Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Tractaat - 19

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Tractaat - 19

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij hebben gezien, dat in de dagen der Hervorming velen niet aan uittreden behoefden te denken, omdat zij hun kerkgebouwen, gerugsteund door de Overheid, behielden. Maar dat niet uittreden karakteriseerde hun reformatie niet. Het karakter der reformatorische daad werd ter dege bepaald door breuke met de valsche kerk.
Telkens en telkens wil het Tractaat ons doen gelooven, en er ons steeds van doordringen, dat breuke met de organisatie, en breuke met het kerkverband niet is afscheiding, en dat men bij deze beide handelingen nog nimmer voor de vraag komt te staan, of de kerk, waarin wij ons bevinden, een valsche kerk is? Op blz. 159 toch lezen we:
Bedenk toch wel, bij breuke met de organisatie, zoowel als bij breuke met het kerkverband, kwam de geloovige nog nooit voor de kwestie te staan, of de eens ware kerk ook wellicht ongemerkt in de valsche kerk ware omgeslagen. Hij zag dan, dat de bestuursregeling in zijn kerk niet naar eisch van Gods Woord was, ook, dat de levensaard niet naar de weegschaal van Gods heiligdom, zelfs, dat het verband met andere kerken onheilig geworden was. maar zijn kerk zelve bleef hem nog altoos de kerke Christus. Aan uittreden dacht hij dus niet.”
Wanneer het Tractaat deze zienswijze toepast op de Reformatie, door Luther en Calvijn geleid, dan achten wij dit een onjuist beeld der historie, dat alleen door apriorisme kan worden geleid. De Hervorming was geen doleantie, maar afscheiding, en het getheoreticeer en geidialiseer van het Tractaat kan deze beschouwing, of liever, kan dit historisch feit niet omver redeneeren.
Juist daarom heeft de Christelijke Gereformeerde Kerk, als zijnde de wettige voortzetting van de kerk der afscheiding, haar directe continuïteit met de kerken dezer lande, zooals zij eens uit de reformatie zijn geboren. Het gaat hier niet over het getal, noch over gebouwen, noch over naam. Dit zijn altemaal bijkomstige dingen en omstandigheden. Dergelijke bijomstandigheden bepalen niet den aard eener reformatorische daad. Maar wanneer de confessie wordt ten grondslag gelegd, wanneer historische gegevens aan de orde komen, wanneer dogmatische beginselen als toetssteen worden geacht, dan heeft de Christelijke Gereformeerde kerk haar plaats onder de zon te handhaven als voortzetting van de kerk der vaderen tegenover allen, die haar deze plaats willen betwisten.
Natuurlijk voelen wij den band met andere kerkgroepen, die met ons uit de reformatie geworden zijn. Nimmer mogen wij een zoo sterk exclusivistisch standpunt aanvaarden, dat wij het alleen zijn, en dat er verder in Nederland niets anders is overgebleven dan een synagoge van den satan.
Wij erkennen, dat de lijnen der reformatie ook door andere kerken gaan, die met ons streven om de beginselen der hervorming te verdedigen. Maar gelijk elke kerkgroep, zoo wil ook de Christelijke Gereformeerde Kerk haar eigen beginsel en haar eigen plaats handhaven, meenende, dat deze beginselen het zuiverst in den schoot der Christelijke Gereformeerde kerk zijn bewaard. Ik geef hier deze uitwijding, omdat het Tractaat ons roept om ons te bezinnen over eigen standpunt.
Het Tractaat heeft deze nuttige zijde, dat het oproept om zich rekenschap te geven, wat onze gedachte moet zijn over de Christelijke Gereformeerde Kerk.
Op dit punt is het Tractaat dualistisch, en maakt onderscheid tusschen den aanvang en de voortzetting der Christelijke Gereformeerde kerk in ons vaderland. Er wordt dan onderscheid gemaakt tusschen de afgezetten, en de later eigener beweging uitgetredenen. Wij lezen op blz. 195 „Voor den stap der eersten is zooveel te zeggen, dat wij ons niet gaarne aan hun gemeenschap zouden onttrokken hebben,”
Hier wordt ongevraagd en ongezocht, misschien ook wel onbedoeld, deafscheiding geëerd. Als de eerste Afgescheidenen deze hulde waard zijn, dat zelfs een Kuyper hen gevolgd had, dan is hiermee het beginsel en het recht der Christelijke Gereformeerde Kerk uitgesproken.
De vraag blijft dan alleen in geding, of zij, die later uittraden en niet werden afgezet, recht gehandeld hebben, maar de oorsprong en het recht der Christelijke Gereformeerde Kerk is hiermee erkend, en dat ondanks, neen, zelfs door... het Tractaat. Wat nu betreft die later uittraden, en hen, die afgezet werden in 1834, is het Tractaat niet juist in zijn beoordeeling en geeft een scheeve voorstelling van zaken. Wij lezen op blz. 195 „de later gescheidene broederen daarentegen achtten zich gerechtigd in de kerken dezer landen de merkteekenen der valsche kerk aan te wijzen, en op dien grond met deze verdorvene synagoge des satans door nieuwe kerkformatie te breken.”
Zie, wanneer men zoo iets leest, dan vraagt men zich toch af, of de schrijver van het Tractaat wel ooit rustig de acte van afscheiding heeft gelezen, en of hij wel weet, dat zij, met wie hij zegt zóó één te zien, dat hij zich niet gaarne aan hun gemeenschap had onttrokken, juist zijn heengegaan, omdat zij in het Hervormd Genootschap niet anders konden vinden dan de valsche kerk naar luid der Gereformeerde confessie. De acte van afscheiding zegt uitdrukkelijk „ Uit dit alles te zamen genomen is het nu meer dan duidelijk, dat de Nederlandsch Hervormde kerk niet de ware, maar de valsche kerk is volgens Gods Woord en art. 29 van onze belijdenis”. Hoe kan nu het Tractaat spreken, dat eerst de later gescheidene broederen in de kerken dezer landen de merkteekenen der valsche kerk zagen, als reeds in de acta van afscheiding dit duidelijk en onomwonden wordt uitgesproken?
Dit dualisme tusschen hen, die afgezet werden en hen die later uittraden, is een gansch onjuiste voorstelling van het Tractaat, en moet door allen, die de Scheiding als een werk Gods achten, gelaakt worden.
Maar er is nog een andere fout, die hier door het Tractaat gemaakt wordt, een fout, die telkens terugkeert, en die toch door heel het Tractaat de Kracht van het betoog blijkt te zijn, d.i. het begrip valsche kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1935

De Wekker | 4 Pagina's

Het Tractaat - 19

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1935

De Wekker | 4 Pagina's