Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet te ver

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet te ver

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Eenige weken geleden schreef ik in één mijner artikelen over de attestatiën, dat iemand die overkomt tot de Christ. Geref. kerk onderzocht moet worden, inzake zijne gevoelens over de Geref. leer. Dit stemt Ds. Kersten toe, maar hij heeft er bezwaar in dat ik de leer van een genadeverbond met de uitverkorenen van eeuwigheid en de supralapsarische verkiezingsleer reken tot afwijkende gevoelens der Geref. leer”. Hiervan zegt Ds. Kersten: „Gaat dit niet al te ver? Onze vaderen hebben elkander verdragen: supra en infra leefden samen, streden samen. Prof. de Bruin acht de supra niet toelaatbaar tot de Christ. Geref. Kerk. Jammer dat de geachte schrijver zulk een eenzijdig standpunt inneemt en dat terzake het genadeverbond zulke ongereformeerde opvattingen gehuldigd worden in de Christ. Geref. kerk.” En ten slotte schrijft Ds. K,: „Men bedenke, ook bij de Christ. Geref. wat onze vaderen in den bloeitijd beleden en in praktijk brachten.”
Het gaat hier om de vraag: Wat is de Geref. leer en wat zijn afwijkende gevoelens? De Geref. leer wordt gekend uit de belijdenisschriften der kerk. Daarom hebben onze vaderen de Geref. leer beleden. En wat zeggen nu onze belijdenisschriften en vooral de Canones van Dordrecht:
„Deze verkiezing is een onveranderlijk voornemen Gods, door hetwelk Hij vóór de grondlegging der wereld een zekere menigte van menschen, niet beter of waardiger zijnde als andere, maar in de gemeene ellende met andere liggende, uit het geheele menschelijke geslacht van de eerste oprechtigheid door hun eigen schuld vervallen in de zonde en het verderf, naar het vrije welbehagen zijns wils, tot de zaligheid, uit loutere genade, verkoren heeft in Christus, denwelken Hij ook van eeuwigheid tot den Middelaar en Hoofd van alle uitverkorenen en tot een fundament der zaligheid gesteld heeft”.
Onze belijdenis, dus de leer onzer kerk, is infralapsarisch. Ds. Kersten is supralapsarisch en het is dus niet te ver gegaan door mij, als ik beweer, dat D. K. afwijkende gevoelens heeft van de kerkleer, van de Geref. leer onzer belijdenisschriften. En wat eenzijdigheid betreft, die is meer bij Ds. K. dan bij mij. Ds. K. schrijft, dat ik een eenzijdig standpunt inneem en inzake het genadeverbond ongereformeerde opvattingen in de Chr. Ger. kerk gehuldigd worden. Maar als hij afwijkende gevoelens heeft inzake het supra en onze belijdenis, dan is hij niet eenzijdig, meent hij, Wie is eenzijdiger? Die zegt: ik houd mij aan de belijdenis en ook aan het doopsformulier, of die afwijkt en zegt, ik erken alleen een genadeverbond van eeuwigheid en verwerp wat het doopsformulier leert dat God Zijn verbond (genadeverbond) heeft opgericht met de kerk en haar zaad, zooals ook in Gen. 17 en Hand 2 : 39 geleerd wordt. Daarbij heeft de Chr, Ger. kerk altijd leeraars van het supra in haar midden geduid en dat doet zij nog, al erkent zij, dat deze afwijken van de leer der Dordsche leerregelen. Als ik de supra niet toelaatbaar achtte, zou ik reeds lang een gravamen bij de Synode ingediend hebben. Maar ik bedoelde alleen in mijn „kerkregeering”, dat de kerkeraad moet onderzoeken of iemand uit het supra consequenties trekt, welke gevaarlijk zijn en tot miskenning van het verbond der beloften (zie doopsformulier) leiden. Of is de leer van het doopsformulier niet wat onze vaderen in den bloeitijd beleden en in de practijk brachten? Daarom roepen wij aan alle Gereformeerden (in en buiten de Ger. gemeenten) toe: Bedenk wat onze vaderen leerden in den bloeitijd en uitspraken in Art. 16 onzer Ned. Geloofsbelijdenis.
Wij gelooven, dat ’t geheele geslacht Adams door de zonden des eersten menschen in verderfenis en ondergang zijnde God zich zelven zoodanig bewezen heeft als Hij is, te weten: barmhartig en rechtvaardig. Barmhartig, doordien Hij uit deze verderfenis trekt en verlost, degenen, die Hij in Zijn eeuwigen en onvergankelijken raad, uit enkel goedertierendheid, uitverkoren heeft, in Jezus Christus, onzen Heere, zonder eenige aanmerking kunnen werken. Rechtvaardig, doordien Hij de anderen laat in hunnen val en verderf, daar zij zichzelven in geworpen hebben. Dit is onze Geref. leer, die geen eenzijdig standpunt inneemt.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1935

De Wekker | 4 Pagina's

Niet te ver

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1935

De Wekker | 4 Pagina's