Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Heilige karakteristiek des lijdens van onzen Heere Jezus Christus - XI

Bekijk het origineel

Heilige karakteristiek des lijdens van onzen Heere Jezus Christus - XI

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Spot en smaad, ziedaar twee woorden waarin uitgedrukt wordt het gruwzaamste en fijnstpriemende leed, hetwelk ons van menschen kan aangedaan worden, Tenminste, als we nog eenigen geestelijken adeldom hebben overgehouden. En wie zou ooit meer zieleadel hebben bezeten dan de Christus. Hoe fijn diep heeft Hij dan wel aangevoeld, wat Hem door menschen tendeze is wedervaren. Hij die één en al ernst, waarheid, geestelijke adelheid was; en dat voor Gods aangezicht; o wat moet het dan voor Hem zijn geweest, te ervaren, dat menschen met Hem den spot dreven; of ook dat menschen Hem smaadheid aandeden.
Spot dat is: als men iemand in zijn waardigheid, in strijd daarmede, kwalijk behandelt; hem zijn eer afneemt.
En smaad, als men iemand beneden zijn waardigheid, in strijd daarmede kwalijk behandeld; hem zijn eer afneemt.
En die beide heeft Christus nu ervaren, zooals niemand anders; want Hij ervoer het als Borg.
En dit nóg weer te ernstiger, nademaal het Hem aangedaan werd òf door laagstaande individuen, òf door mannen wier eigen ambt iets anders had moeten doen verwachten, Ter illustratie:
Spot. Als b.v, de ruwe vuistslag van een soldaat in het rechtshuis gepaard ging met den sarcastischen uitroep: profeteer wie U geslagen heeft. Een bespotting van Zijn profetisch ambt. Dat hier hoonend tot een spel werd gemaakt. (Luc. 22 : 64).
Of als later bij Herodes Hem een blinkend kleed aangedaan werd (Luc. 23 : 11), waarin Hij bespot werd.
O, dat spotkleed!
Het blinkend of witte kleed was bij den Romein een teeken van candidatuur. Iemand, n.l. die candidaat was voor een overheidsbetrekking liep in de dagen vóór de stemming rond in zoodanig kleed. Men wilde dus (daar bij Herodes) maar zeggen: deze is onze candidaat. Hij wil Koning worden. Men stelde Christus dus voor, als iemand, die waanzinnig het in zijn hoofd gekregen had, om zich zoo verwaand en bespottelijk voor te stellen.
En dan inderdaad, hier was toch de ware goddelijke candidatuur voor het eeuwig koningschap. Hier zwoegde de Borg, om (wondere zaligheid!) de kroon terug te verwerven voor Zijn volk. Wij hebben eenmaal onzen koningsmantel in het Paradijs moedwillig ontknoopt en van onze schouders weggeslingerd; wij hebben van ons zelf een spotfiguur gemaakt. Zoo staat Christus daar in zijn bespotting, tot een caricatuurcandidaat gemaakt, opdat Hij voor zijn volk dat witte kleed zou verwerven, waarmede zij eenmaal voor Gods troon zullen staan, en zingen het lied van Mozes en van het Lam. Ja ’t zal wat zijn, als eenmaal al dat volk, dat hier zich in zijn vuile kleeren voor God heeft leeren zien staan, om zich weg te schamen; als dat volk in de wisselkleederen tot den Koning zal worden geleid, O, wat een overdenking: ik moest in mijn vuile kleed voor eeuwig naar den poel van vuur en sulfer brandend, zijn verwezen; en zie ik mag ingaan, in gestikte kleederen tot den Koning geleid; en dat heb ik te danken hieraan, dat mijn dierbare Borg eenmaal zich het kleed van de leden heeft laten rukken, om, in het spotkleed gehuld, mijn smaadheid te dragen.
Om daar nu echter deelgenoot van te mogen worden, ja dat kan nooit anders, dan in dezen weg, dat wij recht bekend gemaakt worden aan ons zelf, hoe er geen draad aan ons gevonden wordt, of het is bezoedeld door onze doodelijke melaatschheid; alles, alles onrein en nogmaals onrein; en dat wel het aller walgelijkst er uitziet: het kleed onzer eigen gerechtigheid. Ja lieve vrienden, dan wordt het een verloren gaan hier voor God, dan blijft er geen hoop meer over; en als dan Satan aan de rechterhand staat te beschuldigen, wat zal men dan zeggen? Niets, niets, niets. In hoeverre n.l. dat men geen verontschuldiging kan inbrengen; dan moet het vonnis worden aanvaard. Maar o als de Heere dan voor die ziel, door schuld getroffen en verslagen, dien gezegenden alles-in-orde-gebracht hebbenden Borg uitbrengt om tusschenbeide te treden met Zijn: Ik hebbe verzoening gevonden; o, als dan satan gescholden mag worden, uit de kracht van Christus algenoegzaam zoenoffer; en als door de toepassende daad des Heiligen Geestes de ziel dan wordt vervaardigd, om dezen Borg te omhelzen, en in het geloof, als met Gods eigen gave voor Gods troon te staan; ja dan wordt ervaren, dat wij ons oorspronkelijk kleed in ruwe Godsbespotting hebben verscheurd en in ’t slijk vertreden; maar dat die bespotte Christus een nieuw kleed des heils en een mantel der gerechtigheid heeft verworven, dien Hij ons óók omdoet, en waarmede we zóó zuiver bedekt, en zóó sierlijk wèlgekleed voor God zullen staan, dat de Koning lust zal hebben aan onze schoonheid.
Gelijk de ziel dan in bewondering opziet tot haren Liefste met het eerelied van Ps. 45 op de lippen: Mijn hart vervuld met heilbespiegelingen, zal ’t schoonste lied van eenen Koning zingen.
Zie zoo zal dan op Zijn beurt de Vorst van al uw schoon getuigen.
Spot vonden we al zoo uitgestort over zijn profetisch en over zijn Koninklijk ambt; maar evenzeer zoo over zijn meer priesterlijke waardigheid. Al is het ook dat het zich niet altijd wèl laat onderscheiden. Zoo herinneren wij ons hier de spottaal voor en òp het kruis: Indien hij de Koning Israël’s is, dat Hij nu afkome van het kruis; (Matth. 27:42) en dit begeleid door het: Indien gij de Christus zijt, verlos u zelf en ons (Luc. 23:39). Men verwijt Hem spottend, dat Hij zich als zulk een Koninklijke barmhartige priester heeft uitgegeven, dat Hij wel zou doen dit nu eens te toonen.
En…… Hij was juist bezig dit op al overweldigende wijze te toonen. Te toonen, te beoefenen juist door niet af te komen. Zoo moest Hij zich al dien spot en hoon laten welgevallen, om juist in goddelijke realiteit en waarheid zijn ambt uit te oefenen.
Ook nu wederom vergete men niet, hoe de Christus in al dit lijden stond als Borgen alzoo al de smart hiervan heeft moeten doorworstelen en doorvoelen, gelijk nooit eenig schepsel het heeft gekund. Immers Christus voelde den vloek Gods in dit alles. Die spotkroon op Zijn gezegende slapen zegt voor Hem iets meer dan de felste smarten, wien óók aangedaan. Immers we bezien daartoe de twee andere mogelijkheden van lijden onder de menschen. Bij de goddeloozen en bij de vromen.
De goddeloozen zullen wel den vloek des lijdens dragen, maar om er God in terug te vloeken. De vromen zij krijgen doornenkronen, maar waar de vloek uit weg is, ’t wordt dus een andersoortig lijden.
Maar zie hier de heilige karakteristiek in het lijden des Borgs. ’t Was enkel vloek, ook die spot; dat heeft Christus onverminderd in volle zwaarte gevoeld. Om uwentwil zij het aardrijk vervloekt, sprak God na den val; en nu zijn de doornen des aardrijks daar de uitbeeldende resulteering van. In die doornen om Zijn slapen gewonden, doorvoelt Christus dit in alle volheid en diepgang. Maar Hij vloekt er God niet in terug. Hij dóórdraagt het heilig. Borgtochtelijk geleden heeft niemand; zóó in alle volle zwaartekracht, zoo zonder éénige lafenis, en in alle volle heilige berusting, niemand, niemand als Hij alleen.
Zóó bespot is niemand als Jezus. Opdat ook niemand zóó juichend zingen zal, als Zijn gekochte Bruid.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1935

De Wekker | 4 Pagina's

Heilige karakteristiek des lijdens van onzen Heere Jezus Christus - XI

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1935

De Wekker | 4 Pagina's