Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Synodalia 1935 - XII

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synodalia 1935 - XII

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met wederzijdsche afvaardiging naar de synodale vergaderingen traden de Kerken van gereformeerd belijden in den weg der historie. Op de Nationale Synode, in 1618—1619 te Dordrecht gehouden, waren ook de buitenlandsche Kerken vertegenwoordigd. Zij bood, in klein formaat, de copy der „Oecumenische Conciliën”, welke van 325 tot 787 gehouden werden. Van welk een beteekenis deze Conciliën waren, blijkt ten overvloede uit de verschillende dogma’s, symbolen en canones door die vergaderingen vastgesteld, en die voor de geheele Christelijke Kerk bindend waren. De scheuring tusschen de Westersche en Oostersche Kerk in 1054, maakte een einde aan deze Oecumenische Conciliën, Rome noemde hare kerkelijke vergaderingen wel met dien naam, maar ten onrechte; ze misten het oecumenische karakter. Ook de Synode van Dordrecht had slechts een nationale beteekenis: haar besluiten golden uitsluitend de Kerk des Heeren in Nederland, Toch werd zooveel mogelijk de band met de Kerk des Heeren in andere landen bewaard en de „una sancta” tot zichtbare uitbeelding gebracht. Maar naarmate de verdeeldheid van het kerkelijk leven toeneemt, raakt de oecumenische gedachte meer en meer op den achtergrond. Wat de „Wereldbond van Kerken” voor „oecumenisch” presenteere, is slechts ersatz, een caricatuur van het gemeenschapsleven der Christelijke Kerk in de eerste eeuwen.
In verband met de toenemende verdeeldheid, waarvan de Kerk in de allereerste plaats de schadelijke vruchten ondervindt, moet elke gelegenheid worden aangegrepen om gemeenschap te oefenen met die Kerken, waarmede men dit op kerkrechterlijke gronden kan. De broederhand vanuit Amerika ons toegestoken, mag niet afgewezen, omdat het geldt gemeenschapsoefening met een Kerk, die mét de Chr. Geref. Kerk in Nederland, vrucht der Afscheiding is.
Correspondentie tusschen beide Kerken kan ten goede komen aan onze leden, die naar Amerika emigreeren. Aan hen moet een attestatie meegegeven worden, maar dan niet aan hun eigen inzicht overlaten aan welk kerkelijk adres deze moet afgegeven worden. Dit is der Kerk onwaardig. Zij heeft haar vertrekkende leden voorlichting te geven. En wanneer de Chr. Geref, Kerk, vrucht der Afscheiding, naar onze overtuiging de wettige Kerk des Heeren in Amerika is, spreekt het vanzelf, dat ook tot deze Kerk onze emigreerende leden worden verwezen. Ik kan maar niet begrijpen, welk deugdelijk motief men hiertegen kan aanvoeren. Het opzicht der Kerk over hare leden sluit toch óók in, dat zij verantwoordelijk is voor hun kerkelijk leven in den vreemde! Zij mag van haar kinderen toch geen kerkelijke zwervers maken?
Ter illustratie kan gewezen op het tijdelijk inwonen in de Gereformeerde Kerken in Indië. Leden en ook predikanten onzer Kerk gingen voor korter of langer tijd naar Java, en kerkten niet alleen bij de Gereformeerde Kerken, maar lieten zich ook tijdelijk als lidmaten inschrijven. Onze predikanten gingen zelfs in de Gereformeerde Kerken aldaar voor in de prediking des Woords. Met geen enkel woord heeft de Kerk zich over deze eigenaardige verhouding uitgesproken. Kan zij nu wèl dulden, dat hare leden, die slechts tijdelijk naar Indië gingen, „gastvrijheid” in de Gereformeerde Kerken ontvingen; maar bezwaar maken om attesten uit te reiken aan hen, die voorgoed naar Amerika vertrekken? Een broeder, die naar Indië ging, liet zich als lidmaat inschrijven in de Gereformeerde Kerken, werd daarin zelfs tot ambtsdrager verkozen, hoewel hij nadrukkelijk verklaard had, dat hij bij repatrieeren zich weer bij de Chr. Geref. Kerk zou aansluiten. Tijdens zijn verlof kerkte hij dan ook geregeld in de Gemeente, die hij bij zijn vertrek naar Indië verlaten had.
Persoonlijk heb ik hiertegen geen bezwaar, ik acht het zelfs noodzakelijk in verband met de beleving van het confessioneel beginsel, dat men zich stelt onder de bediening des Verbonds, in Woord en Sacramenten. Maar bezwaar is er, wanneer de Kerk zou meten met twee maten, Ik ben niet zoo huiverig voor een goede correspondentie met de Chr. Geref. Kerk in Amerika, met inbegrip van het uitwisselen van attestatiën. Deze kerkelijke aangelegenheid roept om een principieele, gezonde oplossing. Men heeft in 1911 onzerzijds gewezen op de mogelijkheid, dat de Chr. Geref. Kerk in Amerika onze predikanten zou kunnen beroepen. Dat scheen men een gevaar te achten, waarom geen nadere gemeenschap begeerd werd. Maar hoe staat het dan met de Geref. Gemeenten in Amerika, die wèl een beroep uitbrachten op onderscheidene predikanten onzer Kerk? Daarover is nimmer een woord gerept. Maar is die zaak dan in orde? De beroepen predikanten schenen ten opzichte van dit kerkelijk principe voor zichzelf geen principieele overtuiging te hebben, gezien het feit, dat zij, inplaats van per keerende post voor de roeping te bedanken, eenigen tijd van beraad schenen noodig te hebben.
Men gevoelt het, hier wringt iets.

A., G.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1935

De Wekker | 4 Pagina's

Synodalia 1935 - XII

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1935

De Wekker | 4 Pagina's