Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kribbe te Bethlehem - I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kribbe te Bethlehem - I

Wereldconcentratie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem, gelegen in Judea, in de dagen van den Koning Herodes, zie, eenige wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen, zeggende: waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben gezien zijn ster in ’t Oosten, en zijn gekomen om hem te aanbidden. Mattheus 2 : 1—2

In dezen adventstijd willen wij even onze Catechismus-overdenking laten rusten en naar Bethlehem het oog wenden.
wereldconcentratie is het, wat Bethlehems kribbe ons laat zien. Zoowel hier in het Mattheus Evangelie, als in dat van Lukas ziet ge, hoe heel het golvend wereldbeweeg in verband staat met Bethlehems kribbe. Heel het wereldrad beweegt zich om dezen spil van Bethlehem, en het is zoo waar, wat de wijsgeer Pascal eens heeft gezegd, dat zonder Bethlehems kribbe er geen wereldhistorie zou zijn. Bethlehems kribbe is wereldconcentratie, die leidt tot wereldreformatie.
Dat is het groote, het wezenlijke verschil, dat er gaapt en blijft gapen tusschen Bethlehems kribbe en deze 20e
Immers, ook onze eeuw is meer dan al haar zusteren een eeuw van wereldconcentratie. In vroeger eeuwen leefden de volken veel verder van elkander, en al heeft het zwaard van Alexander de Groote getracht een wereldeenheid te Reppen, en al heeft het Romeinsche rijk zij n kracht gegeven aan een wereldheerschappij, de afstanden en primitieve verhoudingen waren van dien aard, dat van deze eenheid nog al te weinig bleek, In onze eeuw met haar buitengewone combinatie-middelen, met haar technische overwinningen heeft men afstanden te niet gedaan en werelddeelen als aan elkander verbonden. De menschelijke geest heeft alom overwinningen behaald, en wat vroegere geslachten als een „onmogelijkheid” aanschreven, wordt thans meet een gemakkelijkheid uitgevoerd, die aan het fabuleuse grenst. De radio heeft bruggen over landen en woestijnen geslagen, en de vliegdienst heeft de grootste afstanden tot het minimale beperkt. Zoo is geboren wereld-verkeer, wereldhandel, wereldpolitiek, wereldcultuur.
Dat is de wereldconcentratie der 20e eeuw. En zeker, zij had een zegen kunnen zijn, maar zij is een ramp geworden, omdat ten slotte dit alles heeft geleid tot wereldruinatie, zoo niet wereldrevolutie.
Daar is maar één, zegge één, Punt in net schommelend en onevenwichtig wereldgebeuren, dat concentratie en reformatie brengt onder de volken; het is de kribbe van Bethlehem.
O zeker, ik hoor met U de ontzettende aanklacht al, die van de rookende oorlogsvelden en van de van bloed dampende moordkuilen uit Abessinië opgaat. Ik lees de beschuldiging aan het adres van hen, die zeggen den Christus te belijden, en die de wereld uiteenjagen door hun haat en wrok en oorlogsroes. Spreek dan niet van concentratie en reformatie, want de christenen hebben in twintig eeuwen geen kans gezien om deze stuk gebroken wereld uit haar jammerklacht op te heffen. Wanneer wij zulke aanklachten hooren laat ons dan niet dadelijk gramstorig worden, maar laat ons liever beginnen met te erkennen, dat de christenen tegen vallen, en dat vooral de christenen der 20e eeuw niet meevallen. Maar laat ons dan tegelijk verstaan, dat dit alles, hoe ontzettend ook, nog niets zegt van de Kribbe en van den Koning in de Kribbe en van het Evangelie der genade Gods in Christus. De wijzen uit het Oosten hebben nimmer gevraagd: waar en wat is het Jodendom? waar is de tempel? Zij vragen naar den Christus zelf. Waar is de geboren Koning der Joden? De Joden hebben een donker verleden, maar de Koning der Joden is toch nog iets anders. En zoo kunnen en zoo zullen wij ook thans hebben te zeggen: De Christenen vallen tegen, zij hebben een donkere bladzijde in de historie der wereld geschreven, en zijn weer bezig deze historieblâan met een zwarte bladzijde te vermeerderen, maar de Christus is nog iemand anders dan de Christenen. Wij hebben, Gode zij dank, geen evangelie van Christenen, maar wij hebben het Evangelie van den Christus Gods, en dat valt niet tegen, en dat valt nooit tegen, want het geeft, en het heeft HET antwoord op de allergrootste vragen van een moegeleefde wereld, zoowel als van een moegeleefde menschenziel.
Een edelsteen wordt er niet minder van, of een kinderhand dien wegwerpt, of een ander zijn echtheid betwijfelt, of een derde dien waardeert. De edelsteen blijft, wat hij is, en behoudt evengoed zijn waarde trots al die verscheidenheid van meeningen en handelwijzen. Zoo is het met den geboren Koning, met den Christus Gods. De een stoot zich aan de kribbe, en een ander bespot de windselen, een derde vraagt twijfelmoedig: hoe kan dat „God mensch geworden”.
Gode zij dank, de parel wordt er niet minder op, die het kennersoog in de windselen van Bethlehems kribbe ziet glansen en het jubilate klimt, als de wierook der aanbidding, omhoog: mijne oogen hebben Uwe zaligheid gezien.
Gelijk het staal naar de magneet wordt heengetrokken, gelijk de zonnebloem zich naar het zonlicht keert zoo moet ons hart met dat der wijzen zich leeren keeren naar het groote en alles beslissende concentratie-punt: Bethlehems kribbe.
Hier reiken tijd en eeuwigheid, strijdende en triumfeerende kerk, geloovigen uit de eerste en geloovigen uit de laatste eeuwen, rijken en armen, eenvoudigen en geleerden elkander de hand.
Men wordt getroffen bij het lezen der Evangelieën door de bonte verscheidenheid van personen, die zich rondom dit alles beheerschend middelpunt verdringen.
Ge treft er de priesterstand in een Simeon en Zacharias vertegenwoordigd, ge vindt er den arbeiderskring in de eenvoudige herdersgroep, die de nachtwacht houdt bij de kudde, gij telt er den huiselijken aard in het eenvoudige echtpaar van een Jozef en Maria, en gij kunt ook aantreffen de geleerdheid en de mannen van de wetenschap, die bij die schamele kribbe hun geschenken, en bovenal hun hart brengen, gezien in de wijzen van het Oosten.
En het zijn vooral deze wijzen, die herinneren aan de centrale plaats, welke Christus in de volkeren-wereld inneemt. Jezus is geen Heiland voor één natie, of voor een afzonderlijke groep. Hij brengt niet het evangelie van den klassenstrijd, die rijken en armen, kapitalisten en proletariërs, verdeelt en in het harnas jaagt, maar Hij brengt het Evangelie, dat al den volke wezen zal, en dat rijken en armen, geleerd en eenvoudig als broeders in Christus vereent, ’ en dat ons leert te huppelen vóór de arke der getuigenis met den geringste der onderdanen.
Zie het maar aan die Oostersche wijzen, die nu toch geen menschen uit de laagste klasse van het volk waren, en die men toch werkelijk niet kan uitsluiten van het denkend deel der natie, zie, hoe aan de voeten van Jezus ook de geleerde als een kindeke wil buigen.
Het heeft reeds beteekenis om er op te letten, dat niet Lukas, maar dat met nadruk Mattheus de geschiedenis van de wijzen uit het Oosten ons meldt. Wij zouden toch deze beschrijving eerder bij Lukas verwachten. Immers Lukas schreef niet direct voor Joden, waarom zijn Evangelie meermalen als het Paulinische is gekarakteriseerd geworden. Hij is de man van de internationale gedachte, die in de prediking van den Apostel Paulus zoo klaar en blij tot haar recht komt.
En nu zou het toch geheel in de lijn van Lukas gedachtegang geweest zijn, wanneer hij ook verteld had van het bezoek, dat de pioniers, de eerstelingen uit de heidenen, aan de kribbe van Jezus hadden gebracht.
Wonderlijk, Lukas, de internationale schrijver van het Nieuwe Testament, verhaalt er geen woord van, maar de Heilige Geest geeft Mattheus dit geschiedverhaal in de pen. Maar nu is het treffend, dat Mattheus voor Joden schrijft, zelfs zoo sterk, dat er geweest zijn, die aannamen, dat Mattheus zijn evangelie eerst in het Hebreeuwsch zou hebben geschreven. In zulk een particularistisch Evangelie zou men het allerminst verwachten een beschrijving van de wijzen uit het Oosten. Doch nu krijgt het juist te meer beteekenis, dat dit geschiedverhaal niet bij Lukas, maar bij Mattheus voorkomt. Dit spreken over de wijzen in zulk een particularistisch boek is een doodelijke wonde in het lichaam van het joodsche particularisme, dat altijd zich zelf verhoovaardigde. De vleeschelijk getinte Jood meende, dat er op aarde feitelijk maar één volk bestond d.w.z. het jodendom, en dat de God van Israël zich niet met andere volken inliet.
Neen, zegt Mattheus, op dit heilig blad, de Allerhoogste heeft nog anderen op aarde, die Hij met een oog van zoekende liefde gadeslaat.
Zelfs mogen wij het nog wat verder bekijken, en wij vinden hier met name in het anders particularistisch Mattheus Evangelie een commentaar op het woord van den Heiland: Velen zullen komen van Oosten en Westen, en aanzitten met Abraham en Izak en Jakob in het Koninkrijk Gods, en de kinderen des Koninkrijks zullen uitgeworpen worden.
Wat handelt de Heere toch vrjj.
Hij gaat hier voorbij de duizenden in Israël, die de wet en de verbonden bezitten, maar die met dat alles een doodendienst er op nahielden, en Hij roept ze en trekt ze uit het verre Oosten, die niets bezaten, maar die aan de hand van Gods verkiezende liefde naar Bethlehem worden geleid.
De Joden stonden vlak bij de bron, en zij vonden haar niet. De wijzen stonden er mijlen ver vandaan, maar, hoe ver ook, wij komen er wél, als God er ons hebben wil. Waar genade valt, daar valt zij vrij, en ook hier wordt weer in Gods Woord ons voorgehouden „genade is geen erfgoed”.
O, die vrije, souvereine genade! Dit is het eerste, dat een zondaar leert kennen als zijn ziel onder schuld gebogen naar God leert smachten, en dit is het laatste, wanneer aan den oever der eeuwigheid onze ziel wankelt en onze schuld pijnigt. Ja straks, als er geen tijd meer zal zijn, als de reine sfeeren des hemels vervuld zullen zijn met het machtige hallel der gezaligden, dan moge veel tot het verleden behooren, maar niet, wat wij hier op gebogen knieën hebben geleerd: GENADE.
Genade is de hand, die de Oostersche wijzen leidt, en genade ook het licht, dat de Oostersche wijzen bestraalt, en genade ook het lied, dat in het hart dezer wijzen zingt. Wij volgen hen op hun baan, en wat kunnen wij beter doen in dezen adventstijd dan in gezelschap reizen van de Oostersche wijzen, in wier ziel het onbegrepen en toch zoo zalig heimwee spant naar Christus en Zijn heil.
Deze bladzijde der Heilige Schrift, vol wereldconcentratie, leere ons de internationale lofzang:

Hoe heilig is Zijn Naam!
Laat volk bij volk te zaam,
Barmhartigheid verwachten.
Nu Hij de zaligheid,
Voor die Hem vreest, bereidt,
Door al de nageslachten.

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1935

De Wekker | 4 Pagina's

De kribbe te Bethlehem - I

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1935

De Wekker | 4 Pagina's