der Gereformeerde belijdenis zich te voegen bij de Christelijke Gereformeerde Kerk als de eenige wettige openbaring van het lichaam van Christus in Nederland. De fout in 1892 was, dat aan beide kerken evenveel recht van bestaan werd gegeven, meer nog, dat aan de kerken der doleantie een eerste plaats werd ingeruimd, en dat de kerk der Afscheiding haar beginsel als eenige wettige Openbaring van het lichaam van Christus prijs gaf. Hieraan hebben wij niet willen en niet mogen medewerken, zonden wij niet behooren tot hen, die de waarschuwing vergaten „Vaders en moeder der Scheiding, zullen wij U alzoo smaden in Uw graf”.

A., S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1935

De Wekker | 4 Pagina's

Het Tractaat - II

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1935

De Wekker | 4 Pagina's